Kaarsen doven langzaam uit... ...en de kerk gaat op slot
Binnen tien jaar sluiten duizend rooms-katholieke kerken in Nederland definitief hun deuren. Dat zijn er twee per week. Hoe heeft het ooit zover kunnen komen?
Een vrolijke boodschap was het niet, die kardinaal Wim Eijk vorige maand paus Franciscus bracht. De Rooms-Katholieke Kerk in Nederland sluit in de periode tot 2025 niet minder dan 1062 van de bijna 1600 kerkgebouwen. Het aantal kerkleden neemt gestaag af en daarmee ook de financiële middelen van de kerk. Zonder ingrijpen houdt de Nederlandse kerkprovincie het niet lang meer vol.
In zijn toespraak tot de paus stelde Eijk onomwonden vast dat de toekomst er op sommige punten niet zo rooskleurig uitziet voor de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland. De kerk telt weliswaar nog zo’n 4 miljoen leden –meer dan van alle protestantse kerken bij elkaar– maar ze verliest er jaar op jaar tienduizenden. Het aantal leden dat ’s zondags de kerk bezoekt, wordt geschat op zo’n 225.000 – 6 procent van alle rooms-katholieken. Die zijn weliswaar „zeer vrijgevig”, aldus de aartsbisschop van Utrecht, maar ze zijn niet in staat voldoende financiële middelen bijeen te brengen om hun parochiekerken te onderhouden.
Hij concludeert: „Wij voorzien dat een derde van de katholieke kerken in ons land voor 2020 gesloten zal zijn en twee derde voor 2025. In de laatste jaren werden de Nederlandse bisdommen om dezelfde reden gedwongen de curies te reorganiseren en medewerkers hiervan te ontslaan, in het geval van het aartsbisdom Utrecht ook om te voorkomen dat het bankroet ging.”
Krimp
Wat de cijfers betreft, gaat het al jaren bergafwaarts met de Nederlandse kerkprovincie. Kaski, het onderzoekscentrum voor religie en samenleving aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, becijferde dat in 1971 nog bijna 2 miljoen rooms-katholieken in het weekend de kerkbanken inschoven. In 1980 waren dat er bijna 1,3 miljoen, tien jaar later bijna 730.000. Het kerkbezoek daalde verder naar ongeveer 440.000 in 2000 tot 225.000 nu. Het lijkt erop dat elk decennium het aantal kerkgangers met de helft afneemt.
Het totaalaantal rooms-katholieken daalt in een nóg hoger tempo. De recentste cijfers zijn van 2011: toen telde de Rooms-Katholieke Kerk 4.091.000 leden, waarvan bijna de helft in de provincies Noord-Brabant en Limburg woonde. Iets minder dan een kwart van de Nederlandse bevolking noemde zich toen rooms-katholiek.
De statistieken laten zien dat de Rooms-Katholieke Kerk jaarlijks ten minste 50.000 leden verliest. In 2003 stonden er 4.532.500 mensen ingeschreven (27,9 procent van de Nederlandse bevolking), in 2006 zo’n 4.352.000 (26,6 procent) en in 2009 ongeveer 4.212.000 (25,4 procent). Het aantal rooms-katholieken ligt nu waarschijnlijk net onder de 4 miljoen. Dat is overigens nog altijd bijna twee keer zo veel als het aantal leden van de Protestantse Kerk in Nederland – die echter wel trouwer de kerk bezoeken.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gaat ervan uit dat er in 2020 circa 3,4 miljoen rooms-katholieken in Nederland zullen zijn.
Herleving
Honderd jaar geleden zou niemand hebben kunnen voorspellen dat het zó hard zou gaan met de ontkerkelijking. In Nederland behoorde vrijwel iedereen tot een kerkelijke gezindte, en de Rooms-Katholieke Kerk bloeide.
Het begin van de rooms-katholieke herleving is vrij precies te dateren: op 4 maart 1853, toen paus Pius X voor het eerst weer bisschoppen in Nederland had benoemd. De rooms-katholieken kwamen uit hun schuilkerken te voorschijn, kregen meer zelfvertrouwen en durfden weer de straat op om uiting te geven aan hun geloofsovertuiging. Processies op de openbare weg waren boven de grote rivieren nog altijd niet toegestaan, maar bij alle mogelijke gelegenheden trokken rooms-katholieken eropuit, zwaaiend met vlaggen en vaandels.
De opleving van het rooms-katholicisme was het duidelijkst zichtbaar in de nieuwe kerken die overal werden gebouwd, de ene nog groter dan de andere. Architect Pierre Cuypers ontwierp er meer dan 300, vooral in neogotische stijl. Ze worden nu weer in snel tempo afgebroken.
De aanhang van de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland was stabiel: door de jaren heen noemde 36 tot 38 procent van de bevolking zich rooms-katholiek. Vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw begon de aanhang langzaam te dalen tot een derde van de bevolking. Maar de kerken, hoe weids ze ook waren, zaten zondags vol, schrijft Herman Pijfers in ”Het Katholieken Boek”. „En op feestdagen moesten laatkomers in de zijpaden een plaats zoeken.”
En het bleef niet bij kerken. Talrijke zuster- en broedercongregaties bouwden kloosters, stichtten scholen, ziekenhuizen, weeshuizen, opvoedingsgestichten en tehuizen voor gehandicapten. Opvallend was de volgzaamheid van de meeste rooms-katholieken, vindt Pijfers. „De pastoor was de herder van de gelovigen en hij gedroeg zich daar ook naar. Hij maakte de dienst uit en zijn parochianen luisterden gedwee, als makke schapen, werd er gezegd.”
Omwenteling
Na de Tweede Wereldoorlog leek alles bij het oude te blijven. Maar vernieuwers lieten steeds luidruchtiger van zich horen. Jonge priesters verzetten zich tegen de bisschoppen, tegen het celibaat, en toen ze geen gehoor kregen verlieten ze met tientallen het klooster of de pastorie. „De gelovigen namen het woord – ze waren niet langer de beminde parochianen die op zondagmorgen gedwee hun herder aanhoorden. Ze lieten zich niet meer voorschrijven hoe ze hun huwelijk dienden te beleven en maakten hun eigen keus.”
Aan alle kanten was er onzekerheid. Pijfers: „Nieuwe ideeën werden voortdurend aangedragen; hoopvolle verwachtingen werden gewekt en zakten weer weg. Het ontbrak niet aan initiatieven – het waren er misschien te veel. De parochianen moesten er soms van zuchten, wanneer een geestdriftige kapelaan weer een nieuw plan aankondigde.”
De „culturele omwenteling” van de jaren zestig ging niet aan de Rooms-Katholieke Kerk voorbij. „Achteraf bezien lijkt Nederland binnen korte tijd te zijn veranderd van een conservatief, burgerlijk en christelijk land naar een progressief, kritisch en seculier land”, stelt historicus James C. Kennedy vast.
Het verleden was definitief voorbij. „De rest van de wereld keek vol verbazing naar de Nederlandse katholieken, die zich zo plotseling en zo massaal bekeerden van trouwe aanhangers van Rome tot de ”enfants terribles” van het westerse christendom.” Van de modernisering en individualisering in de jaren zestig leek het katholicisme het grootste slachtoffer.
De Rooms-Katholieke Kerk verloor in de jaren vijftig en vroege jaren zestig langzaam haar centrale plaats in de samenleving. Maar tegelijk stond ze mede aan de basis van allerlei maatschappelijke vernieuwingen, zo stelt historicus Maarten van den Bos. De ontkerkelijking kwam er niet omdat het geloof werd aangepast, maar omdat de kern van het geloofsleven als achterhaald werd bestempeld: de dagelijkse herhalen van rituelen en praktijken. Veel rooms-katholieken dreven vervolgens weg van de kerk.
Hoop
Sinds de jaren zestig wordt de Rooms-Katholieke Kerk steeds een stukje kleiner en dat zal nog wel even zo doorgaan. Toch zijn het niet slechts de sombere vooruitzichten die de klok slaan. Uit de toespraak van kardinaal Eijk voor de paus klinkt behalve realisme ook hoop. „Wij merken op dat de overgebleven praktiserende katholieken hun geloof steeds serieuzer nemen, steeds positiever staan ten opzichte van de Kerk en een steeds persoonlijkere relatie met Christus hebben. Wij hopen een aantal kerken te kunnen behouden die dan het centrum zullen zijn van een gemeenschap gelovigen met een levend geloof, dat blijkt in de liturgie, de catechese voor kinderen, jongeren en volwassenen en de diaconale activiteit, die zo belangrijk is in onze huidige maatschappij. Deze gelovigen zullen de Kerk in Nederland ondersteunen en het zuurdeeg zijn voor het Rijk Gods in de toekomst.”
Dit is het eerste deel van een drieluik over kerksluitingen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Donderdag deel 2.
„Kerksluiting voelt als amputatie”
Een kerkgebouw dat niet meer rendabel is voor een rooms-katholieke parochie moet niet koste wat het kost worden opengehouden, vindt kardinaal Eijk. De aartsbisschop van Utrecht en hoofd van de Nederlandse kerkprovincie stuurde in oktober aan alle parochiebestuurders een brief: ”Geloof in tijden van kerksluiting”.
„De kerk gaat dicht.” Een zin van slechts vier woorden, aldus Eijk, maar het zijn „veelbetekenende en ingrijpende” woorden. „Het sluiten van het eigen kerkgebouw voelt als een amputatie, alsof het hart uit de geloofsgemeenschap wordt weggerukt. Soms ervaren gelovigen de kerksluiting als een vorm van huisuitzetting, zo laten ze weten: God komt in hun dorp of wijk op straat te staan en zij zelf ook. Kerksluiting is een rouwproces.”
Kardinaal Eijk benadrukt het belang van onderlinge solidariteit en openheid. „In het proces van krimp dat de kerk in Nederland doormaakt, moeten we ons niet koste wat het kost aan gebouwen vast- houden, want daarin ligt niet onze redding. Zo’n stenen reddingsboei zou ons juist de diepte in trekken. We moeten steun zoeken bij de Heer en bij elkaar. We moeten ons geloof niet opgeven, maar doorgeven; we moeten niet ophouden, maar volhouden.”
Vlaamse kerk bereidt zich voor op fusiegolf
Niet alleen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland bereidt zich voor op de toekomst, ook in Vlaanderen is een grootscheepse actie van parochiefusies aangekondigd. Daar zal het aantal lokale gemeenschappen binnen enkele jaren worden teruggebracht van 1800 naar maximaal 400. Als gevolg daarvan zullen veel gebedshuizen definitief moeten sluiten.
In de nieuwe, grotere parochies komt er één team, met één priester of pastoor die leidinggeeft aan een opgeleide ploeg leken. Het uitgangspunt is dat er nog één centrumkerk wordt opengehouden waar de zondagse eucharistieviering plaatsvindt – in grote parochies misschien nog twee. De nieuwe parochies zullen in veel gevallen met de grenzen van de gemeenten samenvallen.
Minister Bourgeois van Bestuurszaken liet een onderzoek uitvoeren naar de situatie van de rooms- katholieke parochies in Vlaanderen. Daaruit blijkt dat veertig parochies een acuut probleem hebben. Net als in Nederland is de kerkgang onder rooms-katholieken in Vlaanderen laag. Zo’n 5 procent gaat wekelijks naar de kerk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 2014
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 2014
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's