De trektocht van Wim Polinder
Hij is geen scherpslijper. Met orthodoxe verstarring heeft hij niets, met verzuiling weinig, met bezieling des te meer, voor jongeren en voor mensen die van het Woord nog nooit hebben gehoord. Wim Polinder, schrijver, docent, evangelist, misschien straks predikant.
Polinder (49) studeerde orthopedagogiek, werkte vervolgens als jongerenredacteur bij het Reformatorisch Dagblad, was als orthopedagoog in dienst bij het Begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs, was acht jaar evangelist voor Zending Gereformeerde Gemeenten in Guinee, is nu voor twee dagen aangesteld als parttime pastoraal-missionair werker in Bunde (Zuid- Limburg) en hoopt eind dit jaar beroepbaar te zijn als predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland.
Op het eerste gezicht is dat een trektocht door een duistere doolhof. „Niets is minder waar”, zegt Polinder in zijn hoekwoning in Bodegraven. „Dat veronderstelt dat ik al bijna dertig jaar op zoek zou zijn, maar God leidde ons leven, daar ben ik diep van overtuigd. Op moeilijke momenten in het leven wees Hij altijd weer de weg. De ene keer was dat door een gesprek met iemand, waarin zomaar de dingen op zijn plek vielen. Een andere keer ging ergens een deur dicht terwijl er een andere openging. Het gebeurde ook dat de Heere sprak, door Zijn Woord, onder een preek, tijdens het persoonlijk Bijbellezen.”
Lang genoeg
Wim C. Polinder trouwde in 1986 met Alberdien Segers. Haar vader, wijlen evangelist Joh. A. Segers, bevestigde hun huwelijk met de tekst uit Deuteronomium 33:27: ‘De eeuwige God zij u een woning, en van onder eeuwige armen.’ „Wij hebben op vele plaatsen gewoond”, zegt Polinder, „en we hebben ervaren dat die woorden waar zijn gemaakt: De eeuwige God zij u een woning. En Zijn eeuwige armen hebben ons gedragen en bijgestaan. Die armen waren sterk als wij zwak waren.
Zijn armen waren altijd lang genoeg, er is geen diepte in ons leven geweest waar Zijn armen ons niet konden bereiken.
Ik was zeventien jaar toen de Heere in mijn leven kwam, en ik was twintig jaar toen ik Jezus leerde kennen.
Sindsdien was er altijd een verlangen om in Zijn Koninkrijk te mogen dienen. Was het als evangelist in Nederland, of als predikant? Dat was voor mij niet duidelijk. Ik had alleen nooit aan de zending gedacht, terwijl het wel de zending werd.”
„Niet één”
Er was een vacature voor een evangelist in Guinee. Op de bondsdag van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten luisterde Polinder naar een vraaggesprek met
Gert Nieuwenhuis, algemeen secretaris van ZGG. Nieuwenhuis werd gevraagd hoeveel reacties er op die vacature waren binnengekomen. „Niet één”, zei Nieuwenhuis.
Polinder: „Nieuwenhuis keek op dat moment indringend de zaal rond en citeerde de woorden uit Jesaja waarin de Heere vraagt: ‘Wie zal Ik zenden?’”
Zoekend naar de juiste woorden: „Op dat moment was het alsof de Heilige Geest me aanraakte en me bereid maakte, waardoor ik in mijn hart de woorden van Jesaja uitsprak: ‘Zie, hier ben ik, zend mij heen’.”
Thuis zei Polinder tegen zijn vrouw: „Alberdien, ik denk dat we naar Guinee moeten.” En ze zei: „Dat is goed.”
Als schapen
Vlak voordat het echtpaar Polinder in december 1994 naar Guinee vertrok, om te werken onder de moslimbevolking in het afgelegen Mogofingebied, trof hem de Bijbeltekst: ‘Ziet, Ik zende u als schapen te midden van de wolven.’ (Mattheüs 10:16).
„Ik was liever als een leeuw uitgezonden, als een leeuw te midden van de moslims. Maar er staat met nadruk: Als schapen. Een schaap is een weerloos dier. Die kan alleen maar roepen en blaten om de hulp van de Goede Herder. Zo is het ook geweest, als schapen tussen de moslims, maar wel door Zijn kracht en in Zijn sterkte.”
De Mogofin-stam, waartoe naar schatting ongeveer 10.000 mensen behoren, had nog geen op schrift gestelde taal. Het eerste wat Polinder deed, was de taal op schrift stellen.
Hij ving woorden op, schreef ze op en breidde het taalapparaat langzaam uit naar een abstracter niveau. Polinder was wel blij toen een ander deze linguïstische klus overnam. Hij kon zich daarna meer concentreren op zijn eigenlijke taak als evangelist.
„Werken in Guinee was vooral vertrouwen bij de bevolking winnen, relaties opbouwen. Dat zijn langetermijninvesteringen. Bij het winnen van vertrouwen hoort ook dat je de lokale taal gaat spreken. De mensen op het dorp vonden het prachtig dat wij de moeite namen om hun taal te leren.”
Terugleggen
Na acht jaar werken in Guinee was het vanwege het onderwijs voor de kinderen tijd om terug te keren naar Nederland. Het loslaten van het werk viel wel moeilijk. „De Heere had ons Zelf naar Guinee geroepen. Het was onze vraag of Hij Zelf duidelijk wilde maken dat we nu ook weer terug mochten. De gelijkenis van het zaad uit Markus 4, waarop we van verschillende zijden werden gewezen, was voor ons genoeg: ‘Want de aarde brengt van zelve vruchten voort.’
Het zaad was gestrooid, lag in de akker. Daarna was de zaaier er niet meer bij betrokken, maar evengoed schoot het zaad wortel en groeide het. Wij mochten het werk loslaten en terugleggen in de handen van onze Zender. De aarde zou zelf haar vruchten voortbrengen.”
Op een koude en regenachtige woensdag landde het gezin Polinder op Schiphol. Hij had nog steeds geen ander werk. „Maar op vrijdag had ik een baan, als docent godsdienst en pedagogiek aan de christelijke hogeschool De Driestar in Gouda. De Heere zorgt, altijd weer.”
Doolhof
Het contact met Nederlandse jongvolwassenen boeide. „Ze zijn eerlijk, open, toegankelijk. Er waren veel mooie momenten in de colleges rond een geopende Bijbel, waarop we heel persoonlijk met elkaar konden spreken. Dan hing de hemel wel eens laag. Het is me tijdens de eerste jaren wel opgevallen dat jongeren overal over kunnen praten, over de Bijbel, over de kerk, over het geloof, maar als je vraagt wie de Heere nu voor henzelf was, stond de wagen vaak stil. Dat raakte me erg.”
In verband met zijn masterstudie “Godsdienst in de moderne wereld” deed Polinder onderzoek onder eerstejaarsstudenten van de pabo, jongeren van zo’n zeventien, achttien jaar, waarbij het vooral ging om de begrippen wedergeboorte en bekering. „Geen van hen durfde te zeggen dat ze persoonlijk de Heere kenden. Als ik dan vroeg wat hen tegenhield om op de Heere te vertrouwen, sloegen ze aan het redeneren. Het leek wel of ze zich in een doolhof bevonden en van de ene naar de andere kant liepen, zonder echt de uitgang te vinden. Ze dachten dat ze aan allerlei voorwaarden moesten voldoen en van alles moesten meemaken. Dat moet ons als ouders en opvoeders wel aanklagen, dat wij blijkbaar niet in staat zijn om het onvoorwaardelijke en bevrijdende van het Evangelie voor te houden en voor te leven. Daar hebben deze jongeren zo’n behoefte aan, ook aan opvoeders die hen voorleven hoe goed het is om de Heere te dienen, maar die hen ook voorhouden dat de Heere alles wil geven wat wij nodig hebben en dat wij volkomen zijn aangewezen op Zijn genade.”
Kern- en bijzaken
Wat Polinder in Nederland ook opvalt, is dat christenen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte zo weinig onderscheid maken tussen de kernzaken van het leven en de bijzaken. „We hebben hier dertien kerken die allemaal de drie gereformeerde belijdenisgeschriften onderschrijven en toch niet door één deur kunnen. Dat valt nergens ter wereld uit te leggen. We zouden meer onderscheid moet kunnen maken tussen inhoud aan de ene kant en vorm en traditie aan de andere kant. Omdat we zo slecht kunnen relativeren, is er zoveel verdeeldheid. Een traditie kan op zichzelf genomen goed zijn, maar niet iedere traditie is te funderen in de Schrift. Jongeren vragen daarin helderheid. Ook als iemand erg nauw in zijn geweten is, wordt van hem gevraagd de ander wel enige ruimte te geven. In het wegen en veroordelen van elkaar spreekt zo weinig naastenliefde.”
Met verzuiling heeft Polinder weinig. „Ik kijk graag naar wat mensen verbindt. Wat hebben we in de gereformeerde gezindte gemeenschappelijk? Hoe kunnen we elkaar tot een hand en een voet zijn, zeker als het gaat om de eer van Gods Naam en de uitbreiding van Zijn Koninkrijk? In Guinee heb ik meer oog gekregen voor de veelkleurigheid en voor de verscheidenheid van de gemeente van Jezus Christus. De wereld is een dorp geworden. In het kleine Nederland kunnen we met verzuiling geen kant meer op.”
De volgende stap
Enkele jaren geleden ging Polinder met zijn gezin over naar de Protestantse Kerk in Nederland. Daar hoopt hij eind dit jaar beroepbaar te worden gesteld. „Daarbij herken ik mij in de opmerking die dr. A. de Reuver eens maakte in een interview, toen het ging over predikant worden: ‘Niet in de Gereformeerde Gemeenten, zoals ik had gedacht, maar in de Hervormde Kerk, zoals de Heere had gedacht.’
Spurgeon zei ooit tegen zijn studenten dat, als ze ermee tevreden konden zijn om een ander beroep uit te oefenen, ze dan in ’s hemelsnaam moesten gaan. Maar als de Heere roept, dan voel je iets van het “Wee u”, als je het Evangelie níet predikt. Zo ligt het ook voor mij.”
Ondertussen werkt hij, naast zijn werk als docent Godsdienst aan de pabo, voor twee dagen in de week als pastoraal-missionair werker voor de christelijke gemeente Bunde/ Meerssen. „Ik voel daar mijn missionaire bloed weer stromen.”
Een woord van Bonhoeffer is Polinder altijd bijgebleven: „Wie de hand aan de ploeg slaat, kijkt niet achterom, evenmin naar onafzienbare verten, maar naar de volgende stap die hij moet zetten.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 september 2012
Terdege | 164 Pagina's