Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Draak of dino?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Draak of dino?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drakenverhalen zijn er van over de hele wereld. Meestal worden die afgedaan met de term mythisch of legendarisch. Maar ook de Bijbel spreekt van dergelijke dieren: in Jesaja 14 en 30, in Psalm 44 en in Psalm 74. Hebben draken dan echt op aarde geleefd?

De Britse Carol Rose, wetenschappelijk onderzoeker aan de universiteit van Kent, maakte serieus studie van drakenverhalen van over de hele wereld. Dat resulteerde in haar omvangrijke boek ”Giants, Monsters & Dragons”.

Ze ontdekte dat elke volkscultuur waar ook ter wereld haar eigen drakenverhalen kent. „Kaartenmakers uit de oudheid waren er zo vertrouwd mee, dat ze weergaven op landkaarten: hier leven draken”, aldus Rose.

Het opvallende aan de verhalen over draken is niet zozeer dat ze bestaan, maar dat ze zo vaak hetzelfde type monster beschrijven, merkt Rose op. „De beschrijving van een Europese draak komt vrijwel overeen met die van de oosterse: een langgerekt, geschubd, eierleggend reptiel, vaak met vleugels als een vleermuis en enorme hagedissenpoten met forse klauwen. De kop lijkt op die van een flinke hagedis of krokodil, vaak voorzien van een kuif of horens. Uit de neusgaten en de bek spuwt het monster vuur en giftige dampen. Ze leven in afgelegen gebieden. Hun voedsel bestaat uit vee en mensen.”

Het lijkt erop dat hier dinosauriërs en vliegende reptielen zoals pterosaurus worden beschreven. Maar volgens de hedendaagse wetenschap is dat onmogelijk. Waarom? Dinosauriërs leefden 231,4 tot 65 miljoen jaar geleden, en toen bestonden er nog geen mensen, is de opvatting. Het bestaan van dinosauriërs moet daarom onbekend zijn geweest voor de mensheid tot de eerste opgravingen in de negentiende eeuw. Ook Carol Rose beschrijft de draken dus ook als mythische wezens; ze hebben niet echt bestaan, maar zijn gefantaseerd door mensen.

De associatie tussen draken en dinosauriërs is bovendien verwarrend en een bedreiging voor de evolutiegedachte, meent Louis Jacobs, hoogleraar geologie aan de Southern Methodist University in Dallas. „Die opvatting zou de ouderdom van de aarde ter discussie stellen en de zevendaagse scheppingsmythe uit Genesis bevestigen.” Daar komt de aap uit de mouw.

De Amerikaan Darek Isaacs is er echter van overtuigd dat mensen wel degelijk dinosauriërs hebben gezien. Waar komen de drakenoverleveringen anders vandaan? „Hoeveel culturen ook van elkaar verschillen, ze hebben allemaal drakenverhalen gemeenschappelijk. Sommige zijn 500 jaar oud, andere duizenden jaren”, schrijft hij in zijn boek ”Dragons or Dinosaurs?”.

De Romein Plinius de Oudere (23-79) beschreef bijvoorbeeld draken die olifanten aanvielen zowel in India als in Noord-Afrika, zo gedetailleerd alsof hij ze zelf had gezien. De meeste keren was de aanval fataal voor beide dieren.

De Griek Herodotus (485 v. Chr.-ca. 425 v. Chr.) ontdekte in het toenmalige Arabië een vliegend reptiel in zulke aantallen dat het onmogelijk was ze te tellen. „Ze hadden vleugels zonder veren, als die van een vleermuis”, aldus Herodotus.

Isaacs citeert vervolgens uit het reisverslag van Marco Polo (1254-1324). „Toen ik de stad Yachi verliet en tien dagen naar het westen liep (...) zag ik enorme reptielen, tien passen in lengte. Aan de voorkant, bij de kop, had het dier twee korte poten, elk met drie klauwen als die van een tijger. De ogen gloeiden en waren zo groot als een brood van vier denari. De kaken waren groot genoeg om een man in zijn geheel te verslinden, de tanden groot en scherp. Niemand kon zonder angst naar het beest kijken.”

Dergelijke ooggetuigenverslagen kunnen onmogelijk worden afgedaan als zinsbegoocheling, maar zijn waarheidsgetrouw, aldus Isaacs. In een interview op de Amerikaanse nieuwssite Huffington Post stelde hij onlangs dat „wetenschappers bewust hun ogen sluiten voor deze ongewenste, geschubde tafelgasten.”

Dit is het derde artikel in een serie over dinosauriërs. Op pag. 12 deel 4.


Dino niet zo oud als gedacht

De creationistische veronderstelling dat mensen en dinosauriërs gelijktijdig op aarde hebben geleefd, wordt gesteund door een opmerkelijke vondst in de Hell Creek in Montana.

De Amerikaanse paleontoloog Mary Schweitzer vond in 2000 een niet-versteend bot van een Tyrannosaurus rex met daarin resten van bloedvaten, rode bloedcellen en andere celstructuren. De vondst was bijzonder omdat zachte weefsels volgens de huidige kennis onmogelijk miljoenen jaren intact kunnen blijven. De paleontoloog stelde dan ook terecht dat rode bloedcellen geen 68 miljoen jaar overleven.

Opvallend is dat de betrokken wetenschappers momenteel zorgvuldig de term rode bloedcellen vermijden. Ze spreken liever van „ronde microstructuren.” Ook Schweitzer wordt gedwongen deze term in haar publicaties te gebruiken, aldus Darek Isaacs in zijn boek ”Dragons or Dinosaurs”. Hij vindt het een bizarre ontwikkeling om een overduidelijk aangetoond feit –bloedcellen in een bot van T. rex– te verdonkeremanen. „Stel, iemand ziet een vogel vliegen en zegt tegen iemand naast hem: Bewijs dat een vogel niet kan vliegen.”

Een aanbod van de creationistische organisatie Answers in Genesis om een koolstof-14-analyse te doen op het bot, werd afgewezen. Begrijpelijk, vindt Isaacs. Een positieve uitslag van deze C14-analyse zou dramatisch zijn voor de evolutionistische gedachtegang; T. rex zou helemaal niet 68 miljoen jaar geleden zijn uitgestorven, maar misschien enkele duizenden of honderden jaren geleden. In elk geval zouden mensen en dinosauriërs dan toch samen op aarde hebben geleefd.

Maar daar willen de wetenschappers niet van weten. T. rex is 68 miljoen jaar geleden uitgestorven en de wetenschap moet dat bewijzen. Het onderzoek richt zich daarom op de vraag hóé bloedcellen die periode zouden kunnen overleven. Isaacs noemt die aanpak een vorm van fideïsme: het geloof in evolutie gaat ten koste van de meest voor de hand liggende logische verklaring.

Isaacs is zelf betrokken bij de ontdekking van botten van een triceratops en een hadrosaurus in de Hell Creek. Daarop zijn ook celstructuren ontdekt. Een C14-analyse leverde op dat de triceratops 30.000 jaar oud zou zijn, en de hadrosaurus 23.000 jaar, veel jonger dan de miljoenen jaren waarop de wetenschappers deze dieren gewoonlijk dateren.


Carl Sagan: Geïncarneerd geheugen

Ook evolutionisten kunnen de kennelijke overeenkomsten tussen draken en dinosauriërs niet loochenen. Ze moeten er iets mee. „De alomtegenwoordigheid van de drakenmythen in de volksverhalen van vele culturen is waarschijnlijk geen toeval. Het is een wereldwijd fenomeen”, aldus de Amerikaanse kosmoloog Carl Sagan.

Hij stelt in zijn boek ”The Dragons of Eden” dat de drakenverhalen te danken waren aan een soort gereïncarneerd geheugen: verre menselijke voorouders zouden zulke afschrikwekkende gebeurtenissen hebben meegemaakt met dinosauriërs, dat die een vast plekje hebben verworven in het menselijk geheugen.

Nachtmerries bij kinderen zouden te danken zijn aan de overgeleverde herinnering aan dinosauriërs. „We spelen in onze dromen een 100 miljoen jaar oude oorlog af tussen reptielen en zoogdieren”, aldus Sagan.

De Amerikaan Darek Isaacs vindt dit een interessante redenering, vooral omdat Sagan de termen ”draak” en ”dinosauriër” door elkaar gebruikt. Verder komt de gedachtegang van de kosmoloog hem bijzonder ongeloofwaardig voor.

„De opgepeuzelde voorouders konden hun dinosauriërervaring niet navertellen en dus ook niet voor nageslacht zorgen. Verder lijkt de zogenaamde overerving op een perfecte tijdreizigerscapsule: de herinnering gaat miljoenen jaren in winterslaap; vervolgens komen ze ineens los. Bovendien, waarom hebben nakomelingen van soldaten geen nachtmerries van de Eerste en Tweede Wereldoorlog? En waarom hebben Japanse kinderen geen nachtmerries over de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki?”

Adriënne Mayor: Fantaseren over botten

Noord-Amerikaanse indianen kennen hun eigen drakenverhalen. De dieren die ze beschrijven, lijken sprekend op dinosauriërs en vliegende reptielen, zoals de pterosauriër. De Amerikaanse historicus Vine Deloria windt er geen doekjes om. „Er bestaan dinosauriërverhalen.”

De Amerikaanse Adriënne Mayor, historicus aan de Stanford University doet dergelijke verhalen echter af als „fossielenlegenden.” Ze meent dat de oude bewoners fossiele resten van dinosauriërs, zoals botten, tanden, klauwen, nesten en eieren, hebben opgegraven en daar een verklaring voor hebben gezocht. Dat resulteerde in de zogeheten drakenverhalen die wereldwijd van ouder op kind werden doorverteld.

Mayor ondergraaft haar eigen verklaring echter wanneer ze stelt dat de indianen elk contact met botten vermeden vanwege de geesten die erin zouden huizen. „Omdat ze nauwelijks menselijke botten en dierenbotten van elkaar konden onderscheiden, hielden ze afstand van elk skelet.”

De indianen wilden voorkomen dat de geest zijn stam in het ongeluk zou storten. Een Navajo-opperhoofd stak om die reden zijn vredespijp in een aangetroffen dinoschedel, aldus de Amerikaan Darek Isaacs. Ze zochten er in het geheel geen verklaring voor.

Het valt hem bovendien op dat de drakenverhalen verrassend concreet zijn. „Deze oude culturen kenden veel meer details van de dinosauriërs dan wij vandaag de dag. Ze kenden de vleermuisachtige vleugels, de geschubde huid, het uiterlijk en de eetgewoonten van deze dieren.” Sterker, de indianen hielden bij het stallen van hun paarden concreet rekening met een aanval door vliegende reptielen die het voorzien hadden op hun veulens. Isaacs: „De enige geloofwaardige verklaring voor de drakenverhalen is dat de indianen deze dieren in levenden lijve hebben gezien.”

Boekgegevens

”Dragons or Dinosaurs?”, Darek Isaacs; uitg. Bridge Logos, Alachua, 2010; ISBN 9780882704777; 216 blz. € 13,-.

”Giants, Monsters & Dragons, an Encyclopedia”, Carol Rose; uitg. W. W. Norton and Company, New York, Londen, 2000; ISBN 9780393322118, 428 blz.; € 20,-.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 november 2013

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Draak of dino?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 november 2013

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's