Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vrouw in de Republiek der Letteren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vrouw in de Republiek der Letteren

Anna Maria van Schurman: O Utrecht, lieve stad, hoe zou ik u vergeten!

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is stil in de stad. Oktober. Buiten ruikt het kruidig, maar dichte mist hangt om de Dom en dempt de stadsgeluiden. Een paar weken geleden is Anna Maria van Schurman (1607) uit haar geboortestad Keulen teruggekeerd naar de stad waar ze bijna 40 jaar af en toe woont. Bezoekers uit heel Europa die de meest geleerde vrouw van Europa kwamen bezoeken, klopten het afgelopen jaar vergeefs aan haar deur. Niet thuis. Waarom ze er niet was, wil ik onder meer aan haar gaan vragen, want de vreemdste geruchten doen hier de ronde...

Plaats: Utrecht, Achter den Dom nr. 8

Tijd: vrijdag 16 oktober 1654

Ik laat de klopper vallen op deur van de familie Van Schurman. Het huis "Achter den Dom" is hoog en groot, maar een paar meter achter mij torent de Domkathedraal. Ik voel me nietig. Vier klokslagen vallen van de Dom, gevolgd door een melodie die ik weemoedig herken: "De Geuzen zijn in Bomlerweerd gevallen". Dat geluid sterft weg, maar nog steeds is er geen beweging, het huis lijkt uitgestorven. Weer laat ik de klopper vallen. Stilte, dan hoor ik vlugge voetstappen. Grendels schuiven, de zware deur gaat open en daar staat ze zelf.

Bliksemsnel flitst het door me heen: is dit het hoofd waarin God "verkwistend al Zijn gaven uitgoot?" Is dit de mond die spinnen eet? Het hoofd oogt normaal, de rest ook: een vrouw van 46, gestoken in een eenvoudige, zwarte maar zijden jurk, parels om haar hals en in haar fraai opgestoken haar. Voordat ik naar haar schoenen kan kijken, steekt ze me de hand toe. "Hartelijk welkom! Heb je een goede reis gehad vanuit Delft?" Ik knik en breng de groeten over van haar vriendin De Villeneuve. Ze geeft mijn mantel aan een dienstmeisje en gaat me voor, de lange gang door naar een hoge, ruime achterkamer. Zaal kun je beter zeggen.

Tantes

Terwijl zij wat te drinken haalt, kijk ik mijn ogen uit. Een lange wand is geheel gevuld met boeken, de andere wanden zijn behangen met schilderijen en kunstwerken als een bloemenstilleven van Roelant Saverij, een schilderij van Cranach met twee naakte vrouwen die de Gerechtigheid en de Liefdadigheid uitbeelden en een op glas geschilderd kunstwerk van Martinus Luyten. Ervoor staan lage kabinetkasten met antieke beeldjes als de "spinario", en "Diana à la biche", een aard- en hemelglobe, astronomische en mathematische instrumenten, en porselein. De deuren van de kabinetten zijn dicht. Op de klavecimbel staat de bundel "Pathodia Sacra et profana occupati" van Constantijn Huygens opengeslagen. In de zaal staan weinig meubels, slechts een grote tafel met wat stoelen eromheen en in een hoek een lessenaar met een Statenbijbel. Op tafel ligt een kalligrafisch kunststuk te drogen: versregels in het Hebreeuws, Aramees, Samaritaans, Syrisch, Arabisch, Ethiopisch, Grieks en Latijn.

Terwijl ik de teksten probeer te ontcijferen, komen zij en een dienstmeisje binnen met een fles Rijnse wijn, een paar roemers en een geurige pastei. We gaan bij het raam zitten, onze voeten op warme stoven. Ze vertelt eerst over de oude tantes van tachtig die nu een middagdutje doen, over haar broer Johan Godschalk die voor zaken de stad uit is en hoe fijn het is om weer terug in Utrecht te zijn. Het is druk, ook met die vele bezoekers die aan de deur kloppen... Ze zwijgt en kijkt me vragend aan. Ik kijk weg de herfstkleurige tuin in, maar mijn oog reikt door de mist niet ver. Dan kijk ik terug en vraag:

Waarom bent u naar Keulen gegaan?

"Ons vertrek hield verband met een erfeniskwestie. Misschien weet je dat mijn familie uit Keulen komt, ja dat ik zelf in Keulen geboren ben. Maar Keulen is op en top rooms-katholiek en in 1610 zijn mijn ouders na een razzia op protestanten met hun kinderen de stad uitgevlucht. Later is de rest van de familie ook gevlucht, en sinds 1642 wonen tante Sybille en tante Agnes von Harff bij ons in Utrecht. Hun bezittingen in Keulen hebben ze achter moeten laten, voorgoed dachten ze, maar de vrede van Munster (1648) deed de hoop opvlammen dat ze hun onroerend goed toch terug konden krijgen. Gelukkig is mijn oudere broer Johan Godschalk als leidsman met ons meegegaan, plus twee dienstbodes, anders was het menselijkerwijs gesproken onmogelijk geweest. Zeker toen ons verblijf door de slepende rechtszaak anderhalf jaar duurde!"

Spottend traktaatje

Wat vindt u van Keulen?

"Keulen is een prachtstad en ligt evenals Utrecht aan de Rijn. Vriendelijke en gastvrije inwoners, lekker eten en drinken, mooie gebouwen, de Utrechtse Dom moet het zelfs afleggen tegen die van Keulen. Net als Utrecht is Keulen door de Romeinen gesticht en dat zie je aan de bodemvondsten. Ik heb het graf van Duns Scotus, de beroemde middeleeuwse filosoof, bezocht en ben een keer naar de relikwieën gaan kijken. Keulen is er immers beroemd om.

Vreemd, ik weet dat Calvijn zelf een spottend traktaatje tegen relikwieën geschreven heeft. Ik weet ook dat je het terecht kunt afdoen als geldhandel en bijgeloof. Maar, eerlijk, toen ik voor de vitrine met een spijker van het kruis van Christus stond, zag ik slechts de vingers van Jezus wild om die spijker grijpen en hoorde ik Revius: "Ick bent, o Heer, ik ben de nagel, en de speer, de geesel die u sloech.""

De stad is puur paaps... toen men hoorde dat u in Keulen woonde, dacht men dat u rooms-katholiek geworden was, net als Tesselschade.

"Wat doet dat zeer om die valse geruchten weer te horen! Zelfs de Keulenaren weten beter: wij hebben geen voet in een rooms-katholieke kerkdienst gezet. Jij hebt het gedicht over Utrecht en Keulen gelezen:

Al sijn der kercken veel sij sijn ons alle tegen

Wij moeten over Rijn door wind door sneeuw door regen.

In Keulen is de situatie benard. Geen preek mag gehoord, geen kind gedoopt of een huwelijk bevestigd worden, tenzij rooms-katholiek. Wij kerkten in Mülheim, een dorpje verderop, dat buiten het machtsgebied van Keulen lag. Er zijn in Keulen wel gereformeerde gemeenten onder het kruis, maar het is levensgevaarlijk om erheen te gaan. Dominee Badius heeft ons zelf verteld hoe hij een keer voor de magistraat gedaagd en gedwongen werd om te vertellen wie "sijne Schapen en Religionsgenoten binnen Ceulen waren." Hij ontsnapte ternauwernood. Behalve naar Mülheim konden we ook naar de schippersgemeente die "voor Keulen lag." Maar in de winter schuilden we binnen de muren van stad en huis en lazen we thuis preek. Keulen voelde als Babylon, als een ballingsoord."

Vergat men u dan?

"Nee, maar omdat er zoveel onzekerheid hing over ons verblijf in Keulen, stokten de verbindingen. Af en toe kwam er post. Voetius stuurde een prachtig gedichtje in het Grieks en ik kreeg ook een geboortekaartje uit Den Haag. Mijn neef Abraham noemt zijn dochtertje Anna Maria van Schurman!"

Paapse professoren

"Wat ik in Keulen miste, was de vanzelfsprekende kerkgang, het samen musiceren, discussiëren, het delen van lief en leed, de gemeenschap der heiligen, de studies, en de bezoekers. Een heel enkele keer kwam er ook bezoek. Juist toen ik dat gedicht "O, Utrecht, lieve Stadt" schreef, kwam mijn vriendin Utricia Swann uit Utrecht langs.

Hier laet een Edel Swaen haar blijde stemme horen een stem van groote kunst een stem van groot gewelt die UTRECHT voor een tijt ons binnen Keulen stelt.

Ze is zelfs naar Utrecht vernoemd. Utricia zingt als een nachtegaal zo mooi. Maar ze wilde ook mee naar de disputaties met Keulse professoren."

U in gesprek met paapse professoren?

"Ja, waarom niet? Ik heb in het openbaar gedebatteerd met rooms-katholieke professoren van de Universiteit van Keulen. Verstandige en vriendelijke mannen. Natuurlijk zal ik altijd proberen om ze van de zuivere waarheid te overtuigen, daar zijn de theologische disputaties voor, daar heb ik tenslotte logica voor geleerd. Bijna had ik ze zover dat ze de monnikskap aflegden. De tweede keer waren ze afwijzender, maar niet toen Duns Scotus ter sprake kwam. Over het gemeenschappelijke kerkelijke verleden is het zoveel gemakkelijker praten. Zo is Augustinus een van mijn helden en held is hij ook van hen.

Begrijp me goed, ik ben calviniste in hart en nieren. Mijn ouders en voorouders hebben goed en bloed geofferd voor de nieuwe leer. Maar dat betekent niet dat ik dan geen disputaties mag hebben met katholieken of geen voet in een Keulse kerk mag zetten om de bouw- of schilderkunst te bewonderen. Slechts benepen geesten menen dat zoiets tot 'pausdom' leidt."

Koningin Christina

Moet u eraan wennen weer het middelpunt van de stad Utrecht te zijn?

"Middelpunt, middelpunt, dat ben ik echt niet. Wel kreeg ik 2 dagen na mijn terugkomst hoog bezoek, maar ik had het eerst niet door. Er werd geklopt, een groepje mannen stond voor de deur en vroeg of ik "drottning" Christina van Zweden kon ontvangen. Vanzelfsprekend, koningin Christina en ik corresponderen immers al jaren met elkaar. Toen was zíj als man verkleed, om incognito te kunnen reizen, vertelde ze. Ik werd danig op de proef gesteld: in alle talen die ik kende, moest ik over godgeleerde onderwerpen praten. Maar ze konden me niet klein krijgen en weet je wat ze toen vroegen? Of mij niet een geest ter hulpe kwam? Verontwaardigd zei ik: "Het is dezelfde Geest waardoor ik leef en ademhaal!" Pas na haar vertrek hoorde ik dat ze afstand gedaan had van de troon, misschien wel om rooms-katholiek te worden."

Ik heb uw boek "Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica" gelezen. Er is al de derde druk sinds 1648. Waarom?

Ze kijkt me verbaasd aan en zegt: "Ik heb er nog nooit over nagedacht. Even denken. Misschien omdat vorige publicaties als "De Vitae Termino" (over het levenseinde) en de "Dissertatio" over vrouwen en studie al jaren uitverkocht waren en in dit boek opgenomen zijn? Misschien omdat ik de eerste vrouw in Nederland ben die zo'n boek publiceert? Misschien omdat het in niet alledaagse talen geschreven is?"

Hoe hebt u als vrouw al die talen kunnen leren?

"Ik had oudere broers die thuis les kregen van mijn vader en een huisleraar. Op mijn elfde ontdekte vader dat ik tijdens de Latijnse les zat voor te zeggen. Hij zette mij meteen aan Seneca en zei: "Een adelaar vangt geen vliegen." Sindsdien leerde ik met mijn broers mee. Een paar jaar later leerde ik Grieks en van professor Voetius leerde ik oosterse talen. Ik ben gefascineerd door talen, vooral die verband houden met het Hebreeuws. Het duurt helaas vaak maanden voordat ik handboeken in handen krijg. Ik heb zelf een Ethiopische grammatica moeten schrijven, want die ontbrak."

Tijdens het gesprek heb ik af en toe naar de rariteitenkabinetten gekeken. Opeens staat Anna Maria van Schurman op, doet de deuren open en trekt er een paar laatjes uit. "Kijk! Deze fraaie horentjes komen uit Amerika, en deze schelpen van Afrika's zuidkust. Vreemd, er staat een soort viooltje op, alsof een kunstenaar dat erin geprikt heeft, maar het is puur natuur. Ze pakt andere laden. "Hier zit mijn spinnencollectie in en daar de penningen en munten. Kijk, een Romeinse munt die op het Domplein opgegraven is." Het duizelt me nog meer als ze haar eigen werk (gravures, borduursels, knipsels, portretjes) laat zien. Het mooiste vind ik de familieportretjes in palmhout, die op de palm van mijn hand passen.

Terug naar de "Opuscula". In de "Opuscula" heeft u het regelmatig over de Respublica Literarum. Wat bedoelt u precies met de Republiek der Letteren?

"Sinds Erasmus wordt er een Europese geleerdenrepubliek mee bedoeld die boven de grenzen van moedertaal, godsdienst, stand en land uitstijgt. Per brief wisselt men van gedachten, meestal in het Latijn. Afstand speelt geen rol, afkomst evenmin. Slechts intellect, beschaving en een verering van de "bonae litterae" (de Heilige Schrift aan top), tellen. Veel studenten gaan na hun studie op een Grand Tour of geleerden op een "peregrinatio academica". Zij nemen dan vaak de brieven mee. Of ik geef ze met mijn broer Johan Godschalk mee. De brieven (ingesloten stukken incluis) moeten circuleren, want we willen in de Republiek der Letteren de kennis verbreiden en verbeteren."

Vallen die 'rariteyten' ook onder de Republiek der Letteren?

"Als ze onderwerp van onderzoek zijn, ja. Zo heb ik bijvoorbeeld van die viooltjesschelp een tekening gemaakt, een briefje erbij geschreven en naar professor Vorstius in Leiden opgestuurd met de vraag naar de naam van de schelp. Ik heb nog geen antwoord, maar via een paar rondreizende academici heeft hij laten weten dat hij alles doorgestuurd heeft naar Swammerdam."

Vrouwen

Wonen er ook vrouwen in die Republiek der Letteren?

"Ja, maar niet zo veel, want ze moeten minstens Latijn kennen. Ik correspondeer onder anderen met Christina van Zweden, Dorothea Moore (Ierland), Bathsua Makin (Engeland) en Marie du Moulin (Frankrijk). Zij beheersen allemaal Latijn, maar soms schrijven we elkaar in het Frans, Grieks of Hebreeuws. Dat hebben we geleerd van onze vaders, broers of (huis)onderwijzers. Of in het zeldzame geval van Birgitte Thott (Denemarken) en Anne de Rohan (Frankrijk): van een geleerde moeder."

Hoe bent u in contact gekomen met die vrouwen?

"Je weet misschien dat ik bij de opening van de Universiteit van Utrecht in 1636 mijn Latijnse felicitatiegedicht mocht voordragen? Daarin klaag ik over de uitsluiting van vrouwen. Dat sloeg in. Ik kreeg toen als eerste vrouw in Nederland toestemming om colleges te volgen en dat is als een lopend vuurtje door Europa gegaan. Veel vrouwen schrijven me sinds die tijd. Hoe ze de studie moeten aanpakken? Welke klassieke auteurs ik de moeite waard vind en waarom? Vaak stuur ik mijn "Dissertatio" over de studie van de vrouw op. Zoveel meisjes worden dom gehouden met argumenten als: studie is niet nodig voor het huishouden. Als vrouwen een verstand gekregen hebben, dan zijn ze verplicht om dat talent tot Gods eer te gebruiken, net als mannen."

Hoe denkt u over de studie van de vrouw?

"In een notendop: vrouwen die een redelijk verstand hebben, geen armoede kennen, veel vrije tijd hebben, moeten studeren ter ere Gods en tot nut van andere vrouwen."

Celibaat

Dat klinkt onhaalbaar...

"Toegegeven, dat is het ideaal. Maar waar een wil is, is een weg. Bathsua Makin bijvoorbeeld moet als onderwijzeres geld verdienen. Toch kent ze tien talen. Veel vrouwen staan liever uren voor de spiegel. Schoonheid vergaat, kennis blijft je levenslang bij. In mijn geval moest ik als zestienjarig meisje mijn vader op zijn sterfbed beloven om die "onontwarlijke, wereldse, zeer verdorven huwelijks-band te mijden". Ik laat in het midden waarom hij zo antihuwelijk was, maar ik kan wel zeggen dat het celibaat voor mij zeer vruchtbaar is. Ik denk dat niet trouwen voor meer vrouwen goed zou zijn. Maar als geléérde vrouw moet je helaas al een soort weerstand opbouwen tegen vooroordelen als "geleerde vrouwen zijn onaantrekkelijk" laat staan als ongetróúwde vrouw. Dan wordt er om je gegniffeld, dan mag je niet lezen wat mannen lezen.

Zo schreef Huygens naar aanleiding van Rivets boekje over de maagdelijkheid van Maria neerbuigend: "Of alle vrouwen het boekje met genoegen zullen lezen, betwijfel ik, (...) Juffr. Schurman zal sommige gedeelten wel overslaan." Ik had dat boekje notabene van Rivet cadeau gekregen en heb er zelfs een gelegenheidsgedicht op geschreven! Van rooms-katholieken krijg ik meer begrip dan van protestanten, Lodenstein, Voetius en Godschalk uitgezonderd. Zelfs de Grieks-orthodoxe bisschop Meletios uit Efeze prees mijn "partheneia", mijn maagdelijkheid."

Er wordt geklopt, de meid meldt dat de koets voor staat. Tijdens het afscheid zie ik in het voorbijgaan dat er geen Statenbijbel op de lessenaar ligt, maar een opengeslagen polyglotte Biblia Regia. Mijn oog valt op Ruth en ik citeer: "Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben?"

Ze glimlacht en zegt: "Hartelijk bedankt voor jouw bezoek. En het allerbeste met je studies!"


In deze serie presenteren 17e-eeuwse dichters, schilders en musici hun visie op kunst en cultuur. De vorm van het gefingeerde gesprek brengt interpretatie en kleuring met zich mee. Desondanks is het de bedoeling hier een historisch verantwoord beeld te schetsen, waarbij de eigen woorden van de 'geïnterviewde' zo veel mogelijk geciteerd worden.

Volgende week deel 6: Constantijn Huygens.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 8 februari 1999

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Een vrouw in de Republiek der Letteren

Bekijk de hele uitgave van maandag 8 februari 1999

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's