„Zuivering ds. Kersten slordig maar niet onterecht"
Drs. W. Fieret promoveert op geschiedenis SGP
WOUDENBERG - De zuivering van ds. G. H. Kersten was een daad van vijandschap jegens de SGP. Die gedachte kan tot op de dag van vandaag binnen de staatkundig-gereformeerde gelederen worden aangetroffen. Maar volgens drs. W. Fieret kan deze opvatting niet langer standhouden. „Van een vijandige houding bij de zuiveringscommissie is mij niets gebleken", zegt de Woudenbergse geschiedenisleraar, die vanmiddag aan de Rijksuniversiteit van Utrecht promoveerde op een proefschrift over de eerste dertig jaar van de SGP.
"De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-1948" is de titel van Fierets proefschrift, waaraan hij als ondertitel heeft toegevoegd "Een bibliocratisch ideaal". De promovendus, verbonden aan het Van Lodensteincollege, is zelf SGP'er maar dat stond naar zijn zeggen een afstandelijke en kritische instelling niet in de weg.
Fieret stelt voorop dat het uitvoeren van zijn studie een bijkans onmogelijke opdracht zou zijn geweest als het hoofdbestuur van de SGP zich niet zo bereidwillig had getoond om hem alle notulen uit het tijdvak 1918-1948 ter inzage te geven. Niet minder dankbaar is hij de SGP'er uit Alblasserdam die de complete jaargangen van De Banier had bewaard. Een unieke collectie die inmiddels is ondergebracht in het SGP-partijbureau.
De Banier, orgaan van de SGP, verscheen van 1929 tot 1941 als dagblad onder hoofdredacteurschap van ds. G. H. Kersten. Oude exemplaren zijn zeldzaam. Zelfs de partij had er maar een beperkt aantal.
Een centrale rol in Fierets proefschrift is weggelegd voor ds. G. H. Kersten. Dat kan ook moeilijk anders. Niet alleen op kerkelijk terrein was hij een leidende figuur, hij was dat ook binnen de SGP. Van hem ging het initiatief voor de oprichting uit, hij was het die de eerste SGP-kamerzetel bezette, hij was zoals gezegd hoofdredacteur van De Banier en hij was bijna dertig jaar lang voorzitter van de partij. „De spin in het web", vat Fieret samen.
Daarmee is niet gezegd dat ds. Kersten alleen de dienst uitmaakte. Fieret noemt onder anderen ds. P. Zandt, ds. J. D. Barth, ds. H. Kieviet en P. van der Meulen, wier namen hij in de notulen regelmatig tegenkwam. Zij namen op hun wijze een prominente plaats in binnen de partij. In het vorige week verschenen katern Kleine Kracht van M. Dankers werpt deze zelfs de vraag op of ds. Zandt wellicht verantwoordelijk was voor de verscherping van de lijn tegenover Colijn en de anti-revolutionairen. Maar Fieret noemt een dergelijke suggestie speculatief. Wel ging ds. Zandt een eigen weg. „Daar zijn meer voorbeelden van. Zo maakte ds. Zandt, samen met ir. Van Dis, de overeenkomst ongedaan die ds. Kersten in 1936 met prof. dr. H. Visscher van de Christelijke Nationale Actie gesloten had", aldus de promovendus.
Heel opvallend is ook dat ds. Zandt tegenover de Commissie voor de Perszuivering afstand nam van de artikelen van ds. Kersten tijdens het eerste oorlogsjaar. Fieret: „De indruk wordt misschien wel eens gewekt dat ds. Kersten in de voorhoede liep en dat ds. Zandt daar wat achteraan kwam. Dat is minder het geval geweest dan men vermoedt. Ze konden overigens goed met elkaar overweg. "Bij de begrafenis van ds. Kersten gaf ds. Zandt op een ontroerende wijze getuigenis van hun geestelijke verbondenheid".
Onvermijdelijk komt de houding van ds. Kersten tegenover de Duitse bezetter aan de orde. De door de regering ingestelde Commissie Zuivering Staten-Generaal ontnam ds. Kersten in september 1945 het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Deze beslissing werd niet nader gemotiveerd. Bovendien zouden de leden van de commissie onvoldoende hebben onderkend dat de opstelling van ds. Kersten voortvloeide uit diens visie op het Duitse Rijk. Volgens ds. Kersten was Hitler een roede in Gods hand. Deze gesel moest ons land gewillig over zich heen laten komen vanwege het bedreven kwaad.
Fieret geeft de critici van destijds onmiddellijk na dat de zuiveringscommissie gebrekkig werk heeft verricht. Hoger beroep tegen de uitspraak was niet mogelijk en ds. Kersten zelf moest de beslissing uit de krant vernemen. „De werkwijze verdient bepaald geen schoonheidsprijs en heeft het mogelijk gemaakt dat de gedachte van een vijandige houding jegens de SGP ontstond", zegt Fieret.
Hem is overigens van een dergelijke houding niets gebleken. „Behalve ds. Kersten zijn nog twee andere kamerleden gezuiverd, een RKSP'er en een SDAP'er. Bij hen is dezelfde procedure gevolgd. Bovendien was tegen ds. Zandt ook een klacht ingediend maar hij is niet gezuiverd."
Nazi-romans
Een andere overweging is dat de leden van de commissie geen uitgesproken politieke figuren waren. Dat zij de SGP een hak hebben willen zetten, wil er bij Fieret dan ook niet in. De slordige procedure moet naar zijn mening gezien worden tegen de achtergrond van die in alle opzichten chaotische tijd.
Wat de werkelijke redenen voor de zuivering dan zijn geweest, kan Fieret niet met honderd procent zekerheid zeggen. In het archief van de zuiveringscommissie, dat door het RIOD wordt beheerd, was nauwelijks iets te vinden. Een belangrijke aanwijzing is wellicht een notitie met citaten uit Banierartikelen.
Bij nalezing van die artikelen moet Fieret inderdaad toegeven dat ds. Kersten in meer dan één opzicht het Duitse bewind verkoos boven het Nederlands bestuur van voor de oorlog. Verder nam hij nauwelijks stelling tegen de jodenvervolging.
Schokkend was de ontdekking dat drukkerij De Banier, waarvan ds. Kersten president-commissaris en zoon S. Kersten directeur was, tijdens de oorlog romans van H. Löns, een auteur wiens boeken door de nazi's werden aanbevolen, heeft gedrukt. Onduidelijk is of deze drukopdrachten het resultaat waren van een brief die S. Kersten mede namens zijn vader aan Max Blokzijl schreef. Zoals bekend was Blokzijl een vooraanstaand NSB'er, die na de oorlog ter dood is veroordeeld. Drukkerij De Banier vroeg in de brief om alle voorkomende orders.
Als hij alle feiten op een rijtje zet, komt Fieret tot de slotsom dat ds. Kersten niet ten onrechte is gezuiverd. Op de vraag of daarmee de voormalige SGP-leider is ontluisterd, zegt hij: „In zekere mate is dat altijd het geval als historisch onderzoek plaatsvindt. Neem iemand als prins Maurits. Hoeveel bewondering je ook voor hem kunt hebben, we weten dat hij kinderen had terwijl hij nooit getrouwd is geweest. Dan zie je dat het ook maar een mens is geweest van vlees en bloed".
Was het nu nodig om dit op te rakelen, zal men u verwijten.
„Dan veronderstelt men dat ik uit was op sensatie, op een nieuwtje. Ik kan eeriijk zeggen dat dat niet het geval was. Welke SGP'er weet niet dat de oorlogsjaren niet de meest verheffende periode is geweest, maar niemand wist 't fijne ervan. De partij is inmiddels 72 jaar. Een volwassen partij moet met haar verleden om kunnen gaan, ook af zijn er schaduwzijden. Je kunt bepaalde dingen niet blijven verzwijgen".
Verzwijgen veronderstelt opzet.
„Na de oorlog heeft het hoofdbestuur categorisch geweigerd om een onafhankelijke onderzoek in te stellen. Uit de kritische vragen die toen gesteld zijn, is af te leiden dat men meer vermoedde".
Het ernstigste verwijt dat u kan treffen is Zijn (Gods) oogappel te hebben aangeraakt.
„Dat is een gevoelige vraag waar ik zelf uiteraard meer dan eens over heb nagedacht. Als ik ds. Kersten opzettelijk had belasterd, zou dat waar zijn. Maar ik heb alles zorgvuldig en voorzichtig beschreven. Een hoogleraar zei na lezing van het proefschrift: Wat bent u ten aanzien van de zuivering toch terughoudend. Ik vond dat een compliment. Maar wat zwart is, kan niet wit gemaakt worden. Uiteindelijk was ook ds. Kersten een mens met fouten en eebreken".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1990
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1990
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's