Talige, muzikale, Friese dominee
Liefde voor taal, voor muziek, voor het Woord: het zat er allemaal al vroeg in bij dr. Bernard Smilde uit Leeuwarden. Hij heeft zijn hart de achterliggende negentig jaar gevolgd: als predikant, dichter, musicus, componist, Bijbelvertaler, hymnoloog. Eén liefde loopt daar dwars doorheen: die voor Friesland en het Fries. "Als je bidt in het Fries, kom je thuis, als een kind bij de Vader."
Vanuit hun seniorenflat aan de rand van Leeuwarden kijken de Smildes uit over het Friese platteland, richting Heerenveen en Sneek. Het is hun geboortegrond, het was hun werkterrein, het is de plek waar ze begraven willen worden.
Zij komt momenteel de deur niet meer uit. Hij nog wel, maar is zijn persoonlijke taxi kwijt. "Mijn vrouw is altijd mijn chauffeur geweest. Als jongen van 10 ben ik onder een auto terechtgekomen en er ernstig aan toe geweest. Uit angst heb ik nooit auto willen leren rijden. Maar ik heb een wederhelft getroffen zonder weerga! Zij heeft zo goed op mij gepast... Ik kan het me niet beter voorstellen."
Als jongen was Smilde klein en zwak. "Toen ik 16 was, kon ik niet tegen de wind op fietsen. Op m'n 45e zei de dokter al tegen me dat ik niet oud zou worden. Maar ik ben sindsdien juist steeds sterker geworden. Nu ben ik 90."
Tot vorig jaar preekte de emeritus predikant nog geregeld; voor iedere dienst maakte hij zelfs een nieuwe preek. Op 3 april ging hij echter voor het laatst voor, in Drachten. Daarna kreeg hij een inzinking. "Het leek erop dat ik het nieuwe jaar niet zou halen." Hij krabbelde echter op en ging ook weer aan het werk: er vloeiden opnieuw artikelen voor het Friesch Dagblad uit zijn pen en hij begon weer te componeren. Trots laat hij de eerste handgeschreven pagina's van zijn nieuwste compositie zien. "Ik zit om 9.00 uur achter mijn bureau. Dan kun je heel wat doen."
Hoe zwak van gestel ook, de jonge Bernard was leergierig. "Toen ik vijf was, ging ik naar de lagere school; toen ik elf was naar de mulo. Na twee jaar mulo volgde het gymnasium. Ik heb altijd gevoel voor taal gehad, ik vond het leuk om de structuur van de grammatica te ontdekken. Terwijl klasgenoten zaten te zwoegen op teksten van Tacitus en Vergilius, vond ik het vertalen alleen maar leuk."
Ook op muziekgebied maakte de jonge Bernard snel vorderingen. "Mijn vader zong bariton, mijn moeder was een goede sopraan en speelde orgel in de kerk. Ze leerde me op m'n 7e noten lezen. De muziek is me thuis met de paplepel ingegoten." Van z'n 8e tot z'n 12e kreeg hij muziekles. "Ik zeg wel eens: Boven de 80 ga je je zegeningen zien en je zonden. Wat betreft de zegeningen: ik ben steeds meer gaan zien hoe voortreffelijk ik in die jaren muziekles heb gehad. Toen heb ik de goede smaak voor muziek gekregen. Op m'n negende schreef ik een kleine cantate, op m'n tiende speelde ik voor het eerst in de kerk, toen ik elf was kreeg ik les in contrapunt en harmonie. Ik haalde in die tijd ook heel wat partituren uit de bibliotheek; altijd zat ik muziek te lezen. Later, toen ik in Den Haag muziek ben gaan studeren, is me dat goed van pas gekomen."
Taal en muziek waren uw grote liefde. Waarom ging u na het gymnasium theologie studeren?
"Ik ben opgegroeid in een gereformeerd gezin waar grote liefde was voor Gods Woord en voor de kerk. Ook in het leven van alledag. We mochten bijvoorbeeld nooit kwaadspreken van iemand. Vooral na het ongeluk ben ik me bewust geworden van de dingen van Gods Koninkrijk. Vanaf m'n 12e was er het verlangen om predikant te worden. Eigenlijk was vanaf dat moment niets anders denkbaar. Als puber heb ik wel geworsteld met de vraag of het heil voor mij was. We woonden toen hier in Leeuwarden en kerkten in de Koepelkerk. Maar we maakten wel eens een snoepreisje naar een vrije evangelische gemeente. Dat heeft eraan bijgedragen dat ik de zekerheid van het geloof leerde kennen."
U ging in oorlogstijd studeren.
"Ik ging inderdaad in 1941 naar de VU. Maar al na anderhalf jaar moest ik onderduiken. Ik kwam terecht bij een veehandelaar in Britsum, net boven Leeuwarden. Een voortreffelijke broeder! De manier waarop die man elke avond de noden van land en volk bij God bracht: daar heb ik bidden geleerd. Dat is christen-zijn met de daad, met mond en hart."
Wat doet een oorlog met het godsvertrouwen van een student theologie?
"Ik besefte wel dat er heel wat aan de hand was, maar ik heb altijd de overtuiging gehad dat we erdoor zouden komen, dat dit niet het laatste was, dat God een doel met ons had."
In de oorlog vond binnen de Gereformeerde Kerken de Vrijmaking plaats.
"Hoewel mijn vader bewust in de traditie van de Afscheiding stond, had hij me niet naar Kampen maar naar de VU gestuurd. Als studenten vonden wij de Kamper hoogleraar K. Schilder niet sympathiek. Wij hadden veel meer op met een orthodoxe hervormde predikant als A. H. Edelkoort, de latere hoogleraar in Utrecht. Meer het latere Samen op Weggevoel dan het idee van de afsplitsing van de Vrijmaking."
U diende vanaf 1949 binnen de Gereformeerde Kerken als predikant. Vanaf de jaren zestig kwamen daar mensen als Kuitert met hun Schriftkritiek aan het woord. Wat heeft dat met u gedaan?
"Ik heb wel wat van Kuitert gelezen, maar het heeft me nooit aangesproken. Ik ben altijd lid geweest van het Confessioneel Gereformeerd Beraad, waarin mensen die Bijbelgetrouw wilden zijn zich verenigden. Maar ik heb altijd ruimer willen denken. Ik vond veel confessionelen vaak te centralistisch, waarbij er eenzijdig nadruk lag op het kruis van Christus. Prima, maar de Bergrede kwam niet aan de orde. Ik heb 38 jaar lang op belijdeniscatechisatie de vraag gesteld: Wat betekent Jezus Christus voor je? Dan kwam het er vlot uit: Hij is voor mijn zonden gestorven. Mooi, maar het gaat ook om het léven van Jezus."
De twijfel heeft aan u nooit geknaagd?
"Dat wel. Maar door steeds maar weer bezig te zijn met de Bijbel, wordt de twijfel overwonnen."
En de kaalslag in de kerken? U diende ook nog eens uitsluitend in het 'kille noorden'...
"Ik was natuurlijk altijd zelf met de Bijbel bezig. Persoonlijk heb ik van een verschraalde gereformeerdheid weinig gemerkt. Nu ik al acht maanden niet meer in de kerk kom, hoor ik via de IKON collega's. Ik moet zeggen dat ik soms een heel goede, levende exegese hoor. Hier in Friesland is het onderscheid tussen rechtzinnig en vrijzinnig altijd heel scherp geweest. Vijftig jaar geleden wist je precies hoe in heel de provincie de lijnen liepen. De SGP-mentaliteit heeft misschien weinig voet aan de grond gekregen; behalve dan in plaatsen als Driesum en Wouterswoude. Maar ik ken verschillende dorpen die vijftig jaar geleden echt vrijzinnig waren, terwijl daar nu het volle Evangelie klinkt. Er is veel ten goede gekeerd."
Kan een Fries buiten zijn provincie aarden?
"Toen ik twaalf was, ging de zaak van mijn vader in Heerenveen failliet en zijn we naar Den Haag verhuisd, waar mijn vader weer een zaak heeft gehad. Het eerste wat we deden was ons aansluiten bij een Friese vereniging, uit verlangen naar Friesland. Dáár heb ik nota bene Fries geleerd. Na een paar jaar zijn we teruggegaan. We konden er niet wennen. Nee, in Apeldoorn zou ik niet kunnen wonen, dat zou een straf wezen. Ik zou ook niet kunnen leven als ik mijn moedertaal niet kon gebruiken."
U hebt zich ingezet voor een Friese Bijbelvertaling en voor het Liedboek in het Fries. Waarom is een eredienst in de eigen taal zo belangrijk?
"Het Nederlands is voor ons toch een stuk afstandelijker. Kijk naar de rouwadvertenties. Daar is altijd sprake van "mem" en "heit" in plaats van moeder en vader. Dat geldt voor een Fries ook als het gaat om het gebed. Als je bidt in het Fries, kom je thuis, als een kind bij de Vader. Het Fries is een veel rijkere taal dan het Nederlands. Ik heb 23 Bijbelvertalingen in huis, maar als het gaat om de verwoording van de ernst en de troost van het Evangelie, dan halen veel talen het niet bij de rijkdom van het Fries. Neem het tweede deel van Jesaja: dat is in het Fries zo ongelooflijk kleurrijk! Vroeger mocht het Fries alleen op het toneel gebruikt worden. Abraham Kuyper leerde dat alle dingen voor Gods dienst ingezet moeten worden. Die heiligingsgedachte heeft me altijd aangesproken. De taal is er tot heil van de mensen, hij moet dienstbaar gemaakt worden aan het Rijk van Christus."
Daarom preekte u het liefst in het Fries?
"Ik heb in vier talen gepreekt: in het Nederlands, het West-Fries, het Duits en het Noord-Fries. Dat laatste was in Sleeswijk-Holstein, op uitnodiging. Een uitdaging: preken in een taal die je nauwelijks kent. Maar als de liefde van Christus je dringt, kun je veel en vind je er vreugde in. Sinds mijn emeritaat heb ik vrijwel alleen in het Fries gepreekt. Soms tweetalig. Maar dan moest ik het eerste deel in het Nederlands doen, want na het Fries overschakelen naar het Nederlands lukte me meestal niet."
Wat was al die jaren uw boodschap?
"Dat God de wereld niet loslaat. Dat Hij in Christus de wereld en de mensen aangrijpt. En dat Hij dat altijd anders doet dan wij denken."
Naast het predikantschap hebt u tal van activiteiten op het gebied van taal en muziek ontplooid. Dat wrong nooit?
"Ik heb achttien jaar lang twee banen gehad: naast het predikantschap was ik hier in Leeuwarden docent in verschillende vakken aan de Muziekpedagogische Academie. Ik heb het als een zegen ervaren dat je doordeweeks een gewoon mens bent, dat ze meneer tegen je zeggen in plaats van dominee. Daardoor sta je met twee benen in de maatschappij. Nee, die beide kanten in mij hebben nooit gebotst. Ik heb ook nooit iemand gehoord die er moeite mee had. Ik zie het juist als een verrijking en een zegen dat ik die talige en muzikale kant ook kon ontwikkelen. Daardoor kon ik participeren in commissies voor het Bijbelvertalen, het Liedboek en het Dienstboek. Mijn vrouw heeft wel veel moeten opvangen. Daar had haar vader haar vóór ons huwelijk in 1953 al voor gewaarschuwd. Je moet erop rekenen dat je een halve man krijgt, zei hij."
Als u terugkijkt op de negentig jaren die achter u liggen, wat blijft er dan over?
"We hebben veel zegeningen gekregen en maar weinig moeilijkheden gekend. Maar het beste staat ons nog te wachten. Op die toekomst moeten we gericht blijven. Eind vorige maand overleed een broer van mijn vrouw, een zwager die de achterliggende jaren m'n beste vriend is geweest. We konden hem maar moeilijk loslaten. We moesten nog weer bekeerd worden, om hem af te staan aan Degene Die het eerste en het laatste recht op hem heeft. In de rouwdienst stond de tekst uit Psalm 73 centraal: "Ik zal dan altijd bij U zijn." Hoe dat zal zijn, daar is weinig van te zeggen. Eén ding is zeker: de beloften in het Oude en Nieuwe Testament zijn gedaan door Degene Die nooit terugkomt op wat Hij heeft gesproken. We zijn in goede handen. Hij zal zorgen. Wij moeten leren ons aan die handen toe te vertrouwen, dan worden we geholpen, boven verwachting."
Levensloop Bernard Smilde
Bernard Smilde (23 januari 1922) groeit op in Friesland. Na de studie theologie aan de Amsterdamse VU is hij tussen 1949 en 1987 gereformeerd predikant in vijf gemeenten in Friesland en Groningen. Hij is werkzaam als Bijbelvertaler (Nije Fryske Bibeloersetting, Groot Nieuws Bijbel), is betrokken bij verschillende liedboeken, doceert liturgie, hymnologie en muziek in Groningen en Leeuwarden en promoveert in 1986 op "Hasper en het kerklied". Hij schrijft een groot aantal composities.
Smilde heeft twee zoons en drie kleinkinderen. Morgen krijgt hij, ter gelegenheid van zijn 90e verjaardag, in Leeuwarden een vriendenbundel aangeboden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 2012
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 2012
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's