BIJBELVERTALING
Al deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en kanoniek, om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen. En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is; en dat niet zozeer omdat ze de kerk aanneemt en voor zodanig houdt; maar inzonderheid, omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn.
Zo wordt in artikel vijf der Nederlandse Geloofsbelijdenis gesproken over het gezag van de Schrift. Gebondenheid niet aan menselijke inzettingen, maar aan Gods Woord alleen, was het kenmerk der Reformatie. Vandaar ook, dat men in die tijd grote aandacht besteed heeft aan de vertaling van de Bijbel in de landstalen. In Nederland kwam in de zeventiende eeuw, in opdracht van de bekende Dordtse synode, de statenvertaling gereed. Deze vertaling is van grote betekenis geweest, niet alleen voor de kerk, maar ook nationaal, daar zij een belangrijke bijdrage leverde aan de wording van de Nederlandse taal.
Rond de eeuwwisseling kwam van vrijzinnige zijde een nieuwe vertaling tot stand, de zogenaamde Leidse vertaling. Deze vond echter weinig ingang. Anders was dat met de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, die de laatste decennia in vele kerken de statenvertaling van zijn plaats verdrong. In orthodox-gereformeerde kring bleef men echter bezwaar maken tegen deze vertaling, waaraan ook niet-gereformeerde theologen hadden meegewerkt en die op tal van punten daarvan de sporen droeg.
Elke vertaling draagt immers in meerdere of mindere mate een subjectief karakter. Taal is nu eenmaal geen wiskunde. En zeker de vertaling van de Bijbel is niet alleen een zaak van wetenschappelijke kennis, maar ook van het hart. Het gaat daarbij immers niet om een menselijk geschrift, maar om Gods Woord. Daarbij komt dat men ook te kampen heeft met het probleem van de soms wat uiteenlopende handschriften en in het algemeen met de grote afstand in tijd en levenssfeer tussen de Bijbelschrijvers en het heden.
Sinds de uitgave van de nieuwe vertaling van het NBG is de ontwikkeling verder gegaan, veelal in de verkeerde richting. Vandaar dat men in de rechterflank der gereformeerde gezindte enkele jaren geleden overging tot het oprichten van een Gereformeerde Bijbelstichting. Men meende niet meer met het NBG te kunnen samenwerken. Tegen deze samenwerking waren inderdaad tal van bezwaren aan te voeren.
Samen met de rooms-katholieken wordt immers door het NBG gewerkt aan een oecumenische vertaling. De medewerking van het NBG aan het jeugdfestival Palaver van vorig jaar kan evenmin onze waardering voor het Bijbelgenootschap verhogen.
Bovendien is het NBG de laatste jaren haar taak steeds breder gaan opvatten. Beperkte men zich vroeger tot Bijbelvertaling en Bijbelverspreiding, thans rekent men het ook tot zijn taak om boeken en geschriften over de Bijbel uit te geven. Op de algemene vergadering van het NBG vorige week, werd dit laatste nog uitdrukkelijk onderstreept. Op dat bredere terrein zullen de theologische geschilpunten echter veel eerder en veel sterker tot uiting komen, dan wanneer men zich beperkt tot Bijbelvertaling en Bijbelverspreiding.
Daarbij komt dat zich in proteslants-christelijke kring ten aanzien van de Schriftbeschouwing ingrijpende wijzigingen hebben voorgedaan. Met name in de kring van de Gereformeerde Kerken wordt de reformatorische lijn ook op dit punt steeds meer losgelaten, terwijl ook de hervormde Klare Wijn in reformatorische ogen niet veel anders dan troebel water is.
Niettemin meenden anderen, met name uit de kring van de Gereformeerde Bond, dat het ondanks allerlei bezwaren (nog) niet noodzakelijk en verantwoord was om met het NBG te breken. Dit meningsverschil in de kring van hen, die aan de statenbijbel willen vasthouden, dreigt zich nu toe te spitsen ten aanzien van de heruitgave van de statenvertaling. Zowel de Gereformeerde Bijbelstichting als een commissie van het Nederlands Bijbelgenootschap zijn hier reeds enkele jaren mee bezig. Door deze betreurenswaardige ontwikkeling komen er straks wellicht twee onderling verschillende edities van de statenvertaling uit.
Want ook al wil men de statenvertaling handhaven, dan kan men toch niet volstaan met een ongewijzigde herdruk van de uitgave van 1637. Sindsdien is immers de spelling van de Nederlandse taal ingrijpend veranderd. Daarbij komt dat allerlei woorden in de loop der jaren in onbruik zijn geraakt of een andere betekenis hebben gekregen. Onze taal is nu eenmaal voortdurend aan verandering onderhevig; of we dat nu leuk vinden of niet, het feit ligt er.
Het is niet moeilijk hiervan voorbeelden te geven. In oude statenbijbels komt — bijv. in het tiende gebod — het woord wijf voor. Dat heeft nu het karakter van een scheldwoord, maar was vroeger een normale benaming. Terecht is daarom in nagenoeg alle Bijbels het woord wijf vervangen door vrouw. In Hebreeën 7:26 lezen we; want zodanig een hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet. In de tijd van de statenvertalers betekende onnozel onschuldig; thans hoeft het echter een negatieve klank. Iemand die onnozel is, is niet goed wijs. Vandaar dat dit in sommige uitgaven van de statenvertaling dan ook door onschuldig is vervangen. Het zou immers niet van eerbied voor de Heere Jezus getuigen wanneer we hier het woord onnozel lieten staan.
Het aanbrengen van deze wijzigingen betekent natuurlijk niet, dat men de statenvertalers wil gaan verbeteren. Men doet niets anders dan de onjuistheden corrigeren, die door de wijzigingen in onze taal gegroeid zijn. Terwijl Rome tot voor kort in de liturgie het latijn als kerktaal handhaafde, ook al werd dat door het overgrote deel van de kerkgangers niet verstaan, hebben de mannen van de reformatie van een aparte kerktaal nooit willen weten. De statenvertalers hebben de Bijbel „getrouwelijk overgezet" in de taal van hun tijd; hadden ze eerder of later geleefd, dan hadden ze ongetwijfeld de Bijbel vertaald in de woordenschat van dat tijdperk.
Voor het gereformeerde volksdeel, dat aan de statenvertaling wil vasthouden, zou het van grote waarde zijn wanneer men van de kant van de Gereformeerde Bijbelstichting en van de zijde der NBG-commissie tot een gelijkluidende tekst kon komen. Beide zijn het er over eens dat een ongewijzigde herdruk van de editie van 1637 niet zinvol is. Over de mate waarin wijzigingen moeten worden aangebracht lopen echter — naar onze informatie — de opvattingen uiteen.
Toch zal men ernstig moeten nagaan of op dit punt geen overeenstemming te bereiken is. Wanneer er straks namelijk twee verschillende edities gaan komen, dan valt te vrezen dat de keuze voor de ene of de andere editie ten onrechte als een schibbolet gebruikt gaat worden. De verdeeldheid zou hierdoor maar worden vergroot.
Zou men er eenmaal in slagen om tot een eensluidende versie te komen, dan is het van minder belang hoe die tekst wordt uitgegeven. Die tekst zou zowel aan de Gereformeerde Bijbelstichting als aan het Nederlands Bijbelgenootschap ter beschikking kunnen worden gesteld, die hem dan eventueel elk afzonderlijk kunnen uitgeven. Veel belangrijker dan de vraag wie de uitgave verzorgt is het immers dat de uitgave tot stand komt.
Zeker als het gaat om de uitgave van de Bijbel, van Gods Woord, mogen persoonlijke, kerkelijke of organisationele gevoeligheden en rivaliteiten geen enkele invloed uitoefenen. Bidt om de vrede van Jeruzalem; wel moeten ze varen die u beminnen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1972
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1972
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's