Zoeken van Verlosser gaat aan menselijk zoeken vooraf

De zendingsdag was georganiseerd door de zendingscommissie van de hersteld hervormde kerk in Garderen. De plaatselijke hersteld hervormde predikant, ds. W. Pieters, verzorgde de opening.

Ds. Kempeneers, christelijk gereformeerd predikant te Katwijk aan Zee, bepaalde zijn gehoor bij Psalm 68:32b: „Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken.” Morenland, het tegenwoordige Ethiopië, heeft in de profetieën geen beste naam. „Het was een oorlogs- en roofzuchtig volk. Een volk dat heel ver weg woonde van Jeruzalem, de plaats waar God Zich had geopenbaard. Morenland is het beeld van de zondige mens, iemand die zijn huid niet kan veranderen, zoals de Schrift daarvan getuigt.”

Daarmee hebt u een geestelijk beeld gekregen van de mens, de heiden, de jood en de kerkmens, stelde de predikant. „Ver weg van God, zwart van de zonde, geneigd tot al het kwade. Dat is de spiegel waarin de Schrift ons laat inblikken. Uit ons is er geen mogelijkheid om onze natuur te veranderen en terug te keren tot God.”

Wanneer Morenland zijn handen uitstrekt, is dat omdat God éérst de hand naar de Moor uitstrekt. „En dat gebeurt door de prediking, door zendelingen uit te zenden naar de einden der aarde. Daar wordt het Woord gepredikt. De belangstelling wordt gewekt, gesloten harten en blinde zielsogen geopend, de wedergeboorte door de Heilige Geest gewerkt.”

Morenland strekt zijn handen uit, zoals een kind naar zijn vader, namelijk om geholpen te worden. Dat doet een drenkeling die dreigt te verdrinken of een bedelaar die zijn lege handen laat zien. Daaruit spreken de nood en behoefte van een ellendig mens. „Hebt u zo uw handen uitgestrekt naar God, of probeert u nog met iets bij Hem aan te komen? Dat is geen roomse zuurdesem, maar de eigengerechtigheid van de kerkmens. Er is geen andere vrijmoedigheid dan de beloften waarop een zwarte zondaar kan pleiten.”

Morenland zál zich haasten: daarin ligt de garantie van de drie-enige God, met Zijn onwederstandelijke genade, aldus ds. Kempeneers. „Ik wil, en zij zullen. Zolang deze woorden in de Bijbel staan, zolang is er hoop voor een zwarte Moorman, voor mensen die schuld met schuld vermeerderen. Morenland háást zich, we mogen onze bekering geen dag uitstellen. Er is zo’n gewillige God: hoe zwaar wij gezondigd hebben, de genade Gods is groter dan de zonden van de hele wereld.”

De hersteld hervormde kandidaat K. van Olst (Genemuiden) sprak over Psalm 110:3: „Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht, in heilige sieraad.” „God vindt nergens van nature gewillige onderdanen, hier of op het zendingsveld. Wat een wonder dat de Heere Zelf daarvoor plaatsmaakt. We kunnen menen dat we gewillig zijn, maar dan zijn we onbekend met onszelf. Al ons ijveren kan de Heere niet aangenaam zijn. We zijn onwillig om van genade alleen te leven. God heeft een vijandig volk willen verlossen.”

Ook op het zendingsveld worden onwilligen ingewonnen om met hart en ziel voor God te leven. „Hebben we onze onwilligheid zien veranderen in gewilligheid om voor de Heere te leven? Zending bedrijven is oorlog voeren met de geestelijke wapenrusting: niet in eigen kracht, maar door het zwaard des Geestes, Gods Woord. In de Naam van de Heere Jezus ligt de ontkoming van de straf. Het Woord zal nooit ledig terugkeren, maar het zal doen wat Hem behaagt. Waar het Evangelie wordt gehoord, wordt een heiden een heiden en wil God goddelozen uit vrije genade zaligen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen