Niet fijn voor je brein
Intensief gebruik van internet verandert ons brein. We kunnen ons steeds minder goed concentreren. Dat heeft gevolgen voor ons leesgedrag. Lukt het straks nog om een tekst te doorgronden?
Als journalist met nieuwe media in m’n portefeuille is het vanzelfsprekend dat ik ontwikkelingen op dit gebied op de voet volg. Ik ben intensief actief op sociale media. Mijn dag speelt zich grotendeels online af. Daar immers vind ik het laatste nieuws, volg ik de experts en doe ik ideeën op voor artikelen. Internet is voor mij onmisbaar om op de hoogte te blijven van mijn vakgebied.
Wat ik enerzijds met veel plezier doe, levert anderzijds een permanent gevoel van onrust op. Daar worstel ik mee, sinds ik me enige tijd geleden realiseerde dat de angst om relevante informatie te missen zorgt voor een continue drang om online te gaan.
En niets is tegenwoordig makkelijker dan dat. Als ik mijn laptop dichtklap, heb ik mijn smartphone al in de hand. ’s Avonds op de bank ligt mijn tablet steevast naast me. Met een simpele veegbeweging weet ik wat er speelt. Ook als ik niet werk ben ik er toch voortdurend mee bezig.
Tegelijkertijd beïnvloedt dit gevoel van urgentie, mede opgeroepen door de overal aanwezige schermen, onmiskenbaar mijn gedrag. Het zorgt soms voor een slechte nachtrust. Mijn hersenen lijken de snelheid te willen evenaren waarmee op sociale media de berichten over elkaar heen buitelen. Ik merk dat ik het af en toe moeilijk vind dieper door te denken over zaken. Bij het lezen van een boek of een lang artikel grijp ik tussendoor standaard een paar keer naar mijn smartphone. Ook zonder apparaten in de buurt blijft de onrust.
Internet is overal en het effect daarvan valt moeilijk te ontkennen. Het doet iets met ons. De Amerikaanse technologiejournalist Nicholas Carr was een van de eersten die hier de vinger bij legden. In zijn boek ”The Shallows”, in 2011 in het Nederlands vertaald als ”Het ondiepe”, beschrijft hij hoe het hem niet meer lukt om uren achter elkaar in een boek te lezen, omdat internet zijn brein heeft aangetast.
Niet dat zijn hersenen aftakelen, maar ze functioneren anders. En Carr denkt de oorzaak te hebben gevonden: jaren van intensief internetgebruik. De manier waarop de informatie via het web tot ons komt –in een onophoudelijke, gefragmenteerde stroom– verandert uiteindelijk ook de manier waarop wij deze informatie verwerken. Namelijk op dezelfde vluchtige en oppervlakkige manier. En zo vreet het web het vermogen tot concentratie en contemplatie weg, betoogt Carr.
Internet zorgt er dus voor dat we niet alleen minder geconcentreerd, maar ook ánders lezen. Diep lezen, de betekenis van de tekst ‘indrinken’ en doordenken, doen we nauwelijks nog. We scannen teksten vluchtig, op zoek naar de informatie waarvan we vinden dat die relevant is.
De generatie die met internet opgroeit heeft in de verste verten niet het idee dat ze daardoor iets mist. Bovendien is alle kennis met een muisklik binnen handbereik, dankzij Google. Maar iets kunnen opzoeken is iets anders dan iets wéten.
Belangrijk is dat Carr in zijn boek vaststelt dat onze hersenen veranderen. Hij onderbouwt dat met gedegen wetenschappelijk bewijs. Ons brein, ook als we ouder worden, is flexibel en verandert door ervaringen, omstandigheden en behoeften. Dat is maar goed ook, want dankzij die ‘plasticiteit’ is iemand die blind wordt in staat om na verloop van tijd een beter gehoor te ontwikkelen.
Maar we kunnen ons brein ook verkeerde dingen aanleren. En als Carr internet een ”afleidingsmachine” noemt, is duidelijk aan welke kant hij het web plaatst. Internet pakt ons ons oude brein af. „Ons lineaire brein waarmee we kalm, geconcentreerd en onafgeleid kunnen nadenken wordt verdrongen door een nieuw brein dat informatie wil consumeren en delen in korte, onsamenhangende en vaak overlappende uitbarstingen – hoe sneller, hoe beter.”
Dat dit uiteindelijk ook gevolgen zal hebben voor het boek, is evident. De evolutie van de e-reader toont dat aan. Was dat aanvankelijk niet meer dan een digitale weergave van platte tekst, de nieuwste e-readers bevatten hyperlinks, plaatjes en video’s. En dat zijn nu juist de elementen die voor de grootste afleiding zorgen.
De manier waarop vrijwel alle teksten digitaal zijn opgebouwd –vol met dit soort elementen– maakt het lastig om ons op de eigenlijke tekst te concentreren. Naarmate we het web vaker gebruiken, leren we ons brein steeds meer aan om afgeleid te worden. We kunnen informatie weliswaar snel en efficiënt verwerken, maar zonder blijvende aandacht.
Zo verklaart Carr dat velen van ons het steeds moeilijker vinden om zich ergens op te concentreren, zelfs al zijn we niet in de buurt van een computer. „Onze hersenen zijn goed in vergeten en steeds minder goed in staat om te onthouden.”
Iemand die mede om die reden nog veel feller dan Carr ageert tegen digitale media is de gerenommeerde Duitse hersenonderzoeker Manfred Spitzer. Zijn vorig jaar verschenen boek “Digitale dementie” zorgde voor de nodige opschudding. Spitzer betoogt daarin dat veelvuldig gebruik van digitale media leidt tot dementie. Dat gaat dus een stuk verder dan alleen oppervlakkiger leesgedrag. Waar Carr nog enigszins voorzichtig stelt dat onze hersenen veranderen –anders gaan functioneren– schrijft Spitzer onomwonden dat ons brein „verschrompelt” omdat het niet meer wordt belast.
We leren passiever vanaf een scherm. De ervaring van een muisklik dringt minder diep door in onze hersenen dan schrijven met een potlood. Niet voor niets fulmineert Spitzer tegen de opkomst van Steve Jobsscholen, waar leren met de iPad centraal staat.
De vluchtige manier waarop we informatie tot ons nemen via internet zorgt voor een geringere onmiddellijke inspanning van de hersenen. Dankzij Google hoeven we geen moeite meer te doen om informatie langere tijd te onthouden. Maar daardoor slaan we kennis ook minder goed op.
Een diepe verwerking van kennis zorgt niet alleen voor een betere ontwikkeling, maar levert ook een grotere mentale capaciteit op. Hoe groter deze reserve, des te langer het mentale verval duurt. De strekking van Spitzers betoog is dat veelvuldig gebruik van digitale media het mentale verval juist bespoedigt, al is het bewijs dat hij hiervoor aanvoert nog flinterdun.
De Duitser toont –net als Carr– wél overtuigend aan dat het gebruik van digitale media iets doet met onze hersenen, hoewel onderzoek naar de langetermijneffecten nog niet is uitgekristalliseerd. Maar stel dat we inderdaad steeds minder goed in staat zijn om diepe, blijvende kennis op te bouwen door geconcentreerd te lezen: hoe erg is dat? Misschien zijn goed kunnen zoeken en snel informatie kunnen scannen in het huidige tijdperk wel veel belangrijker vaardigheden. De nieuwe werkelijkheid waarin internet de hoofdrol speelt vraagt nu eenmaal andere kwaliteiten van mensen. Zo bezien is het misschien helemaal niet zo erg dat ons brein zich hieraan aanpast.
Sytse van der Veen, die recent het handzame boekje ”Beeldscherm, brein en bidden” schreef, brengt daar een belangrijk argument tegenin. God heeft Zich aan ons geopenbaard in het Woord, schrijft hij. Het geschréven Woord. Dat Woord moet gelezen worden. Voor christenen is contemplatie, het overdenken van dat Woord, onmisbaar. Het vormt, samen met het gebed, het geestelijk voedsel waarvan de christen leeft.
Over voedsel gesproken: internet is als een feestmaal. De ene na de andere gang komt voorbij, de laatste nog smakelijker dan de vorige. Ons brein went eraan en zoekt, nee, éíst keer op keer nieuwe informatie. Wat doet die onrust met onze gerichtheid op God, vraagt Van der Veen zich af. Voor hem is duidelijk: internet is een bedreiging voor ons geloofsleven.
Daarmee kunnen we de discussie echter niet sluiten. Immers, internet is anno 2014 voor vrijwel iedereen het eerstgekozen medium voor het opslaan, verwerken en delen van informatie, in welke vorm dan ook. Juist dat maakt afwijzing ervan zo moeilijk; daarmee plaatsen we ons buiten de realiteit. Maar tussen dit uiterste en het andere –de volledige overgave aan het web– liggen keuzemogelijkheden.
Heel persoonlijk betekent dit dat, hoe onmisbaar internet ook voor me is geworden, een ‘herprogrammering’ van mijn brein noodzakelijk is. Hoe ik dat doe? Heel eenvoudig: door vaker en langer afstand te nemen van het web. Door mijn mobiele apparaten weg te leggen als ik een boek lees of stille tijd houd. Door heel bewust te kiezen voor activiteiten waar ik geen internet bij nodig heb. Christenen hebben bij dergelijke keuzes een belangrijke leidraad: de Bijbel. Die leert ons maat te houden en ons leven, met vallen en opstaan, te richten op Christus.
Beeldscherm, brein en bidden
In zijn recent verschenen boekje “Beeldscherm, brein en bidden” gaat Sytse van der Veen, duidelijk geïnspireerd door onder anderen Nicholas Carr, in op wat internet met onze hersenen doet. Hij waarschuwt voor de gevaren van het web in onze omgang met elkaar en met God.
Met herkenbare, praktische voorbeelden schetst de auteur hoe digitale media kunnen ingrijpen in gezinsleven en maatschappij. Welke macht zit daarachter, vraagt hij zich af? Is internet een neutrale uitvinding, of gaat er een godloze kracht achter schuil? De auteur beantwoordt die vraag niet met een helder ja of nee, maar het hoofdstuk over de voordelen van internet telt nog geen drie bladzijden. Dat zegt genoeg.
Met zijn boek wil Van der Veen zijn lezers „een bezinnende spiegel” voorhouden. Vanuit dat oogpunt begrijp ik dat hij vooral waarschuwt voor de negatieve, zondige kant van internet. Toch meen ik dat er juist vanwege de onafwendbare invloed van het web grote behoefte is aan meer afgewogen meningsvorming.
Gelukkig geeft hij wel concrete handvatten mee. Een leven dicht bij God is een voortdurende strijd. De opkomst van internet maakt die strijd een stuk gecompliceerder. Bidden, lezen en mediteren zijn volgens Van der Veen de wapens die ons moeten helpen het hoofd te bieden aan de verleidingen van het web. Voor elk van ons mag de vraag wel wegen of we die wapens net zo intensief hanteren als onze smartphones.
Beeldscherm, brein en bidden. Wat internet doet met hersenen en geloof, Sytse van der Veen; uitg. Brevier Kampen, 2014; ISBN 978 94 91583 346; 111 blz.; € 12,50.
Meer lezen over dit onderwerp?
Het ondiepe, Nicholas Carr (Maven Publishing, Amsterdam, 2011). De Amerikaanse auteur toont in zijn boek overtuigend aan dat ons brein verandert door intensief gebruik van internet. Daarmee verliezen we ook ons vermogen om diep te lezen.
>>rd.nl/carr voor meer artikelen over Carr en zijn boek.
Digitale dementie, Manfred Spitzer (Atlas Contact, Amsterdam, 2013). De Duitse hersenonderzoeker legt in zijn boek op uitermate boeiende wijze uit hoe onze hersenen werken. Hij verfoeit digitale media, die er volgens hem voor zorgen dat we niet goed meer leren en geen diepe kennis meer opdoen.
Your brain on computers, (Engelstalige) artikelenserie uit de New York Times over de invloed van de informatiestortvloed op ons denken en gedrag.
>>rd.nl/nytbrein voor een rechtstreekse link naar deze serie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 2014
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 2014
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's