Steeds weer nieuwe vogelnesten
Jongste literatuurgeschiedenis verenigt Nederland en Vlaanderen
BREDA - Prinses Máxima en de Belgische prinses Mathilde kwamen ervoor naar de Grote Kerk van Breda. Samen namen ze vandaag de eerste twee de- len van de nieuwe "Geschiedenis van de Nederlandse literatuur" in ontvangst: het eerste grote overzicht sinds ruim vijftig jaar.
Van de nieuwe serie -onder hoofdredactie van dr. Arie Jan Gelderblom (Utrecht) en prof. dr. Anne Marie Musschoot (Gent)- zijn het eerste en het laatste deel vandaag gepresenteerd. "Stemmen op schrift" gaat over de middeleeuwse literatuur tot 1300, "Altijd weer vogels die nesten beginnen" over de moderne literatuur van 1945 tot heden. Allebei zo'n 700 pagina's dik. De reeks is dan ook niet bedoeld voor de goedwillende leek die even snel een overzichtje van de literatuur hoopt te krijgen. Deze literatuurgeschiedenis mikt op lezers die een boeiend en diepgravend verhaal wensen, waarin recente wetenschappelijke vondsten en inzichten verwerkt zijn.
Het nieuwe naslagwerk voorziet in een behoefte, zegt hoofdredacteur Gelderblom. Generaties studenten zijn opgevoed met het "Handboek" van G. P. M. Knuvelder uit 1948-1953, inmiddels flink verouderd. Verder is er alleen "Nederlandse literatuur, een geschiedenis" uit 1993, dat geschiedschrijving in losse scherven biedt, geen doorlopend verhaal. "Literatuurwetenschappers dachten een tijdlang dat het niet meer kon, een logisch, chronologisch verhaal van de geschiedenis schrijven. Alsof je de werkelijkheid zou kunnen doorgronden, alsof je een patroon aan de werkelijkheid zou kunnen opleggen. Maar de laatste jaren zijn de inzichten in de wetenschappelijke wereld opnieuw gekanteld, en vandaag blijkt verhalende geschiedschrijving weer mogelijk."
Het idee voor de "Geschiedenis van de Nederlandse literatuur" ontstond halverwege de jaren negentig, toen er in Frankrijk een boek over "la littérature néerlandaise" aangekondigd werd - in het Frans. Gelderblom: "Wij dachten: moeten de Fránsen nu onze literatuur gaan beschrijven? Waarom doen we dat zelf niet?" De Raad voor de Nederlandse taal en letteren -adviesorgaan van de Nederlandse Taalunie- nam daarop voortvarend het initiatief. Tijdens een vergadering met alle universitaire medewerkers neerlandistiek in 1997 bleek dat er voldoende draagvlak bestond. "Het is niet makkelijk, was de conclusie, maar we moeten er maar gewoon aan beginnen."
Het plan werd voorgelegd aan de Nederlandse en de Vlaamse overheid, en de beide ministeries van Onderwijs stelden samen 2 miljoen gulden beschikbaar. Met dat geld konden negen auteurs een paar jaar vrijgesteld worden. Het werk is verdeeld over Nederlandse en Belgische universiteiten, en ook inhoudelijk worden de Nederlandse en de Vlaamse literatuur als één geheel behandeld. De Vlamingen worden in elk geval niet, zoals gebruikelijk was, afgedaan met een paragraafje aan het eind van een hoofdstuk.
Ook in andere opzichten is de nieuwe literatuurgeschiedenis anders dan haar voorgangers. "Het verhaal gaat niet in de eerste plaats over afzonderlijke auteurs of over de structuur van hun werk", zegt Gelderblom. "De centrale vraag is: Hoe functioneert literatuur in de tijd van ontstaan? Dat brengt eenheid in de serie, ondanks alle verschil in teksten en tijdperken, ondanks de verschillende vragen die per periode gesteld worden."
Dat uitgangspunt verklaart waarom het bijna honderd pagina's duurt voordat de lezer eindelijk aan "hebban olla vogala..." toe is. Vormden de regeltjes over de nestelende vogels vroeger het absolute begin van de literatuurgeschiedenis, prof. dr. Frits van Oostrom neemt in "Stemmen op schrift" een veel langere aanloop. De oorsprong van de Nederlandse taal, Germaanse namen, raadselachtige runenstaafjes, Latijnse teksten in de Nederlanden, de eerste schriftelijke uitingen van de volkstaal enzovoort. Dat alles bepaalt immers het functioneren van de verhalen en gedichten die vanaf de elfde eeuw schoorvoetend het terrein gaan veroveren.
Ook in "Altijd weer vogels die nesten beginnen", geschreven door de Leuvense hoogleraar Hugo Brems, is er volop aandacht voor de context van literatuur: de nawerking van de Tweede Wereldoorlog, de ontwikkelingen in de voormalige koloniën, de studentenprotesten, de vrouwenemancipatie, het postmodernisme en de invloed van de media. Die zaken vormen de achtergrond waartegen de schrijver zijn eigenlijke onderwerp -de literatuur- op een nieuwe manier belicht.
De tussenliggende delen van de serie, vijf in totaal, zijn in verschillende stadia van ontwikkeling. Ze worden geschreven door Herman Pleij (vijftiende en zestiende eeuw), Karel Porteman en Mieke Smits-Veldt (1570-1700), Joost Kloek (achttiende eeuw), Wim van den Berg en Piet Couttenier (negentiende eeuw) en Jacqueline Bel (1900-1945). Ook de tweede helft van deel 1 moet nog verschijnen: Frits van Oostrom -publiekslieveling bij uitstek- zag zijn tekst zodanig uitdijen dat hij besloot de periode 1300-1400 maar voor een afzonderlijke band te bewaren.
Per jaar zullen steeds een of twee delen bij uitgeverij Bert Bakker verschijnen; de reeks moet in 2010 voltooid zijn. Op dat moment volgt ook een afsluitend boek van de beide hoofdredacteuren, waarin zij verantwoording afleggen van het project.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 2006
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 2006
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's