Sola Scriptura is een geloofsbelijdenis
Het sola Scriptura is geen machtswoord om een discussie te beëindigen of een kentheoretische zekering, maar een geloofsbelijdenis, reageert dr. A. Huijgen op dr. M. Klaassen en dr. M. Wisse.
Dr. M. Klaassen (RD 11-1 en 18-1) en dr. M. Wisse (RD 15-1) kruisten in deze krant de degens over het sola Scriptura. Helaas is de discussie nogal onhelder. Zo verheldert Klaassen niet wat hij onder ‘het’ sola Scriptura verstaat. Het is namelijk niet om het even tegen welk front je sola Scriptura inzet. In de zestiende eeuw werd het gebruikt als wapen tegen het normatieve karakter van de traditie. We leven nu in een andere context; het is de vraag of dát specifieke sola-begrip zomaar kan worden gekopieerd naar het heden. Klaassen schept op dit punt geen helderheid.
Wisse benadrukt dat mensen de Schrift feitelijk heel verschillend gebruiken. Een beroep op de Schrift als laatste autoriteit wordt nogal eens gedaan om het eigen standpunt absolute kracht te geven. Wisse vreest een machtsgreep onder vrome voorwendselen. Maar betekent dit dat elke vorm van sola Scriptura daarmee is uitgesloten?
Helaas gaan de beide collega’s niet helder op elkaars bezwaren in. De discussie vraagt om een voortzetting; een gesprek waarbij beider bezwaren worden ingebracht.
Machtsgreep
Klaassen erkent dat het niet denkbeeldig is dat sola Scriptura wordt gebruikt voor een machtsgreep. Daarom moeten we transparant en oprecht de Schrift hanteren. Opvallend genoeg laat Klaassen het daarbij, alsof het enkele voornemen om oprecht met de Schrift om te gaan een mens vrijwaart van misbruik. Hier neemt Klaassen de arglistigheid van ons hart onvoldoende serieus. Er gaat veel meer mis dan wij ons bewust zijn – zelfs al handelen we met de beste bedoelingen.
Verder hecht Klaassen er nogal aan de Schrift als leverancier van betrouwbare kennis te zien. Neem dat fundament weg, en alles valt om, zo redeneert hij.
Het zoeken naar zo’n vaststaand kentheoretisch fundament resulteert in een kennisgebouw waarin alles met alles samenhangt én de minste afwijking leidt tot het omvallen van het hele gebouw. Dan moet ook elk gegeven in de Bijbel wetenschappelijk kloppen en controleerbaar zijn. Eigenlijk projecteren we dan ons eigen verlangen naar een bepaald soort kentheoretische helderheid op de Schrift. Het is de vraag of de Schrift zelf dat verlangt. Die vraag stelt Klaassen niet.
Veel minder dan de gereformeerde belijdenis doet, spreekt Klaassen over het werk van de Heilige Geest, Die door profeten en apostelen gesproken heeft en Die in onze harten getuigt dat deze Schriften van God zijn. Dan gaat het niet om een fundament voor ware kennis, maar om de zekerheid van het heil.
Heeft Klaassen er eigenlijk vertrouwen in dat wanneer we, zoals Wisse voorstelt, samen de Schriften gaan lezen, de Geest ons in de waarheid leidt? Of moet dat tevoren kentheoretisch gezekerd worden? Maar zo’n abstracte zekerheid, los van de concrete omgang met de Schriften, is toch eerder een bedreiging dan een onderstreping van het sola Scriptura?
Juist in de omgang met de Schriften, al lezend en gezamenlijk zoekend, vinden we waarop het aankomt. Sola Scriptura is geen slot op de deur, maar een manier van leven, waarbij we de zekerheid niet op zak hebben maar verwachten, en ons laten bekritiseren door de Schriften.
Relativisme
Nu de andere kant. Heeft Klaassen niet een punt als hij Wisse vraagt of diens positie niet tot relativisme leidt omdat de lezer met zijn of haar belangen zo’n grote plaats inneemt?
Wisse wijst erop dat theologische belangen ertoe leiden dat bepaalde teksten naar voren worden gehaald en andere worden geneutraliseerd of genegeerd. Hij kijkt daarom liever naar het feitelijke Bijbelgebruik om te analyseren welke theologische selectiemechanismen daarbij werkzaam zijn. Overigens vindt hij dat de gereformeerde theologie het in dit opzicht best goed doet. Dat komt echter niet door sola Scriptura, maar door een goede theologie.
Toch blijft de vraag: Wordt door deze omgang met de Schrift het allemaal niet te vrijblijvend en te relativerend? Waarom is ‘gezag’ eigenlijk zo erg en macht zo gevaarlijk? Natuurlijk is de Schrift in mensenhanden niet veilig, maar heeft het Woord niet een eigen gezag als we daarin de stem horen van God Die spreekt (Calvijn)? Een groter vertrouwen in de Heilige Geest zou niet misstaan.
Waar Klaassen sterk kentheoretisch denkt, benadert Wisse de Schrift haast sociologisch. Hoewel allerlei belangen van lezers hun interpretatie van de Schriften kleuren, is het Woord niet zomaar een weerloze tekst. De Geest Die gesproken heeft door profeten en apostelen, werkt nog. Het getuigenis van de opgestane Koning relativeert tegelijkertijd alle machtsstructuren in deze wereld. Een benadering aan de hand van concrete leeservaringen is nuttig, maar vangt het geheim van deze Schriften niet per se.
Hopelijk ontstaan er langs deze lijnen openingen voor een verder gesprek over sola Scriptura. Laat het vooral mogen leiden tot een doordenking van de Schriftleer die voluit door de leer van de Heilige Geest is gestempeld. Wat sola Scriptura ook precies moge betekenen, laat het geen machtswoord zijn om de discussie te beëindigen, ook geen kentheoretische zekering, maar een geloofsbelijdenis. Neem en lees, en ontdek dat de Bijbel als Woord van God zich niet laat losmaken van Hem die het Woord is.
De auteur is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn >>ahuijgen.nl voor een uitvoerige versie van dit artikel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2014
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2014
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's