Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vooral meer aandacht voor religiegeschiedenis nodig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vooral meer aandacht voor religiegeschiedenis nodig

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De toekomst van religiestudies hangt af van aandacht voor religieuze tradities in onderwijs en opvoeding, betogen prof. dr. H. van den Belt en prof. dr. F. A. van Lieburg.

Een verkenningscommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) presenteerde maandag haar voorlopige bevindingen over de staat van theologie en religiestudies in Nederland (RD 2-12). Die toestand is zorgelijk. Wil het nog wat worden met de bestudering van het christendom en andere godsdiensten, dan is op korte termijn actie geboden. De KNAW stelt daarom voor dat er een koepelorgaan moet komen (een Netherlands Academy of Religion, NAR) om religiewetenschappers bij elkaar te brengen en tot (financieel) vruchtbare samenwerking te komen.

Van eerdere voorstellen in die richting (bijvoorbeeld dat van Heiko Oberman uit 1989) is echter niets terechtgekomen. En veel kans van slagen is er ook nu niet, zo lijkt het. Daarvoor zijn er te veel tegenstellingen onder religieonderzoekers, tussen gelovige betrokkenheid en bewuste distantie, tussen duiding van religie als cultureel fenomeen of als richtinggevende levensbeschouwing, en tussen gebruik van Bijbel of confessie als bijzondere bronnen of als gewone teksten.

Zelfs op het relatief veilige terrein van de bestudering van het religieuze verleden is samenwerking niet zo gemakkelijk. In 1949 werd het Kerkhistorisch Gezelschap opgericht als contactorgaan van kerkhistorici uit theologische faculteiten en historici die zich vanuit een andere hoek met religie, kerk en theologie bezighielden. Het gezelschap functioneert nog prima, maar constateert inmiddels wel dat het aantal vakgenoten zienderogen daalt. En dat terwijl toch in allerlei niet-theologische en zelfs niet-historische disciplines veel aan religiehistorisch onderzoek wordt gedaan.

De vraag is of allerlei wetenschappers die zich op de een of andere manier met religie bezighouden, zitten te wachten op een orgaan dat religie vanuit een min of meer theologische insteek centraal stelt. Als een bundeling van krachten ergens zeer voor de hand lag, was het aan de Vrije Universiteit. Maar in de jaren 2008-2012 is dit daar jammerlijk mislukt.

Ook de kerken komen in het reddingsplan van de KNAW niet voor. Het advies van een vorige commissie om een Divinity School op te richten, is niet overgenomen. Vermoedelijk wekken ambtsopleidingen koudwatervrees bij de KNAW. Wellicht hebben de kerken dat ook wel wat aan zichzelf te wijten, door de terugtrekkende beweging van de afgelopen decennia.

Onderwijs

Vanuit het Kerkhistorisch Gezelschap verwachten we dus niet dat instituten het juiste antwoord zijn op de terecht gesignaleerde vragen. Maar hoe moet het dan wel?

Verrassend is dat de commissie verwijst naar de rol van het voortgezet onderwijs. Mogelijk liggen hier aanknopingspunten. De rol van religie en geschiedenis in het algemeen vormend onderwijs staat momenteel op grote achterstand. Hele generaties groeien op zonder veel kennis van de religieuze tradities, praktijken en objecten die de (westerse of Nederlandse) cultuur vorm en inhoud hebben gegeven. In het geschiedenisonderwijs wordt dit probleem sinds enkele jaren herkend en aangepakt. Op het vlak van godsdienstonderwijs moet er echter nog veel gebeuren.

Maar stel dat er zo’n verdiepingsslag zou komen: dan kunnen ook religiestudies in het verlengde daarvan weer opbloeien. Want als er thuis, op school en in de kerk echt overdracht plaatsvindt van de traditie, dan groeit er weer draagvlak om het religieuze erfgoed te bewaren en te beheren en aan de universiteit te bestuderen. Zonder dat draagvlak hangt het academische onderzoek en onderwijs in de lucht.

Alleen vanuit het besef dat tradities moeten worden doorgegeven, is er hoop op een impuls voor de religiestudies. Alleen vanuit zo’n breed gedeeld urgentiebesef kunnen ook particuliere fondsen gevormd worden, waar de middelen vanuit de overheid steeds verder zullen afnemen. Geloofsgemeenschappen moeten hierbij hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zij kunnen, ondubbelzinnig en onbekrompen, aan een breed religieus educatieproces een stimulerende en actieve bijdrage leveren.

Meer dan aan een nieuwe Academy heeft de beoefening van theologie en religiewetenschap behoefte aan de steun van ouders, leerkrachten en jeugdwerkers die beseffen hoe belangrijk het is om de eigen geloofstraditie –in relatie tot andere tradities– adequaat over te dragen. Op dat punt moeten de kerken en alle academische opleidingen elkaar toch kunnen vinden.

De auteurs zijn respectievelijk voorzitter en secretaris van het Kerkhistorisch Gezelschap.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 2014

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Vooral meer aandacht voor religiegeschiedenis nodig

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 2014

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's