"Ik beschouw het christendom als filosofie"
Dr. Van Kooten ziet Paulus als stichter van een religieus-wijsgerige school
GRONINGEN - Paulus bracht een boodschap van verlossing, maar zette daarbij ook een kosmologie uiteen. Het ging hem niet alleen om de individuele verlossing, maar om de redding van de hele kosmos, om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dat betoogt de Groningse nieuwtestamenticus dr. G. H. van Kooten in zijn boek "Paulus en de kosmos", een bewerking van zijn Engelstalige proefschrift. Het boek zal deze week verschijnen.
Van Kooten heeft de nodige kritiek gehad op zijn dissertatie, van GBS-directeur L. M. P. Scholten in "Standvastig" tot VU-filosoof prof. dr. A. P. Bos uit de Gereformeerde Kerken. De een was beducht voor de aantasting van het schriftgezag, de ander voor de manier waarop de Griekse filosofie bepalend werd geacht voor het bijbels denken. Vooral Van Kootens stelling dat de brieven aan Kolosse en Efeze niet door Paulus maar door zijn leerlingen geschreven zijn (die vervolgens deze brieven op naam van Paulus zouden hebben gezet; pseudo-epigrafie), lokte veel kritiek uit.
In zijn boek "Paulus en de kosmos" (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer) zet Van Kooten zijn gedachten gepopulariseerd uiteen, al is het voor de niet-ingewijde lezer fors doorzetten om toegang te krijgen tot de Grieks-wijsgerige gedachtewereld. De ondertitel van het boek luidt: "Het vroege christendom te midden van de andere Grieks-Romeinse filosofieën". Dat is veelzeggend. Het christendom wordt in dit boek dus belicht als een filosofie. Van Kooten ziet Paulus als stichter van een religieus-wijsgerig genootschap.
Van Kooten: "Ik beschouw het christendom als filosofie. Daarmee bedoel ik vooral dat het christendom de invloed van de Griekse filosofie heeft verwerkt en zichzelf als een begeerte naar wijsheid verstaat. Religie en filosofie waren in die tijd lang niet zo onderscheiden als in onze tijd. Het christendom nam vooral afstand van de Griekse en Romeinse cultuur, voorzover die gestempeld was door het meergodendom, maar stond positief tegenover het wijsgerig denken over God. De filosofie werd gebruikt als hefboom om de cultuur te bereiken. Kerkvaders als Justinus en Clemens zagen de filosofie als een zoektocht naar het christendom, dat als de ware filosofie werd gezien."
Volgens prof. A. P. Bos is er een fundamenteel onderscheid tussen het Griekse en het bijbelse denken. Van Kooten is het daar slechts voor de helft mee eens en wil beide vormen van denken nauwer op elkaar betrekken. Er is voortdurend sprake van verschil én overeenkomst. "Het Jodendom en het christendom sloten aan bij het wijsgerig denken over de ene God. Vervolgens hebben zij echter het populaire volksgeloof in meerdere goden gekritiseerd. Door hun radicale monotheïsme hebben ze een wig gedreven in de heidense overtuiging dat de goden in de lagere regionen van de wereld openbaringen zijn van hogere goden, en dat het hogere in het lagere aangebeden kan worden. Als er één God is, zo meenden Joden en christenen, dan wil Hij ook als de enige Schepper verheerlijkt worden. Daarom zien we in de brieven van Paulus een grote plaats voor Christus weggelegd, Die als de tweede God, het Woord, in deze wereld kwam. Hij nam het vlees van mensen aan. Dat was ondenkbaar voor het Griekse denken, dat niet verder kwam dan de algemene verlichting van de wereld door de Logos."
Tegelijk sloot het christendom aan bij dat Griekse denken. Christus is in de volheid des tijds gekomen, niet op een willekeurig moment, vervolgt Van Kooten. "Het christendom was het antwoord in een periode van rijping van het Griekse bewustzijn. De komst van de Zoon was iets geheel nieuws, maar sloot wel aan bij de behoefte van de Griekse cultuur. Paulus doet in Handelingen 17:28 een beroep op de Griekse dichters die zeggen dat wij in Hem, in God, ons bewegen."
Het kruis is voor de Grieken echter een dwaasheid, houdt de Bijbel ons voor, maar volgens Van Kooten doelt Paulus hier vooral op de sofisten, niet op de Griekse denkers in het algemeen.
En het gevaar van rationalisme, dat volgens Bos het Griekse denken zou kenmerken?
Van Kooten: "Nee, dat kan ik niet volgen. Met de werkelijkheid van onze geest kunnen we ook Gods eeuwige kracht in de schepping ontdekken. Het gaat hier om de kenbaarheid van God in de schepping, waar Paulus in Romeinen 1 van spreekt. Dat maakt dat de mens niet te verontschuldigen is. Het wijst ons wel op onze verantwoordelijkheid wat we met die kennis doen."
Van Kooten wijst conform zijn proefschrift op de Griekse achtergrond van het woord kosmos. "De "wereld" in het Griekse denken is een kosmos, samengesteld uit krachten en machten, die in het Grieks "stoicheia" heten. De Statenvertaling vertaalt met "de eerste beginselen", maar in de oudheid verstond men er de fysische elementen onder waaruit de kosmos is samengesteld. Bij de Grieken gaat het echter nooit alleen om de fysische kosmos als zodanig, maar ook om de relatie tussen God en de kosmos. Paulus denkt dit verder door. Het gaat in het Nieuwe Testament niet alleen om de individuele verlossing, de mikrokosmos, maar om de héle kosmos. Daar ligt voor de orthodox-gereformeerde kring een vergeten hoofdstuk. Romeinen 8 spreekt over het zuchten van de ganse schepping en Paulus wijst op de toekomst die eens zal aanbreken, en waar God "alles in allen" zijn zal."
Volgens het Nieuwe Testament is de kerk het lichaam van Christus.
"Ik ontken niet dat de kerk het lichaam van Christus is, maar dat sluit niet uit dat ook de wereld het lichaam van Christus is. Paulus verwerkt deze gedachte zo, dat in de kerk reeds de volheid van Christus geopenbaard is, maar dat de wereld bezig is door Christus vervuld te worden. Het is voor mensen van de eenentwintigste eeuw misschien moeilijk voor te stellen om de kosmos te zien als een geheel dat bestaat uit fysische elementen, die rechtstreeks met God en Christus te maken hebben. Kosmos betekent dus iets anders dan alleen maar "wereld". De toegenomen kennis over de eerste eeuw noopt tot een andere vertaling dan de "eerste beginselen der wereld". De kosmologie die Paulus ontwikkelt is echter geen zelfstandige kosmologie maar een kosmische christologie. Het gaat om de centrale plaats van Christus in deze wereld."
Er is veel kritiek op uw proefschrift geweest. Heeft u die ter harte genomen?
"Ik heb met dit boek nadrukkelijk óók het orthodox-christelijke publiek voor ogen. Ik sta altijd open voor kritiek. Wat ik met dit boek wil laten zien, is dat er in het jaar 50 na Christus al een christologie bij Paulus te vinden was die uitging van het Godzijn van Christus. Dat is heel wat anders dan de gedachte dat er eerst een 'lage' christologie zou zijn, Jezus als mens, die later zou eindigen in een 'hoge' christologie, Christus als God, wat vervolgens weer vastgelegd zou zijn in oecumenische concilies. Ik draai het precies om."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 9 december 2002
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 9 december 2002
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's