Loslaten en vastgehouden worden
„Het is tijd om te gaan, zegt SGPer Holdijk (70), die over anderhalve week vertrekt uit de Senaat. Liefst had hij het bij dat ene zinnetje gelaten. Maar omdat journalisten zo aandringen, stemt hij toch in met een afscheidsinterview. „Mijn hoogte- en dieptepunten? Ach, dat zijn toch flauwekulvragen?
Zijn gerenoveerde woonboerderij, zo’n 3 kilometer buiten het dorp Uddel, ligt erbij om door een ringetje te halen. „Het werk van mijn vrouw”, glimlacht SGP-senator Holdijk. Sinds negen jaar woont hij op dezelfde boerderij waar hij in de jaren vijftig opgroeide, dezelfde ook die zijn grootouders ruim een eeuw geleden lieten bouwen. „Toen was hier alleen maar heide. In die tijd is dat allemaal ontgonnen.”
De vroegere deel is omgetoverd tot een sfeervol woon- en werkvertrek. „Daar links stonden tien koeien”, wijst Holdijk, „en daar rechts ook tien.” In zijn kinderjaren hielp hij altijd mee op de door zijn moeder en oom geleide melkveehouderij. „Koeien melken –met de hand natuurlijk– en allerlei andere werkzaamheden.”
Dat hij na de lagere school naar het Apeldoorns (christelijk) lyceum ging, was in zijn omgeving geen vanzelfsprekendheid. „Bijna alle jongens gingen naar de ambachtsschool”. Maar enig kind Gerrit kon en wilde doorstuderen. Zijn keuze viel, na het lyceum, op notarieel recht in Utrecht.
Wie in de ‘grote stad’ gaat studeren, vervreemdt gemakkelijk van zijn geboortedorp.
„Dat is bij mij, geloof ik, niet gebeurd. Tegenwoordig beweert men dat we allemaal wereldburgers zijn, maar ik voel me toch primair verbonden met mijn geboortestreek. Eerlijk gezegd voel ik me meer Veluwenaar dan Nederlander.”
Wat is kenmerkend voor een Veluwenaar?
„Wij hechten hier erg aan betrouwbaarheid. Verder behoort volgens mij een zekere onafhankelijkheidrang tot onze volksaard. Mensen in deze omgeving laten zich niet graag de wet voorschrijven. Dat herken ik ook wel bij mezelf. In 1971 kwam ik als fractiemedewerker bij de SGP-Kamerfractie. Maar: in deeltijd. Ik wilde niet geheel afhankelijk worden van de politiek, maar daarnaast een eigen juridische praktijk runnen. Dat ben ik ook al die jaren, tot m’n pensionering, blijven doen. Mooi werk, dicht bij de mensen.”
Uw onafhankelijke, Uddelse geest leidde soms tot wrijving met anderen, ook weleens in uw eigen partij.
„Soms. Maar de grote lijn was juist dat ik van mijn partijbestuur alle ruimte kreeg om mijn stemgedrag te bepalen. Op mijn opstelling in de Senaat heb ik van het hoofdbestuur nooit kritiek gehad. Ook niet als ik in de Eerste Kamer weleens anders stemde dan de Tweede Kamerfractie. Dat laatste was dinsdag nog het geval. De SGP in de Tweede Kamer had vóór het initiatiefwetsvoorstel van de CDA’er Oskam over wettelijke aansprakelijkheid van minderjarigen gestemd. Voor mij sloeg de balans toch door naar tegen. Dat je als senator zo veel vrijheid krijgt, in welke andere partij vind je dat?”
Toch moest u weleens bij het hoofdbestuur op het matje komen.
„Ja, ja. Over dingen die ik buiten het parlement zei, rezen weleens vragen. Bijvoorbeeld toen ik in een interview met uw krant iets had gezegd over godsdienstvrijheid. Tja, dat hoort ook bij de politiek, hè? Ik heb er geen moeite mee als een partijbestuur dan zegt: Joh, dit of dat begrijpen wij niet helemaal, wil je dat eens komen uitleggen?”
Ten diepste is Holdijk, met zijn onafhankelijke opstelling, christelijk-historisch, zeggen veel waarnemers.
„Hier in Uddel waren de verhoudingen vroeger overzichtelijk: wie bij de afgescheidenen hoorde, was SGP. Wie bij de ‘grote kerk’ behoorde, was CHU. Dat gold dus ook voor mijn familie. Op de CSFR discussieerden wij studenten druk over politiek. Maar lid van een partij wilden de meesten beslist niet zijn. Het heeft me dan ook oprecht verbaasd dat ik, toen ik in 1971 mijn studie notarieel recht afrondde, een briefje kreeg van toenmalig SGP-leider ds. Abma. Of ik eens wilde komen praten over het baantje van fractiemedewerker. Ik had, eerlijk gezegd, nog nooit van die functie gehoord...”
Het contact en het werk bevielen blijkbaar goed. U bleef een krappe 45 jaar aan het Binnenhof. Wat trok en trekt u in de SGP?
„Dat is vooral het gedachtegoed van de theoloog Van Ruler, zijn theocratische benadering van de politiek. Bijna al Van Rulers werken staan hier in de boekenkast. De door hem uitgewerkte grondgedachten herken en herkende ik het meest in de SGP. Ja, ook wel in de CHU, maar daar toch meer afgezwakt. De grote vraag in onze aardse werkelijkheid is of wij erkennen dat God regeert, of we ons daarnaar schikken en ons daarop, ook als overheid, richten of niet.
Toegegeven, in de dagelijkse praktijk aan het Binnenhof kun je met deze hooggestemde visie vaak maar weinig. Onze huidige maatschappij, bijvoorbeeld ons personen- en familierecht, wijkt van dit gedachtegoed zó ver af...
Een jaar of tien geleden ging in de SGP de roep op om het begrip theocratie maar niet meer te gebruiken. Het zou in een tijd waarin de islam oprukt te veel misverstanden oproepen. Ik begrijp die redenering best. Maar mijn afweging is een andere. Ik blijf gewoon over theocratie spreken.”
Waar had u, binnen uw partij, moeite mee?
„Dat was met name het vrouwenstandpunt. Het idee dat vrouwen niet in de politiek mogen participeren, kan ik in de Bijbel niet terugvinden. Mijn visie op dit punt heb ik nooit demonstratief uitgedragen, maar ik heb, als ik dat nodig vond, altijd wel laten weten waar ik in dezen stond.”
De SGP heeft zich de laatste jaren nogal gemoderniseerd. Hoe kijkt u tegen die ontwikkeling aan?
„De partij heeft altijd vertegenwoordigers gehad met verschillende visies en aanleg. Toen ik in 1971 arriveerde, was het in de Kamerfractie ook geen koekoek één zang. Van Rossum was, mede door zijn achtergrond bij de Unie van Waterschapsbonden, veel praktischer dan ds. Abma.
Vooral onder de huidige generatie Kamerleden is er veel veranderd qua management en wijze van politiek bedrijven. Wat mij met name opvalt, is hun openheid tegenover de wereld om hen heen, de onbeschroomde wijze waarop zij hun omgeving tegemoet treden. Vroeger was de taakopvatting van SGP-Kamerleden toch vooral dat men ín de Kamer zijn, primair getuigende, rol wilde spelen. Nu komt men ook buiten de Kamer vrijmoedig op voor het eigen gedachtegoed. Ik waardeer dat positief.
Eigenlijk zie je dat de opeenvolgende SGP-Kamerfracties steeds met hun tijd zijn meegegroeid. Ds. Abma zei het al: „We moeten veranderen om dezelfde te blijven.” Opvallend trouwens dat veel ideeën en ook wel de politieke attitude waar Abma destijd om verguisd werd, door latere generaties SGP’ers geruisloos zijn overgenomen. Op dit moment zijn we als SGP Abma ver voorbij.”
Ontwikkelingen in de SGP versnelden door de gedoogrol die de partij sinds 2010 kreeg toebedeeld. U leek zich in die nieuwe rol –uw stem was in de Senaat doorslaggevend– niet altijd senang te voelen.
„Ik heb me daar inderdaad niet prettig bij gevoeld. Dat had niet alleen met mijn karakter te maken, maar ook met de zelfstandige en onafhankelijke rol die volgens mij elke senator behoort te hebben. Het was nieuw voor mij dat ik in een situatie terechtkwam dat ik daar voortdurend op bedacht moest zijn.
Door het aantreden van een minderheidskabinet stortten journalisten zich opeens op de Eerste Kamer. Opeens wilden ze voortdurend van je weten hoe je over dit dacht en over dat en over hoe je volgende week ging stemmen. Hoogst onaangenaam, maar ook bedreigend voor een optimale werkwijze van de Senaat: in een zekere politieke en publicitaire luwte de kwaliteit van wetsvoorstellen beoordelen.
Ik moest nooit veel hebben van interviews en draaiende camera’s, maar sinds 2010 is mijn weerzin daartegen pas echt gegroeid. Op een gegeven moment stonden verslaggevers hier zelfs onaangekondigd bij de achterdeur. Ik zei: „Maak nu gáúw dat je wegkomt!””
Minderheidskabinetten zijn niet goed voor ons land?
„Dat zeg ik niet. Het kwam tijdens het kabinet-Balkenende IV een keer voor dat de minister-president tijdens de algemene beschouwingen in de Eerste Kamer met geen woord, letterlijk geen woord inging op mijn betoog. Als kleine partij was je toen een ”quantité négligeable” (te verwaarlozen hoeveelheid, red.). Nu wordt er naar kleine partijen gelukkig wél geluisterd. De verhoudingen in Den Haag zijn dualistischer geworden. Dat is winst.
Maar mij persoonlijk lag die nieuwe rol niet. En moderne communicatiemiddelen zijn aan mij niet besteed. Daarom is het nu echt tijd dat ik vertrek.”
U werkte jarenlang bijna dag en nacht. Had u geen ontspanning nodig?
„Ik ging inderdaad weleens een nachtje door. Dan was ik een debat aan het voorbereiden, en dacht ik: Ik kan morgen toch niet op pad gaan zonder de Handelingen van het vorige debat te hebben nagelezen? Voor ik het wist, was het dan alweer ochtend.
Wel probeerde ik vanuit Apeldoorn, waar wij 32 jaar gewoond hebben, elke week een dagdeel naar Uddel te gaan. Dan hielp ik mijn moeder op de boerderij bij de wat zwaardere of lastiger klussen. Dat was voor mij een verademing.”
Uw vertrek uit de politiek moet wel vreemd aanvoelen, na bijna 45 jaar actief te zijn geweest voor de SGP, waarvan zo’n 25 jaar als senator. Is weemoed een juiste typering?
„Dat is één emotie, ja. Zoals de Fransen zeggen: „Partir c’est mourir un peu” (afscheid nemen is een beetje sterven, red.). Maar wat overheerst, is dankbaarheid. Dankbaarheid dat ik van onze Schepper, en ook wel van de partij, dit werk zo lang heb mogen doen. Vooral in de Eerste Kamer was ik in mijn element. Aan de debatten die daar gevoerd werden, kon ik mijn hart ophalen.”
In uw toespraak op het laatste SGP- partijcongres verwees u naar zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus.
„Wat daar staat, over onze enige troost in leven en sterven, daar draait eigenlijk alles om. Dat heb ik gemerkt toen ik een jaar geleden alvleesklierkanker bleek te hebben. „Meneer Holdijk, het spijt ons, we kunnen niets meer voor u doen”, zei de arts. „Statistisch gezien hebt u nog drie tot zes maanden te leven.”
In feite heb ik toen afscheid genomen van het leven. Toch is het op een wonderlijke manier anders gelopen. Ik ben geopereerd en het gezwel is met succes verwijderd. Sinds eind vorig jaar was ik weer elke dinsdag in de Eerste Kamer te vinden. Al blijft mijn gezondheidstoestand fragiel en is er een gerede kans dat de ziekte terugkomt.
Zondag 1 leerde ik op de lagere school uit mijn hoofd opzeggen, daarna heb ik er vele malen over horen preken, maar het had nooit die lading en betekenis die het kreeg toen ik geconfronteerd werd met mijn ziekte, toen ik de belofte die daarin staat, het eigendom van Jezus Christus te zijn, als het ware naar mij toe mocht trekken.
Tijdens mijn ziekte spraken medesenatoren mij hierover soms aan. Apart is dan om te merken dat zij er zonder meer van uitgaan dat jij zo’n ziekte beter kunt dragen dan zij. „Jij hebt tenminste je geloof.” Maar ik kan niet steunen op mijn geloof! Als de dood voor de deur staat, gaat het eigenlijk om een proces van loslaten aan de ene kant, en vastgehouden wórden aan de andere kant.
Tegen anderen wil ik daar wel íéts over zeggen, maar niet te veel. Ik ben bang dat het dan toch weer om mezelf gaat. Terwijl het Zijn Naam is die moet schitteren.”
Levensloop Gerrit Holdijk
Gerrit Holdijk werd in 1944 in Uddel geboren. Hij studeerde notarieel en Nederlands recht in Utrecht. Holdijk is lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de PKN, was van 1986 tot 1987 en sinds 1991 lid van de Eerste Kamer, was van 1971 tot 2010 beleidsmedewerker van de SGP-fractie in de Tweede Kamer en zat van 1987 tot 2011 in Provinciale Staten van Gelderland. Daarnaast was hij vanaf 1971 tot zijn pensionering zelfstandig juridisch adviseur. Ook was hij vele jaren lid van de redactie van het blad Wapenveld.
Holdijk is gehuwd en vader van een zoon en een dochter.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's