Eenzaam sterven tussen vier muren
De politie in Rotterdam vond twee weken geleden een vrouw die meer dan tien jaar dood in haar woning lag. Hoe verrassend is het dat dit uitgerekend gebeurt in een grote stad, zoals de plaatselijke ombudsman zich afvroeg? En zijn er signalen dat in de toekomst vaker woningdoden zullen worden aangetroffen?
De afgelopen vijf jaar zijn er in Nederland zeker drie woningdoden gevonden die al minstens een jaar waren overleden voordat ze werden opgemerkt.
In maart 2012 trof de politie in een woning in Amsterdam het uitgedroogde lichaam aan van een 63-jarige man. Hij lag op bed. Onderzoek wees uit dat hij al twee jaar was overleden. Zijn familie wilde hem laten weten dat zijn moeder stervende was. De familie had de politie ingeschakeld omdat ze geen contact kreeg met de man.
In juni 2010 wordt een dode man (50) gevonden in een huis in het Friese Minnertsga. De man had in 2006 zijn twee broers en twee zussen met wie hij samenwoonde laten weten dat hij niet gestoord wilde worden. De overledene werd op bed gevonden door zijn broer, die hem wilde vertellen dat er onderhoudswerkzaamheden aan het huis zouden plaatsvinden.
In januari 2008 trof de politie een levenloze man aan achter zijn voordeur in Alkmaar. Hij bleek daar al ongeveer vier jaar te liggen. De 61-jarige man werd gevonden omdat zijn brievenbus uitpuilde. Buurtbewoners dachten dat de man, een Canadees, teruggegaan was naar het land van herkomst.
Of in Nederland het aantal woningdoden toeneemt, is niet bekend. De Amsterdamse GGD is een van de weinige instanties die hierover cijfers registreren. De dienst publiceerde onlangs het rapport ”Woninglijken, een probleem van de grote stad”. Volgens die notitie werd er in Amsterdam en de randgemeenten in de periode 2005-2012 om de dag een lichaam gevonden dat zich langer dan een etmaal in een woning bevond. Om de tien dagen trof de GGD een lichaam aan dat al langer dan twee weken in een huis lag. Per jaar vonden forensisch geneeskundigen bovendien ongeveer vijf keer een lichaam van iemand die al meer dan twee maanden dood in een woning lag.
De onderzoekers trekken de voordehandliggende conclusie dat woningdoden vrijwel altijd alleenwonend zijn. De kans dat een overledene pas na langere tijd wordt gevonden, is in Amsterdam groter dan in de randgemeenten omdat Amsterdam meer eenpersoonshuishoudens kent en ook meer inwoners heeft. Vaak zijn slachtoffers alcoholist of drugsgebruiker, hebben ze psychiatrische problemen en staan ze bekend als zorgmijder. Ook de bouwstijl van 19e-eeuwse Amsterdamse woonwijken wordt als medeveroorzaker gezien, omdat er in veel woningen moeilijk naar binnen kan worden gekeken.
Eigen leven
Het tv-programma Zembla schetst in de in 2005 uitgezonden documentaire ”Geen hulp alstublieft!” een portret van woningdoden. Hoofdpersoon is de 89-jarige Jean Voitus van Hamme, die in april dat jaar dood werd gevonden in zijn vervuilde woning in de Amsterdamse Pijp. Hij bleek kort daarvoor aan een hartstilstand te zijn overleden en werd ontdekt doordat een kennis de politie inseinde. Die trof, behalve de man, in een van de kamers het lichaam aan van zijn ex-vrouw. Vermoedelijk was zij al zo’n twee jaar eerder een natuurlijke dood gestorven.
Diverse buurtbewoners blikken voor de camera terug op het leven van de man. „Hij was niet in de war”, zegt de eigenaar van een dierenwinkel. „Hij leidde gewoon zijn eigen leven.” De bakker vertelt dat hij elke vrijdag vijf broden kwam kopen en berlinerbollen voor zijn vrouw. „Achteraf begreep ik pas waarom dat stopte.” Zijn naaste buurvrouw kijkt er niet heel erg van op dat de vrouw al meer dan twee jaar dood in de woning lag. Contact met de man had ze nooit. „Op het laatst gooide hij dagelijks eendagskuikens op de binnenplaats. Ik wilde daar wat van zeggen omdat ik niet wilde dat mijn kat daarvan at. Bij het aanbellen werd er nooit opengedaan. Ook de telefoon werd niet opgenomen, hoewel ik zeker wist dat hij thuis was.”
Kabinetsbeleid
Directeur Jan Romme van het Nationaal Ouderenfonds vreest dat het vaker zal gebeuren dat ouderen dood thuis liggen zonder dat iemand dat merkt. Volgens hem komt dat doordat er geen bejaardentehuizen meer zijn en ouderen steeds langer thuis blijven wonen. „Je moet heel ziek zijn wil je in een verzorgingstehuis terechtkomen. Dan ben je al bijna dood.”
De ouderenombudsman vreest de gevolgen van het kabinetsbeleid. „Er ontstaat een groep kwetsbare, sterk vereenzaamde ouderen waar niemand zicht op heeft. Dat wordt versterkt door de bezuinigingen in de thuiszorg en de dagbesteding.”
Diverse recente wetenschappelijke publicaties over eenpersoonshuishoudens, eenzaamheid en psychiatrische problematiek, factoren die een belangrijke voorspeller zijn van het fenomeen woningdode, ondersteunen Rommes verwachting. Uit de ”Huishoudensprognose 2013-2060” van het CBS blijkt dat zo’n 37 procent van alle huishoudens bestaat uit alleenstaanden, een percentage dat naar verwachting oploopt tot 44 in 2060. Volgens de opstellers hangt deze groei samen met een voortgaande vergrijzing en individualisering. „Er komen meer ouderen die hun partner hebben verloren, terwijl ook meer mensen van middelbare leeftijd door verschillende omstandigheden voor korte of langere tijd alleenwonen.”
Ook eenzaamheid komt steeds vaker voor. Volgens het RIVM is ruim 8 procent van de volwassen Nederlanders ”ernstig eenzaam”, een percentage dat vooral onder zeventigplussers erg toeneemt. Onder negentigplussers voelt 17 procent zich ”zeer eenzaam”. De vorige week gepubliceerde Amsterdamse Gezondheidsmonitor signaleert dat het percentage ”ernstig eenzamen” in Amsterdam van 4 procent in 2004 via 9 procent in 2008 is opgelopen tot 11 procent in 2012. Overigens komt eenzaamheid in grote steden vaker voor dan daarbuiten, waarbij Rotterdam de kroon spant.
Van psychiatrische problematiek zijn volgens het Trimbos-instituut geen recente statistieken bekend. Het aantal mensen dat voor het eerst de diagnose ”psychiatrische aandoening” krijgt, is volgens een woordvoerder over de jaren heen min of meer gelijk. Er zijn signalen dat de economische crisis dit cijfer opstuwt, maar hard bewijs hiervoor is nog niet geleverd.
Brievenbus
Deskundigen hebben geen eensluidend antwoord op de vraag hoe je kunt voorkomen dat mensen alleen sterven en langere tijd onopgemerkt blijven. Volgens de GGD is een goed functionerend zorgnetwerk onontbeerlijk en zou aan hulpbehoevenden „met verleiding, overreding of indien noodzakelijk met dwang en drang” de juiste zorg moeten worden verleend.
Anderen beklemtonen de verantwoordelijkheid van de directe omgeving. Hans van Vliet, commandant van het Leger des Heils, vindt dat omwonenden de morele plicht hebben om bij hun verwaarloosde buur aan te bellen als ze problemen vermoeden. „Desnoods probeer je op je knieën door de brievenbus contact met iemand te maken.”
Van Vliet erkent dat er mensen zijn die iedere vorm van bemoeienis afwijzen, maar stelt dat die afwerende houding niet van de ene op de andere dag is ontstaan. Ook zijn er mensen die vanwege psychiatrische problemen niet in staat zijn om hulp te vragen, aldus de commandant.
Ook Ed van Hell, directeur van Stichting Ontmoeting, vindt dat mensen zich meer om anderen zouden moeten bekommeren. Daarnaast ziet hij een rol weggelegd voor kerkelijke gemeenschappen. Diaconaat dient op de hele samenleving gericht te zijn, zo zei hij twee weken geleden in deze krant.
Lijkschouwer: Woning zegt veel over de overledene
Het lichaam van een dode moet volgens de Wet op de lijkbezorging zo spoedig mogelijk na het overlijden worden gezien door een dokter, vaak de huisarts. Bij lichamen die pas na langere tijd worden gevonden, wordt doorgaans een gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld. Joris Stomp, forensisch arts bij de GGD Amsterdam, zag al heel wat woningdoden van nabij.
Er komt bij de GGD een melding binnen over een woningdode. Wat doet u?
„Zo’n telefoontje komt meestal van de politie en kan 24 uur per dag binnenkomen. Bij het huis wachten agenten mij op. Als de situatie veilig is, er geen gevaar dreigt van koolmonoxide, instorting of rondslingerde vieze naalden, gaan we de woning binnen en begin ik met het belangrijkste: het vaststellen of iemand daadwerkelijk is overleden. Dat lijkt misschien overdreven, maar zo nu en dan komt het voor dat een doodverklaarde naderhand toch nog blijkt te leven.
Is een persoon inderdaad overleden, dan zijn de vervolgvragen hoe lang en waaraan precies. Is iemand nog maar korte tijd dood, dan kan aan de hand van lijkstijfheid en lijkvlekken redelijk nauwkeurig worden vastgesteld wanneer de dood is ingetreden. Ook aan urine of bloed kan het nodige worden afgelezen. Lastiger wordt het als de sterfdatum wat langer is geleden en het lichaam in vergaande staat van ontbinding verkeert. Veelzeggend is dan hoe de woning eruitziet. Ook bij een mogelijk misdrijf is de context van belang. Treffen wij sporen van geweld aan op het lichaam, dan volgt er altijd politieonderzoek en zijn agenten extra alert op inbraaksporen. We vragen ons af wat er gebeurd zou kunnen zijn en of onze bevindingen hiermee in overeenstemming zijn.”
De kans bestaat dat een arts zich vergist.
„Het is de grootste nachtmerrie van elke GGD’er om ten onrechte een verklaring van een natuurlijke dood af te geven. Eventuele twijfels daarover worden altijd gerapporteerd aan de officier van justitie. Die gaat daarop over tot een rechercheonderzoek. Het is moeilijk te zeggen hoe vaak een er vergissing wordt gemaakt, want perfecte moorden blijven buiten de statistieken. Zelf acht ik de kans gering.”
Lijken de omstandigheden waarin woningdoden worden gevonden op elkaar?
„Een woning is een intieme plaats. Mensen wanen zich er onbespied; alle denkbare scenario’s zijn mogelijk. Doorgaans is het binnen geen frisse aangelegenheid, hoewel het natuurlijk verschil maakt of het hartje zomer is of dat het buiten 5 graden vriest. Soms zijn er honden of katten die, voordat ze doodgingen aan de honger, zich te goed deden aan hun baasje. Zo’n toegetakeld lichaam doet al snel denken aan een misdrijf. Zelfs een arts kan hierdoor gemakkelijk op het verkeerde been worden gezet.
Vaak is het ook zo dat het huis van een woningdode er aan de buitenkant gesloten uitziet, het bij de brievenbus krioelt van de vliegen en er rond de woning een bepaalde geur hangt.”
Wanneer zit uw taak erop?
„Ik ben klaar als ik mijn bevindingen heb overgedragen aan de officier van justitie en een verklaring heb gemaakt voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het lichaam weghalen en de woning ontruimen is een taak van de gemeente. Ook de politie is dan nog niet klaar. De identiteit van de dode vaststellen, bijvoorbeeld. Dat kan best een tijdje duren.”
Dood Kroatische pas na 35 jaar ontdekt
Internationaal gezien is het geen unicum dat er in Rotterdam een dode in een woning pas na tien jaar wordt ontdekt. Er zijn minstens vier oudere gevallen bekend.
MEI 2008: Inwoners van de Kroatische hoofdstad Zagreb vinden het skelet van een vrouw die al 35 jaar dood in bed blijkt te liggen. Iedereen ging ervan uit dat het huis al tientallen jaren niet meer was bewoond. Buren van de vrouw dachten dat ze naar het buitenland was verhuisd.
JUNI 2012: In een rijtjeshuis in Canizal (Spanje) worden de overblijfselen gevonden van een man. Een neef, die verklaarde benieuwd te zijn hoe het met zijn oom ging, vond de resten in de gang. Zijn ex-vrouw verklaarde dat ze in 1992 voor het laatst contact had met de man. Buren dachten dat de man in Portugal een nieuw bestaan had opgebouwd.
OKTOBER 2012: In een verlaten huis in het Franse Lille vindt de politie het stoffelijk overschot van een man, volgens de politie de eigenaar van het pand. De man leefde afgezonderd en had geen familie. De agenten vonden ook heel wat ongeopende post uit 1996 in de woning.
1990: Een man vindt in een pand in Brussel een lichaam in een pyjama. De buurman nam poolshoogte in de woning omdat door een storm de schoorsteen was weggeblazen en niemand actie ondernam. Politieonderzoek wees uit dat het om een vrouw ging. Naast haar bed lagen vergeelde kranten uit 1977.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's