Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oppassen met belerend vingertje naar Joden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oppassen met belerend vingertje naar Joden

Zolang kinderen in vlammen opgaan, heeft Israël plicht om bevolking te beschermen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Israël jaagt op Palestijnse terroristen. Zo wil het nog meer zelfmoordaanslagen voorkomen. Wanneer keert de rust terug? Als de Joden voor Christus buigen, stelde de commentator van deze krant. Ds. C. Sonnevelt vindt dat geen goede voorstelling van zaken en een verkeerde toon. Een opgeheven vingertje werkt niet meer nadat het Joodse volk eeuwen van rampspoed over zich heen kreeg dankzij de 'christenen'. Bovendien heeft Israël de taak en de plicht zijn bevolking te beschermen. Handen vouwen is een betere houding.

Het is 12 september 2001. Een bezorgster van het Reformatorisch Dagblad rijdt met haar krantentas door de wijk. Achter een sportschool wordt ze ingesloten door een groep Marokkaanse jongeren. Haar kranten worden afgepakt. Op de voorpagina prijkt een foto van de verwoeste Twin Towers in Amerika. Het meisje moet antwoord geven op de vraag wat ze van de aanslagen vindt. Ze zegt wat over onschuldige burgers die getroffen zijn. Hoongelach is het gevolg. "Alle Amerikanen moeten dood, want ze geloven in Jezus."

De jongens kijken naar de lange rok van het meisje. "Ben jij soms een refo? Dan geloof je ook in Jezus. Die is aan het kruis gestorven. Dood is Hij. Dood!" Vervolgens beginnen ze te vloeken. De RD-bezorgster probeert hen te waarschuwen, maar ze luisteren niet. Pas wanneer ze haar kranten heeft teruggekregen, kan ze verder rijden.

Arm weggeslagen

Het is 9 maart 2002. In de orthodoxe wijk Mea Shearim in Jeruzalem zijn kinderen aan het touwtje springen. De sabbat is net tot een einde gekomen. Chana laat even de buggy met haar twee jaar oude peuter los. Terwijl ze haar oude moeder omhelst en haar een "shavoea tova" (goede week) wenst, wordt een zware explosie gehoord. Chana schreeuwt het uit terwijl ze bij haar peuter probeert te komen. Haar kleren vatten vlam, maar ze geeft er niet om. Ze wil bij Mirjam Esther zijn. Dan bemerkt ze dat een deel van haar arm is weggeslagen. Ze zakt in elkaar, terwijl het meisje in haar buggy levend verbrandt.

Een paar uur later wordt Chana wakker in het ziekenhuis. "Waar is mijn dochtertje?" vraagt ze aan de zuster bij haar bed. Er komt geen antwoord. Dan ziet ze haar man aan het voeteneinde staan. De tranen op zijn zwarte kleding zeggen genoeg. Mirjam Esther, genoemd naar een oma van Chana die in de gaskamers van Auschwitz was omgekomen, is dood. En in de straten van Ramallah en Gaza is het feest.

Wat hebben deze twee verhalen met elkaar te maken? Op het eerste gezicht niet zo veel. Het ene verhaal gaat over een refo-meisje in Nederland. Het andere over Joden in Israël. Is er een verband? Een Arabische vriend in Galilea hoefde niet lang na te denken. "Weet je wat Palestijnse moslims zeggen? Eerst doden wij de sabbat, daarna komt de zondag aan de beurt."

Schrijnend

Aan deze woorden moest ik denken toen ik op zaterdag 30 maart in het RD het commentaar las. Ik citeer: "Terwijl in deze dagen de wereld de adem inhoudt omdat het geweld in het Midden-Oosten volledig uit de hand dreigt te lopen, mag de kerk het hoopgevende heilsfeit van Pasen vieren. Schrijnend is dat de Israëlische kanonnen bulderen op de dagen dat ook de Joden hun paasfeest houden. Pesach is voor hen de herinnering aan sparend voorbijgaan in de nacht dat de verderfengel toesloeg in Egypteland. Dat er nadien Eén is geweest Die niet alleen het verderf inhield als Hij bloed zag, maar zelfs het verderf overwon, weigert het Joodse volk tot op de dag van vandaag te geloven. En toch zal het alleen rust en veiligheid vinden als ze dat gaan geloven." Einde citaat.

Wat bedoelt de schrijver? Keurt hij de acties van het Israëlische leger af? Vindt hij het tegenstrijdig dat Joden Pesach vieren en tegelijkertijd geweld gebruiken? Of wil hij zeggen: Wat droevig dat Israëlische soldaten op deze voor hen zo bijzondere dagen in actie moeten komen? Ik houd het maar op het laatste, maar ben er niet helemaal gerust op. Dat komt niet alleen door het suggestieve woordgebruik ("Israëlische kanonnen" die "bulderen"), maar ook doordat met geen woord gerept wordt over de oorzaak van de acties. Schrijnend.

Netanya

Aan de vooravond van het paasfeest, de seideravond, zit een Joods gezin aan tafel in het Park Hotel van Netanya. "Wat maakt deze avond anders dan een gewone avond?", zal het jongste kind vragen. En vader zal gaan vertellen: over de slavernij in Egypte en de engel des doods, over het bloed van het paaslam en de uittocht Op datzelfde moment lijkt de hel los te breken. Het hotel is doelwit geworden van een Palestijnse zelfmoordaanslag. Kinderen beginnen om hun moeder te huilen. Van 22 anderen worden alleen nog lichaamsdelen teruggevonden.

De terrorist wordt geïdentificeerd als Abdel-Bassat Odeh. Zijn naam was een maand eerder al doorgegeven aan de Palestijnse Autoriteiten met het verzoek hem te arresteren. Met dit verzoek was niets gedaan.

Het bloedbad in Netanya was de zoveelste aanslag in korte tijd. Niet lang daarvoor was het raak in Hadera tijdens een bat-mitswaviering. Daarna was het de beurt aan Mea Shearim, een gemeenschap van mensen die niet eens in het leger dienen, maar zich alleen op de Joodse godsdienst toeleggen. Nu werd Israël getroffen aan het begin van het paasfeest. Je kunt een volk niet dieper in het hart treffen.

Deze gebeurtenis vormde de aanleiding tot de gewraakte acties in Ramallah en elders in de Palestijnse gebieden. Lang had Israël terughoudendheid betracht. Nu was een grens bereikt. Geen enkel land zou in een dergelijke situatie lijdelijk toezien. Een staat heeft het recht, ja de plicht zijn burgers te verdedigen. De Israëlische kanonnen begonnen dus te "bulderen".

Geloven

De commentator begint op dat moment een preekje te houden. Geloofde het Joodse volk nu maar in de Heere Jezus (Zijn Naam wordt niet genoemd, maar zit verborgen in een cryptische zin), dan zou het rust en veiligheid vinden. Niet dat alle problemen dan zijn opgelost, maar toch

Ik heb veel moeite met deze presentatie. Het is een preek tot mensen die niet "in de kerk zijn". Ze lezen immers het RD niet. En als ze het lezen, hoe komt zoiets over? Begrijp me goed, ik ben er niet tegen dat de Naam van de Heere Jezus wordt genoemd. Laat de kerk maar op Hem wijzen in de ontmoeting met het Jodendom! Maar dan graag op de juiste plaats en het juiste moment.

Laten we daarbij niet de indruk geven dat het volgen van de Messias rust in uiterlijke zin zal brengen. Heeft Hij dat ooit beloofd aan Zijn strijdend volk op aarde? Of denken we dat moslims een 'bekeerd Israël' met rust zullen laten? Het kan nog wel eens erger worden, getuige de recente aanslag op een protestantse kerk in Pakistan! En is de 'rust' in Nederland een teken van Gods gunst te noemen?

Daar komt nog iets bij. Is het waar dat "het Joodse volk weigert in Jezus te geloven"? Op z'n minst is dat een generalisatie. Er zijn altijd Joden geweest -en ze zijn er ook vandaag- die Jezus als de Messias belijden. De meerderheid van het volk gaat aan Hem voorbij. Inderdaad. Maar er is een toenemende belangstelling voor Zijn Persoon. Ik bemerk dit in gesprekken met studenten en docenten, met sabra's en immigranten, met seculiere Israëli's en zelfs met orthodoxe Joden! Ik geeft toe dat de laatste groep behoorlijk weigerachtig en gereserveerd is, maar dat heeft z'n redenen. Wie is er van nature gediend van een lijdende Messias? Zo'n Zaligmaker roept verzet op, ook bij ons! Hij had geen gedaante of heerlijkheid dat wij Hem zouden begeren (Jesaja 53). Geloven in Hem is niets minder dan een wonder.

Taak

Moeten we dan over Hem zwijgen? Nee, dat zou onbarmhartig zijn. Maar we moeten wel beseffen dat het Joodse volk niet zo veel plezier heeft gehad van velen die zich christen noem(d)en. Een van de bangste tijden in het Europa van de Middeleeuwen en het Rusland van de pogroms was juist de tijd van het paasfeest. Dan werd het kerkvolk door de priesters opgezweept tegen de 'Godsmoordenaars' en durfde geen Jood zich op straat te vertonen. Dan klonk voor de zoveelste keer de beschuldiging dat Joden het bloed van christenkinderen gebruikten om hun matzebroden te bereiden. Als christenen vandaag met hun vinger gaan zwaaien, gaat bij Joden een lampje branden. Zeker als het paasfeest is.

Er is een betere weg. Laten we bidden voor de "beminden om der vaderen wil" (Romeinen 11:28). Laten we de Heere vragen hen te beschermen tegen "het verderf dat op de middag verwoest" (Psalm 91:6). Laten we om wijsheid vragen voor de regering en voor "allen die in hoogheid zijn" (1 Timótheüs 2:2). Laten we smeken of dit geteisterde volk de ware vrede mag vinden in Christus als de meerdere Izak.

En laten we daarbij de nakomelingen van Ismaël niet vergeten. Ook zij moeten tot de levende God bekeerd worden. En ook zij maken moeilijke tijden door. Maar de oorzaak ligt niet allereerst bij die bulderende kanonnen van Israël. Een christen-Arabier zei onlangs: "Ik geloof dat de Palestijnen recht hebben op een eigen staat. Maar ik ben bang dat ze voor God dat recht verspeeld hebben doordat ze de weg van het geweld gekozen hebben."

Zelfmoordaanslagen zijn geen uitingen van wanhoop, zoals soms gesteld wordt, maar doelgerichte acties om Allah te behagen en de 'vijand' te krenken. Dat is het grote doel. Vandaag de sabbat, morgen de zondag. Als met Pasen Joodse kinderen in vlammen opgaan, past ons daarom geen belerend vingertje. Wat dan wel? Gevouwen handen en de handen ineen!

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Veenendaal, secretaris van het deputaatschap voor Israël en voor dit deputaatschap sinds september werkzaam in Israël.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2002

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Oppassen met belerend vingertje naar Joden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2002

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's