Gehecht aan de kerk
Woensdag 18 april 1906. In het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht –nu het conservatorium– vindt de oprichting van de Gereformeerde Bond tot Vrijmaking der Nederlandsche Hervormde Kerk plaats. Een aarzelend begin, want veel hervormd-gereformeerden zitten helemaal niet te wachten op een eigen organisatie.
Alleen gelijkgezinden mochten het gebouw in Utrecht betreden. Eerst moesten ze een biljet ondertekenen waarmee ze instemming betuigen met de gereformeerde belijdenisgeschriften en de noodzaak van vrijmaking van de kerk. De pers was niet welkom. Toch publiceerde het Algemeen Handelsblad (een voorloper van NRC Handelsblad) op zijn voorpagina een verslag van de oprichtingsvergadering. De verslaggever –wellicht een undercoverjournalist– zag weinig bekende gezichten. Maar de zaal was geheel gevuld, „voor het merendeel met publiek van het platteland.”
Planting Gods
De eerste vijftig jaren van de Gereformeerde Bond –sinds 2004 binnen de Protestantse Kerk in Nederland– worden beschreven in de bundel ”Bonders in opmars. Hervormd-gereformeerden 1890-1960” (uitg. Labarum Academic, Apeldoorn).
Deze „opmars” is alleen te begrijpen in het licht van de Doleantie van 1886, zegt dr. John Exalto, universitair docent historische pedagogiek aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Samen met prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar religiegeschiedenis aan de VU, redigeerde hij de bundel, die vrijdag in Veenendaal wordt gepresenteerd.
Veel gereformeerd gezinde hervormden hadden tijdens de Doleantie met Abraham Kuyper de vaderlandse volkskerk verlaten. Maar lang niet alle overtuigd gereformeerden voelden wat voor afscheiding. Ze waren gehecht aan de Nederlandse Hervormde Kerk, die in hun ogen een „planting Gods” was.
De hoogleraar dr. Hugo Visscher „sprong in het gat” dat de vertrokken kerkleden hadden achtergelaten, zegt Exalto. „Hij probeerde de gereformeerden die in de Nederlandse Hervormde Kerk waren overgebleven, te mobiliseren. Door zich in bonden te verenigen, konden de hervormd-gereformeerden in de kerk een machtsfactor vormen om haar van binnenuit te reformeren.”
Het is volgens Van Lieburg echter maar de vraag of de hervormd-gereformeerden op een eigen organisatie zaten te wachten. „Dat is het beeld dat nu bestaat: de Gereformeerde Bond mobiliseerde een groep mensen die daar klaar voor was. Maar nee, de meeste gereformeerden in de Nederlandse Hervormde Kerk hadden helemaal geen behoefte aan een eigen bond.”
Exalto: „Voor een deel konden ze nog terecht bij de Confessionele Vereniging, opgericht in 1864. Mensen gingen in de eerste plaats naar de kerk, niet naar een vereniging of een club om zich daarbij aan te sluiten.”
Van Lieburg: „Het ging hen vooral om de zondagse preek, om de geloofsbeleving. Het duurde nog tientallen jaren voordat er sprake was van een echte hervormd-gereformeerde beweging. Pas in de jaren dertig ontstond er zoiets als een hervormd-gereformeerde identiteit, die overigens lang niet altijd samenviel met de Gereformeerde Bond. In de beginjaren was het vooral een beweging van predikanten en onderwijzers. De gewone mensen keken eerst de kat uit de boom.”
Synodaal juk
Een van deze predikanten was ds. Everard Egidius Gewin uit Utrecht. Volgens hem zuchtte de Nederlandse Hervormde Kerk onder het „synodale juk” dat haar in 1816 door de staat was opgelegd. Daardoor waren revolutie, liberalisme en modernisme de kerk binnengedrongen, stelde hij.
Tijdens de oprichtingsvergadering van de Gereformeerde Bond illustreerde ds. Gewin zijn betoog met een actueel voorbeeld: ds. Louis Adriën Bähler werd van hogerhand geen strobreed in de weg gelegd om in de christelijke kerk een goed woord van het boeddhisme te spreken: de synode verklaarde in juli 1905 de schorsing van de predikant door de classis nietig. Vrijmaking van dat synodale juk was daarom het belangrijkste doel van de nieuwe bond, vond ds. Gewin.
Over de koers van de Bond bestond vanaf het begin veel onduidelijkheid, zegt Van Lieburg. „Visscher wilde het orthodoxe volksdeel organiseren, maar was daarmee te laat. Dat had Kuyper al gedaan. Ik denk ook dat hij onderschatte hoe verdeeld de kerk was.”
Exalto: „Visscher wilden gereformeerde gemeenten in de Nederlandse Hervormde Kerk een zelfstandige status geven, terwijl meer confessioneel georiënteerde theologen zoals ds. Martinus Jongebreur en ds. Maarten van Grieken vooral de hele volkskerk op het oog hadden. Die wilden ze in haar totaliteit reformeren.”
Van Lieburg: „Visscher wilde gemeenten naar identiteit splitsen, zoals in feite na 1990 is gebeurd. In die zin had hij al goed door wat de praktijk was: mensen gaan eerder voor hun eigen smaak dan dat ze het geheel van de kerk voor ogen hebben. Maar daarin kon hij zijn medebroeders in de Gereformeerde Bond niet meekrijgen.”
Waarheid
Meningsverschillen leidden al in 1909 tot een scheiding der wegen. Prof. Visscher en ds. Jan Daniël de Lind van Wijngaarden (1862-1939) verlieten het bestuur van de Bond, die zijn doelstelling herformuleerde in een nieuwe naam: Gereformeerde Bond tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Nederlandse Hervormde (Gereformeerde) Kerk. Het streven naar „vrijmaking” van de kerk werd losgelaten. Het Gereformeerd Weekblad, dat prof. Visscher en ds. De Lind van Wijngaarden in 1895 waren gestart, kreeg in datzelfde jaar 1909 gezelschap van De Waarheidsvriend, die nu het officiële orgaan werd.
Van Lieburg: „De leiders worstelden allemaal met hetzelfde probleem, maar gaven verschillende antwoorden. Het ging om de vraag hoe ze de oude Hervormde Kerk, die aan het scheuren was in verschillende theologische richtingen, toch onder een gereformeerde identiteit kon laten functioneren.
Exalto: „Visscher wilde van de kerk een belijdende kerk maken door haar opnieuw te organiseren.”
Van Lieburg: „En hij had een politiek plannetje, namelijk de afschaffing van het Algemeen Reglement van 1816 door de overheid. Door de synodale organisatie had de kerk haar gereformeerde karakter verloren, vond hij.”
Exalto: „Daarom was hij ook zo teleurgesteld toen in 1905 het kabinet-Kuyper viel.”
Van Lieburg: „De Gereformeerde Bond kreeg geen duidelijk profiel omdat de leiders zo verdeeld waren. Eigenlijk heeft de kerkorde van 1951 de Gereformeerde Bond gered. Zo kreeg hij een front.”
Exalto: „Ook de figuur van prof. Johannes Severijn is belangrijk geweest. Hij wist de verschillende partijen op een lijn te krijgen.”
Hoe wilde de Bond dat; de waarheid verbreiden en verdedigen?
Van Lieburg: „Het ideaal was een volkskerk die, zoals vóór 1816, weer exclusief op de basis van de gereformeerde belijdenis stond. De Gereformeerde Bond probeerde dat te bereiken door de oprichting van een studiefonds en een leerstoelfonds. Rechtzinnige jongens kregen een kans te gaan studeren. Daarmee hoopte de Bond het aantal predikanten in de Hervormde Kerk dat een gereformeerde prediking bracht, te vergroten. Op de universiteiten kwamen leerstoelen waar de gereformeerde theologie gedoceerd werd.”
De hervormd-gereformeerde beweging herbergde in de loop der jaren uiteenlopende stromingen, constateren jullie. Zijn die nog steeds zichtbaar?
Exalto: „Er wordt weleens gesproken over een kuyperiaanse stroming, een meer bevindelijke groep en een verbondsmatige lijn. Het is de vraag of dat echt drie afzonderlijke groepen waren of dat ze meer door elkaar heen liepen.”
Van Lieburg: „Ik geloof niet dat je kunt zeggen dat er toen drie stromingen waren en dat die in de Gereformeerde Bond nog steeds zichtbaar zijn. Dat zou een versimpeling van de werkelijkheid betekenen. Het speelveld is totaal veranderd: er is nu sprake van secularisatie in de samenleving, de evangelische beweging is opgekomen.”
Exalto: „Ik zou ook geen lijnen willen trekken van toen naar nu. Ds. I. Kievit wordt door iedereen gelezen en gewaardeerd, terwijl hij in die tijd in de hervormd-gereformeerde beweging een eigen plek had. Om kerkpolitieke redenen had hij in 1927 voor het lidmaatschap van de Bond bedankt.”
Van Lieburg: „In de bundel ”Bonders in opmars” draaien we het eigenlijk om: bonders denken vaak dat ze deel uitmaken van één doorlopende geschiedenis. In het laatste hoofdstuk schrijft Mirjam Hofman dat de Bond –en dat doet iedere beweging– in de geschiedenis legitimatie en continuïteit zoekt. Wij hebben echter de indruk dat de hervormd-gereformeerde beweging vóór de Tweede Wereldoorlog heel anders was dan daarna. Er was eigenlijk geen continuïteit, maar dat is voor een organisatie altijd lastig om te erkennen.”
De oude idealen verwaterden in de nieuwe context, zegt Van Lieburg. Hij verwijst naar recente uitspraken van dr. A. J. Plaisier over de volkskerk. „We zullen altijd een volkskerk blijven”, zei de scriba van de Protestantse Kerk. „In die zin dat we een kerk zijn voor het hele volk. Maar de realiteit dwingt ons ook om onder ogen te zien dat er gebieden zijn in ons land waar we niet meer aanwezig zijn.”
Van Lieburg: „De volkskerkgedachte is echt achterhaald. Je kunt bepaalde idealen hebben, zoals kerk zijn voor het volk, maar dat zeggen alle kerken. Oude idealen zou je opnieuw moeten definiëren, zo mogelijk met andere organisaties, zoals de Confessionele Vereniging.”
De verhouding met de Confessionele Vereniging was jarenlang niet zo best.
Exalto: „De vereniging kreeg een concurrent aan de rechterzijde. De twee bleven lang tegenover elkaar staan. Toch zag je op lokaal niveau wel enige samenwerking. Zo wilde ds. Van Grieken in Delft liever samenwerken met zijn confessionele collega’s, met wie hij geestelijke verwantschap voelde, dan met ds. P. Zandt, die zeg maar rechts buiten de Gereformeerde Bond stond.”
Van Lieburg: „Voor de confessionelen waren de bonders eigenlijk mensen die hetzelfde deden als zij maar dan net iets meer. De Gereformeerde Bond vond dat de confessionelen te gemakkelijk compromissen aangingen met het midden van de kerk. In 1951 zie je dat de confessionelen volop voor de nieuwe kerkorde gaan, en dat de bonders na veel aarzeling afhaken. Rond het Samen-op-Wegproces zie je weer toenadering. Ik denk dat er nu een klimaat heerst om veel meer samen te werken. Ik zou zeggen: vergeet het verleden, maar pas nadat je er goed naar gekeken hebt – daar is deze bundel ook voor bedoeld.”
Verleiding van Kersten
Ook de verhouding met de afgescheiden kerken was dubbel. De Gereformeerde Bond deelde met hen de liefde voor het gereformeerde belijden, maar er was ook sprake van rivaliteit. De gemeenten die behoorden tot het door toedoen van ds. G. H. Kersten in 1907 gestichte kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten werden in De Waarheidsvriend van januari 1931 gekarakteriseerd als „afpluk-kerken.” Volgens het bondsorgaan teerden de Gereformeerde Gemeenten op gezegende hervormde gemeenten waar het Woord van God nog altijd gepredikt werd.
Exalto: „In hervormd-gereformeerde kring was men bang dat de mensen door de „verleiding van Kersten” zouden weglopen. Iemand als ds. I. Kievit wordt nu ook in afgescheiden kring gelezen, maar zelf hield hij gepaste afstand.”
U onderzocht de geografische spreiding van de hervormd-gereformeerde beweging aan het begin van de vorige eeuw. Is die te vergelijken met de spreiding nu?
Van Lieburg: „De eerste aanhangers van de Gereformeerde Bond kwamen vooral uit de stad Utrecht en het dorp Zegveld. Ze waren sterk verbonden met de persoon van Visscher en een paar andere predikanten. Onder gemeenteleden was er nauwelijks draagvlak voor de Bond.
In een inventarisatie telde ds. G. van der Zee in 1927 in totaal 477 moderne, 502 ethische, 451 confessionele en 214 gereformeerde predikantsplaatsen binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar lang niet alle gereformeerde predikanten rekenden zich tot de Gereformeerde Bond.”
De Gereformeerde Bond is nog steeds sterk aanwezig in Zuid-Holland, Gelderland en Utrecht, zegt de Amsterdamse hoogleraar religiegeschiedenis. „Maar door de toegenomen mobiliteit van mensen en de meer afgevlakte verhoudingen in de Protestantse Kerk in Nederland zijn bonders nu wel meer verspreid over het land. Zo was de Gereformeerde Bond vroeger nauwelijks vertegenwoordigd in Zeeland, maar de laatste decennia kwamen er enkele hervormd-gereformeerde predikantsplaatsen. Dat kwam deels doordat mensen uit andere provincies verhuisden en deels doordat bepaalde kerkelijke gemeenten zich ontwikkelden en zich bij de Geformeerde Bond gingen thuis voelen.”
Het boek gaat tot 1960. In hoeverre veranderde de Bond na die tijd?
Van Lieburg: „Volgens ons grondig.”
Exalto: „Het huidige profiel van de Gereformeerde Bond ontstond in de jaren zestig. Je kunt dan denken aan de Open Brief van 1967, waarin protest werd aangetekend tegen de horizontalisering van het christendom en de vermaatschappelijking van het heil. Er vond ook een theologische verbreding plaats. Veel hervormd-gereformeerden dachten niet meer in de oude schema’s van verbond-verkiezing, maar kozen voor een opener theologie.”
Van Lieburg: „De nadruk is meer komen te liggen op het leven als christenen in de hedendaagse cultuur. Of het geloof nu voor of na de wedergeboorte komt, een discussiepunt in de jaren zeventig, daar spreekt bijna niemand meer over.”
”Bonders in opmars. Hervormd-gereformeerden 1890-1960” wordt vrijdagavond vanaf 19.30 uur gepresenteerd in de Julianakerk, Prins Bernhardlaan 26 in Veenendaal. Prof. dr. J. Hoek en prof. dr. H. van den Belt zullen op het boek reageren. >>debanier.nl/bonders
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 24 november 2015
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 24 november 2015
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's