Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leven als homo in Bijbels licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leven als homo in Bijbels licht

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij houdt duidelijk vast aan de overtuiging dat een homoseksuele relatie op Bijbelse gronden niet mogelijk is. Maar daarmee is volgens Herman van Wijngaarden niet alles gezegd. In Oké, ik ben dus homo gaat hij daarom ook in op vragen rond bijvoorbeeld een „intieme vriendschap.

„Ik vind het moeilijk om in God te geloven. Waarom heeft Hij me ermee opgezadeld dat ik homo ben? Soms ben ik er gewoon kwaad om dat er alleen maar van die negatieve dingen over in de Bijbel staan. Op andere momenten twijfel ik daar weer aan: hoe zou het nou echt bedoeld zijn zoals het er staat?”

Dergelijke reacties hoort Van Wijngaarden geregeld in contacten met homoseksuele jongeren. Een aantal van hen komt aan het woord in ”Oké, ik ben dus homo”. Op die manier brengt de auteur, werkzaam bij de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) en zelf homo, het thema dichtbij. Met zijn zojuist verschenen publicatie wil hij jongeren die worstelen met vragen rond hun homoseksuele gerichtheid helpen.

Van Wijngaarden gaat in op vragen als: wat is homoseksualiteit, is het aangeboren of aangeleerd en hoe kun je als homo christen zijn? In het hoofdstuk ”Homoseksualiteit en de Bijbel” laat hij zien dat Gods Woord een homoseksuele relatie afwijst. Hij geeft onder meer een uitleg van Romeinen 1:18-32, dat –impliciet– terugverwijst naar de schepping. „Hier wijst God de exclusieve plaats van seksualiteit aan: binnen de unieke relatie tussen een man en zijn vrouw. Nergens in de Bijbel kom je tegen dat het ook anders kan.”

Van Wijngaardens uitleg kenmerkt zich door zorgvuldigheid en duidelijkheid. Intussen geeft hij in dit hoofdstuk ook, terwijl dat niet nodig is, ruimte aan een homoseksueel met een theologische achtergrond om –kort– uiteen te zetten waarom hij „geen belemmering meer” ziet voor relaties tussen mensen van gelijk geslacht en van mening is „dat liefde altijd het laatste woord heeft.” Zou een jongere die met vragen over relaties worstelt door deze bijdrage niet zomaar gestimuleerd kunnen worden in een verkeerde richting te gaan denken?

De auteur beseft dat met het afwijzen van een homoseksuele relatie niet alles is gezegd. Hij ziet voor een ongetrouwde christen –hetero of homo– ruimte om zichzelf te bevredigen. Dat hoeft volgens hem niet per definitie gepaard te gaan met onreine fantasieën en mag niet leiden tot een verslaving. Hier balanceert de auteur op een wankel koord. De vorm van zelfbevrediging die hij voorstaat, lijkt een vrijwel onbegaanbare weg.

Ook als het om de invulling van vriendschappen gaat, roept Van Wijngaardens benadering vragen op. Hij spreekt van een „intieme vriendschapsrelatie” tussen twee homo’s die toch „principieel verschilt van een huwelijk.” Zo’n vriendschap kan „uniek en exclusief” zijn. „Hoewel je met elkaar erg intiem bent, is de vriendschap celibatair.”

Van Wijngaarden erkent dat zo’n vriendschap erop neer kan komen „dat je de kat op het spek bindt.” „Dan moet je er (...) niet aan beginnen, hoe spijtig dat ook is.” Intussen hoeft het volgens hem „niet verkeerd te zijn om op de bank tegen elkaar aan te liggen, of om elkaar een zoen te geven”, zo lang het geen –bewuste of onbewuste– voorbereiding is om elkaar seksueel te bevredigen.

Hiermee lijkt een grens in de onderlinge omgang te worden opgezocht die juist beter kan worden vermeden. Leert de praktijk immers niet dat als twee mensen zich (steeds meer) tot elkaar aangetrokken voelen het tegen elkaar aan liggen op den duur veelal geen eindpunt is? En wordt daarmee het respecteren van de grens die Van Wijngaarden zelf nadrukkelijk stelt –geen seksuele relatie– niet onnodig in gevaar gebracht?

Het samenwonen van twee christenhomo’s, zonder dat ze de slaapkamer met elkaar delen, wijst Van Wijngaarden niet per definitie af, al heeft hij er aarzelingen bij. „Het verschil met een huwelijk wordt dan misschien zó kunstmatig dat er zomaar helemaal geen verschil meer is...” Die overweging pleit er juist voor om de weg van samenwonen zeker níét in te slaan.

Met zijn boek wil Van Wijngaarden jongeren helpen om als homo „Jezus te volgen.” „Praat erover, met God en met andere mensen.” Zo doet hij –terecht– ook een appel op de christelijke gemeente om homoseksuele jongeren niet in de kou te laten staan en bereid te zijn het gesprek over hun vragen open en eerlijk aan te gaan.


Boekgegevens

”Oké, ik ben dus homo. Over homoseksualiteit en het volgen van Jezus”, Herman van Wijngaarden; uitg. Jes!, Zoetermeer, 2013; ISBN 9789023920984; 72 blz.; € 8,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 oktober 2013

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Leven als homo in Bijbels licht

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 oktober 2013

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's