Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stress heeft invloed op lichaamsafweer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stress heeft invloed op lichaamsafweer

Immunoloog prof. dr. Ballieux: Zenuwcellen kunnen ‘praten’ met immuunsysteem

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat te veel stress een negatieve invloed heeft op de gezondheid, weet eigenlijk iedereen. Stress raakt je op je zwakste plek. Je kunt er slecht van gaan slapen, hoofdpijn van krijgen of een maagzweer van oplopen. Stress kan leiden tot vaatkrampen en hartklachten. Chronische ziekten als astma en reuma kunnen onder invloed van stress verergeren. Dat stress ook invloed heeft op het menselijk afweersysteem tegen ziekten, is minder bekend.

„Ik ben geen stressdeskundige”, zegt immunoloog prof. dr. R. E. Ballieux aan het begin van ons gesprek enigszins verontschuldigend, als we hem vragen het begrip stress kort te omschrijven. ‘Afweerdeskundige’ Ballieux (65) was lange tijd hoofd van de afdeling klinische immunologie in het Academisch Ziekenhuis Utrecht en tevens hoogleraar op dit vakgebied aan de Universiteit Utrecht. Daarna was hij tot zijn pensionering, eind vorig jaar, bijzonder hoogleraar in de psychoimmuno-fysiologie aan dezelfde universiteit. Binnen dit vakgebied wordt onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de menselijke geest op het afweersysteem.

Volgens Ballieux is stress heel moeilijk te definiëren. Desalniettemin onderneemt hij een goede poging: „Stress treedt op tijdens omstandigheden waarbij een beroep wordt gedaan op je fysieke en/of psychische incassenngsvermogen. De belasting gaat gedurende enige tijd je eigen capaciteiten te boven. Er is in dat geval sprake van tijdelijke overbelasting. Je kunt daarbij denken aan ingrijpende gebeurtenissen in het leven, zoals een ongeluk of een sterfgeval in je directe omgeving. Stress kan echter ook optreden ten gevolge van dagelijkse kleine irritaties. Het gaat dan om ergernissen als: een buurman die elke dag zijn auto om zes uur start, precies voor jouw slaapkameraam, files in het spitsuur, of een vervelende chef. Dergelijke spanningen kunnen een heel meetbaar effect hebben”.

Overigens hoeft stress volgens Ballieux niet alleen maar negatief te worden geduid. „Sommige mensen zeggen een bepaalde mate van stress nodig te hebben om goed te kunnen functioneren. Onze wetenschappelijke inttresse gaat dan ook uit naar psycho-sociale prikkels die een effect hebben op het immuunsysteem, zowel negatief als positief’. Ballieux noemt als voorbeeld van dat laatste het toepassen van stress-verminderende technieken (psycho-interventie, bijvoorbeeld bij kankerpatiënten) of social support (het delen van je ellende met anderen).

Onderzoek met leraren

Uit experimenten is inmiddels duidelijk geworden dat stress leidt tot merkbare veranderingen in het lichaam, die meestal tijdelijk van aard zijn. Ballieux vertelt met smaak over een onderzoek dat in Utrecht werd uitgevoerd onder 86 leraren. Zij werden eerst psychologisch getest. Vervolgens kregen zij een moeilijke puzzel voorgelegd. „Het ging om een blok hout dat op een hele merkwaardige manier was doorgezaagd. Als het blok intact was, paste alles voortreffelijk in elkaar. Vielen de stukken echter uiteen, dan waren ze met geen mogelijkheid meer in elkaar te krijgen. Tenzij je wist waar je op moest letten”.

Aan de leraren werd vervolgens gevraagd deze werkwijze uit te leggen aan proefpersonen. Dat waren, maar dat wisten de docenten uiteraard niet, studenten psychologie die erin waren getraind om te doen of ze het verhaal niet begrepen of die op het ‘moment suprème’ een fout maakten. Dat leidde uiteraard tot irritatie bij de leraren die hun opdracht graag goed wilden uitvoeren. Nadat ze een tijdje hadden voortgemodderd, kwam, om de stress nog wat op te voeren, de onderzoeksleider vragen of ze „nou nog niet klaar waren?” Uiteindelijk werd de proef gestaakt.

Ballieux: „Tijdens het experiment namen wij bij de leraren bloed af. Dat werd onderzocht op het gehalte aan diverse hormonen en het aantal afweercellen. Ook maten we de bloeddruk en hartslag. Er waren duidelijke veranderingen merkbaar, maar ook behoorlijke individuele verschillen. We vroegen ons af waar die verschillen van afhingen. Waren ze erfelijk bepaald of afhankelijk van de mate van stress waaraan de docenten al voorafgaand aan het experiment blootstonden?

Dat laatste bleek inderdaad het geval te zijn. Leraren die blijkens de psychologische test al met chronische stress ten gevolge van alledaagse gebeurtenissen en ergemissen (dus niet ten gevolge van ingrijpende levensgebeurtenissen) te maken hadden, bleken gevoehger te zijn voor de plotselinge extra belasting dan collega’s die redelijk stressvrij door het leven gingen.

Tot onze verrassing bleken bij de chronisch gestresste leraren bepaalde witte bloedlichaampjes die een rol spelen bij de lichaamsafweer, de zogenaamde natural killercellen (NK-cellen), veel minder in aantal toe te nemen dan bij hun minder gespannen collega’s. Het hormoon adrenaline speelde hierbij een rol. Dit ‘vlucht- of vechthormoon’ komt vrij in situaties die iemand als bedreigend ervaart. Het maakt snelle lichamelijke actie mogelijk.

De chronisch gestresste leraren hadden permanent een wat verhoogd adrenalinegehalte. Dit leidde tot een zekere ‘gewenning’ van hun adrenaline-receptoren op de celwand van de NK-cellen. Deze receptoren, een soort speciale ‘ontvangers’, hadden zich aangepast aan het verhoogde adrenaline-gehalte in het bloed ten gevolge van chronische stress, met als resultaat een verhoogde prikkeldrempel. Dat leidde tot het minder snel vrijkomen van natural killercellen in de bloedbaan”.

Gevolgen

Wat de invloed van dit soort verschijnselen is op de gezondheid, is volgens Ballieux nog niet zo eenvoudig aan te geven. Daarvoor is verder (proefdier)onderzoek nodig. De Utrechtse immunoloog wijst wel op enkele experimenten in de VS, waarbij onder meer werd gekeken naar de invloed van academische examens op medische studenten. Daaruit bleek dat de afweer tegen virussen waarvan zij drager waren, zoals bijvoorbeeld het herpesvirus (veroorzaker van onder meer de ‘koortslip’) of het Epstein-Barrvirus (verwekker van de ziekte van Pfeiffer), verminderde.

Interessant is ook onderzoek dat plaatsvond bij vrouwen die aan het eind van de jaren tachtig in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam Dijkzigt tijdens de ivf-behandeling besmet rasJcten met het hepatitis Bvirus, de veroorzaker van een soms gevaarlijke vorm van leverontsteking. Nadat sommigen geelzucht kregen, werden alle besmette vrouwen en hun partners behandeld met antistoffen tegen het virus, zogenaamde gamma-globulinen, en later werden ze ook gevaccineerd. Na een halfjaar bleken de gebruikelijke antilichaambepalingen in het bloed bij zowel de vrouwen als de mannen zeer laag uit te vallen. De ‘antistoftiters’, een maat voor de bepaling van de weerstand tegen het virus, bedroegen slechts de helft of minder van de normale waarden. De vaccinaties sloegen dus slecht aan.

Ballieux: „Vervolgens stapten de behandelaars naar onze vakgroep toe met de vraag of dat mogelijk door stress kon worden veroorzaakt. Dat leek ons aannemelijk, maar bewijzen konden we niets, want er was niets gemeten. Wel besloten we naar aanleiding hiervan een onderzoek bij medisch studenten in Utrecht uit te voeren. Zij werden met een geringe hoeveelheid vaccin ingeënt. Hun psychische belasting werd ten tijde van de inenting en zes maanden later vastgelegd aan de hand van vragenlijsten. Ook bij hen bleek de mate van zelf gerapporteerde chronische stress in de vorm van de dagelijkse kleine ergernissen en beslommeringen in de periode van de inenting van invloed te zijn op de antilichaamrespons.

Daarna hebben we de studie nog een keer gedaan met de normale vaccindosis. Toen was het eerder gevonden effect niet meer terug te vinden. Dat zie je vaak in het stressonderzoek. Als de omstandigheden niet meer optimaal zijn, bijvoorbeeld doordat je een verlaagde dosering toepast of dat het immuunsysteem niet meer goed werkt ten gevolge van ouderdom, ziekte of weerstandsverlagende medicamenten als kankerceldodende middelen, ontstekingsremmers of medicamenten tegen afstoting van organen, vind je effecten. Bij gezonde volwassenen heeft het immuunsyteem echter nqg zoveel reserves, dat de antilichaambepalingen wel wat lager zijn, maar dat er geen effecten waarneembaar zijn”.

Ontdekking

Hoewel anatomen het menselijk lichaam gedurende eeuwen en zeker de laatste vijftig jaar tot in al zijn vezels hebben ontleed, is het nog geen tien jaar geleden dat er zenuwbanen werden ontdekt die de hersenen en het ruggemerg verbinden met organen die een belangrijke rol spelen bij de lichaamsafweer, zoals onder meer de lymfeklieren, het beenmerg, de amandelen en de milt. Er ligt dus een anatomisch herkenbare verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en het immuunsysteem.

Zenuwcellen geven niet alleen prikkels door aan spieren waardoor deze samentrekken, maar scheiden ook bepaalde boodschapperstoffen, zogenaamde neurotransmitters, af, waarmee ze als zenuwcellen onderling ‘praten’. Die boodschapperstoffen hebben via het neuro-endocriene systeem echter ook invloed op het immuunsysteem, zo is nog maar vrij recent gebleken.

Ballieux: „Daar weten we echter nog weinig van. Enkele neurotransmitters zijn inmiddels bekend. Hoever hun invloed strekt, weten we nog niet. Wel weten we dat de witte bloedcellen (lymfocyten) op hun celwand receptoren hebben voor neurotransmitters. De zenuwcellen kunnen dus niet alleen met elkaar communiceren, maar kunnen ook afweercellen beïnvloeden. Zenuwbanen die niet in een spier, maar bijvoorbeeld in de milt eindigen, laten hun boodschapperstoffen daar los. We denken dat ze daarmee de lymfocyten in de directe omgeving kunnen beïnvloeden. Maar we weten niets over bijvoorbeeld de concentraties van die stoffen en hoever hun invloed reikt.

Wat we inmiddels wel weten, is dat een aantal van deze neurotransmitters niet alleen wordt geproduceerd door zenuwcellen, maar ook door cellen van het immuunsysteem. Dus het immuunsysteem kan ‘terugpraten’ en boodschappen doorgevan aan het zenuwstelsel. Samen kunnen ze zo contact houden met de ‘Umwelt’, eventuele gevaren signaleren en daarop inspelen. Dat is voor de instandhouding van het individu en van de soort heel belangrijk. Dreigt er gevaar? Wordt het vluchten of vechten? De zintuigen spelen daarbij een rol. Je ruikt en je ziet ‘de vijand’. Met een virus dat het lichaam binnendringt, ligt dat anders. Een zenuwcel kan zo’n indringer niet traceren. Een immuuncel kan dat wel. Die kan vervolgens met zijn neurotransmitters aan de hersenen ‘vertellen’ dat hij druk in de weer is met het ontwikkelen van een ontstekingsreactie. Die boodschap blijft niet zonder gevolgen en kan bijvoorbeeld het centrum in de hersenstam beïnvloeden dat verantwoordelijk is voor de temperatuurregulatie, waardoor een koortsreactie ontstaat.

Uit onderzoek is ook gebleken dat een virusinfectie, nog voordat er ziekteverschijnselen ontstaan, leidt tot verminderde aandacht. Die reactie loopt via boodschapperstoffen (cytokinen) van het immuunsysteem. Als je echt ziek bent, zorgt het verhoogde gehalte aan deze stoffen ervoor dat je tot weinig intellectuele prestaties in staat bent”.

Chronische ziekten

Onderzoek onder jonge kinderen met jeugdreuma in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht heeft volgens Ballieux recent laten zien dat pijnstress vermoedelijk leidt tot stimulatie van het onwillekeurige zenuwstelsel. Tevens is vastgesteld dat er op de lymfocyten van deze kinderen receptoren ontstaan die er normaal gesproken niet zijn. Die receptoren zijn gevoelig voor bepaalde neurotransmitters. Vervolgens gaan de lymfocyten bepaalde stoffen produceren die het ziektebeeld verergeren. Deze reeks van gebeurtenissen lijkt mede bij te dragen aan het chronische karakter van de aandoening.

Ballieux: „Zo’n ontdekking leidt wel tot de vraag wat nu precies het belang is van pijnbestrijding voor het verloop van de ziekte. Moet er al mee worden begonnen voordat de ziekte een chronisch karakter draagt?”

Inmiddels werkt de vakgroep waaraan Ballieux tot voor kort was verbonden ook samen met het Academisch centrum tandheelkunde (ACTA) in Amsterdam aan een onderzoek naar de immunologie in de mond. Mondhygiënisten kunnen aan de toestand van het gebit van kinderen zien of er thuis problemen zijn. Stress blijkt van invloed te zijn op het proces van terugtrekkend tandvlees (paradontose). Wetenschappelijk is er echter nog niets vastgesteld. Inmiddels is wel gebleken dat, als paradontose erger wordt, er ook veranderingen optreden in de bacteriële flora in de mond. Er loop bij het ACTA nu onderzoek dat moet aantonen in hoeverre stress daarbij een rol speelt.

De manier waarop hulpverleners met patiënten omgaan, heeft invloed op het welbevinden en dus ook op het stressniveau van patiënten en in het verlengde daarvan waarschijnlijk ook op het immuunsyteem. Er is dus een fysiologische link met het genezingsproces. Ballieux zou het toejuichen als naar „het genezend klimaat op ziekenafdelingen en in spreekkamers” eens onderzoek zou worden gedaan. „We weten uit de klinische psychologie dat een goede arts-patiëntrelatie van grote invloed kan zijn op het genezingsproces en zelfs op de activiteit van geneesmiddelen. En dan zitten we dicht aan tegen het “placebo-effect”. Het zou goed zijn als we dit soort waarnemingen weg zouden halen uit de sfeer van “new age” en “goeroe-geneeskunde” en konden laten zien dat er niets anders dan fysiologie achter steekt”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 januari 1996

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Stress heeft invloed op lichaamsafweer

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 januari 1996

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's