VERBREIDERS VAN EVANGELIE IN DE LAGE LANDEN AAN ZEE
Willibrord en Bonefatius
Radboud, de heidense koning der Friezen, die met wisselvallig succes streed tegen de Frankenkoningin Pippijn van Herstal en zijn zoon Karel Martel. Toen bisschop Wolfram hem wilde dopen trok hij zich op net laatste moment terug, omdat hij liever bij zijn heidense voorvaders wilde zijn.
"HET GAAT OM GODS GLORIE''
Te Dockinghen quanten hem aen
Die onbekende wilde Friezen,
Die, ghelike verwoede riesen.
Hem versloegen en sine Ghesellen
Dus, als gij hier hoert vertellen
(Melis Stoke)
Toen het Romeinse rijk in de vijfde eeuw snel zijn ondergang tegemoet ging, was er van een Nederlands volk nog in het geheel geen sprake. Reeds sedert 370 waren allerlei volken uit Noord- en. Oost-Europa strijdend en plunderend in zuidwestelijke richting opgedrongen. Het grote rijk was te zeer verzwakt om aan deze „volksverhuizing" weerstand te bieden. De Westgoten plunderden Rome in 410 en in 452 veroverden de Hunnen onder Atilla Noord-Italië. Een kwart eeuw later nam Odovakar, een aanvoerder der Germaanse stammen, het bewind over in Italië en zette de Romeinse heerser in het westen af. Vanaf dit ogenblik rekent men het einde van de Romeinse heerschappij (476).
Voortaan had de keizer alleen nog macht in Constantinopel en het oosten. De Germanen onder Odavakar moesten echter spoedig wijken voor de Oostgoten. Hun koning Theodorik vestigde zich in het gebied van Ravenna, waar nog heden ten dage kerken met schitterende mozaïeken aan hem herinneren
Al deze volken hadden in de loop van twee eeuwen het aangezicht van West-Europa totaal doen veranderen. Met enig recht kan men zeggen, dat hier een nieuwe periode in de geschiedenis begint, nl. die der Middeleeuwen.
FRANKEN
De volken die op het wereldtoneel verschenen waren deels heidenen deels christenen, maar dan Ariaans, zoals de Goten en Germanen.
In het noorden van Gallië vormden zich omstreeks 450 verschillende Frankische rijkjes, die door koningen werden bestuurd. Over één van deze rijkjes regeerde koning Childerik uit het huis van de Merowingen. Hij resideerde in Doornik, gelegen aan de Romeinse weg van Keulen naar Boulogne. Zijn zoon en opvolger Clovis aan de kerstingen van de andere Frankische rijkjes uit de weg ruimen en werd zodoende heerser over geheel Frankenland hij breidde in de, loop der jaren zijn rijk uit naar het zuiden tot aan de Loire.
Behalve over de heidense Franken regeerde hij in Galljë ook over een Romaans christelijke bevolking. Clovis kwam onder invloed van deze beschaving en liet zich omstreeks 506 té Reiïns alS christen dopen. Daar vele Franken zijn voorbeeld volgden, heeft 'deze bekering zeer verstrekkende .gevolgen gehad. Dat ' de overschakeling van een heidens naar een christelijk geloof maar oppervlakkig was is te begrijpen; veelal gebeurde het onder dwang, en antichristelijke gedachten en gebruiken bleven nog in zwang. Op de duur verromeinsten de Franken in Gallië, zij namen niet alleen de godsdienst maar ook de taal over en werden tot één volk, dat zich naar het zuiden uitbreidde.
FRIEZEN
De Friezen verspreidden hun invloed langs de kust en er ontstond een groot Fries rijk dat zich uitstrekte van de Wezer tot aan de Vlaamse stad Brugge. Zelfs Utrecht en Dorestad werden Fries.
Daar er een druk handelsverkeer tussen de Engelsen en het Merowingische rijk bestond, wilden de Franken de mondingen van de Maas en Rijn beheersen.
Onder de opvolgers van Clovis trokken de Franken naar het noorden, waar lang werd gestreden om de heerschappij van de riviermonden. Men kon de Rijn beschouwen als de grens tussen het christelijke Frankenland en de heidense Friezen, die zich verbonden hadden met de uit het oosten gekomen Saksen. De Franken stichtten in Utrecht, nadat het weer heroverd was op de Friezen, een kapel, van waaruit de Frankische zending naar het noorden gedirigeerd werd. Veel succes hadden de Merowingische zendelingen in Friesland niet, omdat zij er als vijanden beschouwd werden.
Van doelbewuste zending kan men pas spreken als de Angelsaksen Vanuit Ierland naar de Lage landen overkomen. Daar leefden christenen die niet in contact stonden met Rome. Zij hadden andere ceremoniën en gebruiken en hun kerkelijke organisatie werd niet beheerst door de bisschoppelijke hiëarchie maar door de kloosters en het gezag van de abten.
Ierse monniken trokken de gehele wereld in om op gevaarlijke reizen de edele arbeid te gaan beoefenen. Columba vestigde zich aan de Schotse kust en daardoor verbreidde zich het christendom in Schotland. De Ier Columbanus ging nog verder; hij bouwde in de Vogezen en Noord-Italië verschillende kloosters. Hoewel de Iers-Schotse kerk geheel buiten de suprematie van de paus stond, droeg ze toch belangrijk bij tot de kerstening van Europa.
Vanaf dit ogenblik wijdden de Engelse kloosterlingen zich aan de zendingsarbeid in onze streken. Zo deed Egbert, een Engelse edelman,, de gelofte om zijn leven, verder aan pelgrimsreizen te slijten, ten einde naar het bekrompen bijgeloof van die dagen het Hemels rijk te winnen. Hij begon met grote ijver onder de stammen van Duitsland. De noordelijke Germanen aan de zeekusten, vooral Friesland, waren het doel van zijn tochten. Helaas belemmerde een schipbreuk zijn werk en opeens was alle ijver bekoeld. Onverrichterzake keerde hij weer huiswaarts.
Standvastiger was zijn medereiziger Wigbert, de Ierse anachoreet (kluizenaar). Geen schipbreuk schrok hem af: hij hervatte in 688 zijn tocht en predikte twee jaren het Evangelie in Friesland. Tevergeefs echter, want Radboud, de gezworen vijand van het Christendom, bood weerstand en verdreef hem uit zijn land. Het leek wel of Friesland voor het Evangelie gesloten was. Nu zond Egbert na de slechte resultaten Willibrord naar overzee.
Willibrord werd circa 658 in Northumbië geboren. Zijn vader, Wilgil, die als kluizenaar in een zelfgebouwde kapel aan de Humber woonde, stuurde Willibrord ter opleiding aan Wilfrith, in het Iers-Schotse klooster Ripon (bij York). In diens geest werd Willibrord opgevoed. Na jaren verliet hij Wilfrith en voegde hij zich bij zijn geestverwant Egbert. Twaalf jaar later zond Egbert hem uit aan het hoofd van elf zendelingen en in 690 stapten ze bij de Rijnmond aan land. Willibrord gold in die dagen voor een wijs en geleerd man, die nooit terugdeinsde voor bezwaren, maar wat hij begon met volharding doorzette.
In Friesland en onder de Saksen trad hij op als een apostel van het Christendom. Daar hij zijn werk niet steelsgewijs wilde doen, vroeg hij toestemming aan Radboud.'' Deze had juist Zuid-Friesland verloren aan, de Franken en vertoonde meer dan ooit een afkeer van de Christenen. Veel steun ontving hij echter van de Franken, Pippijn van Herstal wees hem het land der Friezen toe als zendingsveld en beloofde hem staatkundige hulp.
Toen Willibrord echter tot Utrecht doorr gedrongen was, werd hij door de wrede Radboud gestuit. Hij besefte nu ook een kerkelijke wijding nodig te hebben €n reisde naar Rome voor een pauselijke zegening. Naar de dwaling van die tijd bracht hij een schat van reliquien mee, die hem moesten helpen met de bekering van de heidenen.
In Friesland predikte hij het Evangelie echter nog niet, daar de toegang hem door Radboud verboden was; zijn arbeid bleef beperkt tot de streek ten zuiden van dë Rijn.
UTRECHT
Toen Pippijn in 692 met een machtig leger op Friesland aanrukte en slag leverde bij Wijk bij Duurstede, schreef hij de aan hem onderworpen Friese heerser de vrede voor. Utrecht werd voor Willibrord geopend en baande hem verder de weg naar het noorden. Pippijn begunstigde de werkzaamheden van Willibrord en beloonde de aanneming van zijn prediking met vorstelijke geschenken.
Daar Pippijn samenwerkte met de paus werd Willibrord in 696 tot aartsbisschop onder de Friezen gewijd, doch zonder bepaalde zetel. Maar Willibrord ging hogerop, want ook onder de Saksen wilde hij het Evangelie brengen. In Utrecht echter was hij veilig voor het heidens geweld, omdat hij beschermd werd door de Frankische vorsten.
Daar onder de schaduw van het koninklijk slot begon hij zending te drijven onder de Noordgermanen. Met onverdroten ijver kampte voor de goede zaak. Was hij reeds eerder bezig geweest met de bestrijding van de afgoderij op Walcheren, later (696-714) verlegde hij zijn werkterrein langs de Rijnoever, het tegenwoordige Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Vlaanderen en Brabant. Hij grondt er overal een gevestigde kerk.
Te Utrecht verrijst op de puinhopen van de Dagobertskapel, die van Willibrord, terzijde van het koninklijk slot. Ook de bewoners van de zeekusten bezuiden de Rijnmond komen met de leer van het kruis in aanraking.
Wanneer hij optrok naar de woeste Denen of de monding van de Elbe| de toenmalige zetel van koning Radboud, werd hij door de Friezen verdreven. Overal werd zijn werkkring begrensd door de vrijheidszin van de Friezen.
Vanuit Denemarken nam Willibrord dertig jongemannen mee om hen tot inlandse leraars op te leiden. Op de terugtocht joeg een storm hen op een van de Waddeneilanden en aanstonds verkondigde hij hier de Blijde Boodschap; enkele inlanders gaven zich gewonnen. Hij doopte hen in een voor de Friezen heilige bron en liet er heilige dieren slachten om aan het nodige voedsel te komen. De heidenen waren verbaasd en de koning vroeg aan Willibrord om rekenschap. Eén van zijn metgezellen werd gedood en Willibrord werd weer naar Frankisch gebied teruggezond.
ECHTERNACH
Willibrord zag in dat hij een vast punt buiten Frankisch Friesland nodig had en stichtte met de hulp van Pippijn een klooster te Echternach, dichtbij Trier. In 714 werd hem het klooster Süstern toevertrouwd. Willibrord had goed gezien: na de dood van Pippijn gaf de tweedracht van de Franken ruimte aan Radboud, die zijn gebied terug roofde. Hij hielp de Neustrisiërs en versloeg Karel Martel bij Keulen. Zuid-Friesland was weer in zijn bezit. Overal werden nu de priesters verjaagd en kerken verwoest.
Vanuit Echternach moest Willibrord lijdelijk toezien hoe er in zijn arbeidsveld huisgehouden werd door de heidenen.
In 718 versloeg Karel Martel Radboud weer en ontnam hem zijn heroverd gebied. Toen de Friese heerser een jaar later stierf, sloot zijn opvolger vrede met de Franken en kwam de weg vrij voor de verkondiging van het Evangelie. Vanuit Utrecht voltooide Willibrord de kerstening van Frankisch Friesland. Ondanks de medewerking van Karel gelukte het hem niet het bisdom Utrecht uit te breiden: de vrije Friezen bleven heidenen.
BONEFATIUS
Reeds gedurende het leven van Willibrord was er een andere figuur op getreden, die op gelijke voet met hem gesteld moet worden: Winfrid, later Bonifatius geheten, een van de grootste mannen uit zijn tijd. Hij werkte niet alleen in Friesland, maar ook grotendeels in Germanië. Duitsland van de Alpen tot aan de Oostzee lag voor hem open en niet alleen Friesland. Toch was hij ook hier werkzaam, evenzeer als in Saksen, Beieren en Thüringen.
Ontvlucht uit Engeland landde hij bij Wijk bij Duurstede aan de Rijn. De tegenstand van Radboud ontsloot hem daar de werkkring. Schijnbaar heeft hij nu vruchteloos een zomer in Friesland gesleten. Hij keerde naar Engeland terug, waar hij tot abt van Nuthcelle werd gekozen.
Toch liet zijn roeping hem niet met rust, via Frankrijk begaf hij zich naar Rome, om van daaruit zijn reizen voor te bereiden. De paus verzekerde hem de steun van de Frankische heersers. Hij trok over de Alpen en riep de hulp van Frankrijks koning in. Na de dood van Radboud sloot hij zich in Utrecht bij Willibrord aan. Hij werkte drie jaar met hem samen (719-722). Willibrord, die toen ruim zestig jaar oud was, wil aan hem het bisschopschap overdragen, maar hij weigert.
Sinds 1922 vinden wij Bonifatius onder de heidenen aan de Lahn, aan de Saaie en in Hessen. Vele duizenden lieten zich daar dopen. Toen hij dit aan de paus rapporteerde zag deze de kans schoon om de Christelijke kerk benoorden de Alpen te brengen. Bonifatius ketende de Duits-Katholieke kerk aan Rome.
Na de dood van Karel Martel volgde Pippijn de Jonge zijn vader op in Neustrië, Austrasië, Allemanië en Thüringen. Hij bood Bonifatius zijn hulp aan bij de hervorming van de kerk. Aldus werd het eerste Germaanse concilie gehouden (april 742). Bonifatius werd nu over alle bisschoppen gesteld. Elk jaar moesten voortaan synoden gehouden worden. Bepalingen tegen wapenhandel, jachtbedrijf en losbandigheid werden uitgevaardigd. Valse priesters en ontuchtige diaken werden afgezet.
Voor de derde maal, in de avond van zijn leven trok Bonifatius naar Friesland Willibrord was reeds lang gestorven. Radboud II was ijverig bezig het heidendom weer te ontsteken. Door de bloedige vervolging der christenen ontbrandde de ijver van de oude zendeling. Zijn besluit was genomen. De ondergang van de zaak van het Evangelie kon hij niet dulden; waar hij begonnen was, wilde hij zijn taak ook afmaken.
Moedig trok hij op naar de buurt van Utrecht en vanuit Holland stevende hij over de Friese meren naar noordelijk Friesland. Overal trok hij er rond, predikend en dopend.
Op Pinksteren 754 wilde hij de gedoopten het vormsel bedienen toen hij door gewapende Friezen werd overvallen. Hij verbood zijn vrienden de wapens te gebruiken en zo vonden allen de dood bij deze verraderlijke overval.
Zijn stoffelijk overschot werd over het Flevomeer en de Vecht naar Utrecht gebracht en verder vervoerd naar het klooster te Fulda (D.), om daar naar eigen wens te worden bijgezet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's