De oecumene van de sloppenwijk
Ds. Douwe N. Wouters: Ik moest met de afbraak van de kerk én de samenleving leren omgaan
Zijn lange, grijze baard slingert driftig heen en weer. Z'n armen vliegen in de lucht. Ds. Douwe N. Wouters windt zich regelmatig op. Hoewel hij op 4 maart zijn 70e verjaardag hoopt te vieren, heeft de gereformeerde emeritus predikant uit Huizen nog niets van z'n gedrevenheid verloren. In 1974 zag hij hoe de heroïne duizenden tieners in Amsterdam in de greep kreeg. Hij bleef geen toeschouwer, maar stak jonge junkies de helpende hand toe. Een jaar later stond hij aan de wieg van stichting De Regenboog. Na 25 jaar interkerkelijke verslavingshulp zwaait hij volgende maand af. "Straks ben ik zelf kwetsbaar. Ik moet er niet aan denken dat ik dan m'n handje moet ophouden."
"De Regenboog heeft eerst stage gelopen in het Vondelpark", zegt ds. Wouters, die in 1970 in de gereformeerde kerk in de Rivierenbuurt in Amsterdam werd bevestigd. Het was de tijd van flower-power en de "all you need is love-generation". In het Vondelpark schoolden duizenden hippies samen. "Ik woonde er niet ver vandaan. Als de kinderen uit school kwamen, aten we daar dikwijls een boterhammetje. We ontdekten dat het een leuk, relaxt cultuurtje was van jonge mensen, meer onder dan boven de twintig jaar."
Er zat ook een andere kant aan. "In 1974, twee jaar nadat de heroïne in Nederland was gekomen, ontmoette ik voor het eerst een dealer en zag ik hoe jongens en meisjes verslaafd raakten. Een vent die zelf verslaafd was, deelde dat spul gratis uit. De volgende dag kwamen de jongelui terug en kregen ze het weer. Na een week konden ze niet meer zonder en zei hij: "Je moet betalen." Vervolgens namen ze anderen mee. Zo smette dat uit. Toen het werk van De Regenboog begon, waren er al tegen de zevenduizend drugsgebruikers in Amsterdam."
De stichting ontstond in 1975 uit een samenwerking tussen Youth for Christ, Youth with a Mission en verschillende kerken. "Die zomer vroeg iemand van Youth for Christ of hij gebruik mocht maken van een zaaltje in de Waalkerk om een koffiebar te houden voor jonge mensen in Amsterdam-Zuid. Ik heb toen gezegd: "Dit is een welgestelde buurt en de jongeren zijn in deze tijd allemaal met vakantie. Als je nu eens in het Vondelpark ging zitten." Het Leger des Heils stond daar wel moet soep, maar verder deed niemand iets. We konden terecht in een school bij het Vondelpark. Ook Youth with a Mission deed mee.
Elke avond kwamen er honderden mensen in ons koffiehuis "Speak easy" (Uit je maar). Na de zomervakantie zeiden we: Wat moeten we nu? We hadden zo veel mensen ontdekt die buiten de rails liepen. Ze waren tegen de establishmentcultuur van die tijd. Aan de ene kant was het ludiek, aan de andere kant waren ze naïef. Ze waren een voorbeeld als het erom ging hoe je met elkaar omgaat in een niet op prestatie en materialisme gerichte samenleving, maar leverden zich tegelijk uit aan machten die hen kapotmaakten. De jonge mensen gaven elkaar joints door en de kerk zat op de tribune naast het Vondelpark en deed niets."
Intussen zag ds. Wouters dat de invloed van de nieuwe jeugdcultuur ook in de kerk merkbaar was. "Een examenklas van een van de middelbare scholen in Amsterdam had een werkweek waar ook jonge mensen bij betrokken waren die ik op catechisatie had. In de groep zat een jongen die de nieuwe drug heroïne bij zich had. Tijdens die werkweek hadden drie mensen de grootste moeite aan een verslaving te ontkomen." Voor de predikant was het duidelijk: de kerken moesten in beweging komen.
"Ik vond dat de geloofwaardigheid van de kerk op het spel stond, als zij alleen zichzelf bevestigde in wat ze altijd al had gehoord, maar niet uit de banken kwam en naar dat Vondelpark ging. Er werd in die tijd actie gevoerd tegen Vietnam. Prima, maar dat ligt wel een paar duizend kilometer verderop. Wat gebeurde er intussen in Amsterdam? En wat deden we daaraan?" Uiteindelijk schaarden de plaatselijke hervormde en gereformeerde diaconieën zich achter het initiatief. In maart 1975 was de interkerkelijke stichting voor verslavingszorg De Regenboog een feit. Ds. Wouters vervulde -jarenlang- de functie van coördinator.
Zijn betrokkenheid op de naaste kreeg ds. Wouters van huisuit mee. "Ik kom uit een gereformeerd predikantsgezin. In de laatste oorlogswinter namen mijn ouders, hoewel ze zelf met zes kinderen nauwelijks te eten hadden, kwetsbare mensen in huis. Zo zijn we groot geworden. We hebben geleerd gemakkelijk aanspreekbaar te zijn voor mensen aan de rand van de samenleving. Dat ligt ons, dat vinden we fijn." Overigens denkt hij niet onverdeeld positief aan zijn jeugd terug. "We hadden een open gezin, dat voor iedereen klaarstond, maar de kinderen kwamen nauwelijks aan bod."
Hij zegt "ondanks mezelf en ondanks m'n ouders" predikant te zijn geworden. "Ik ben daarin m'n eigen weg gegaan. Hoewel ons gezin aan de ene kant sociaal was, waren we aan de andere kant erg gesloten. In de zin van: gereformeerd is gereformeerd. Dus niet hervormd, laat staan rooms-katholiek. Ik heb m'n eigen ontwikkeling doorgemaakt. Als jong student kwam ik via een Britse organisatie in Londen. Aan iemand als dr. Martyn Lloyd-Jones heb ik veel te danken. Hij liet me zien dat het pad dat je moet gaan, zoals het in de Bijbel staat en het je vanuit de Catechismus is onderwezen, niet vanzelf jouw eigendom is."
Ds. Wouters is echter niet bij Lloyd-Jones "blijven steken." Later kwam hij onder de indruk van Martin Buber. Ook zijn kennismaking met de wereld van drugs en verslaving heeft zijn visie op zaken veranderd. "In de drugsscene heb ik gemerkt dat het Evangelie wat uitwerkt, dat het mensen verandert. Ik wilde geven, maar heb vooral veel ontvangen. Dikwijls heb ik mensen meegemaakt die doodgingen aan de drugs. Dan denk ik: Hoe is het mogelijk dat je iets van Gods nabijheid ervaart in een kapot leven? De Lukas 15-ervaring. Mensen die bij de drek vandaan de weg terugvinden naar Vader en dan toch bestemd zijn voor een feestkleed. Dat vind ik geweldig."
Zijn werk als beginnend predikant deed ds. Wouters niet in de grote stad. Van 1957 tot 1970 diende hij achtereenvolgens de gemeenten van Monnickendam, Hoorn en Pijnacker. "In Monnickendam heb ik m'n training gehad. Tijdens het eerste huisbezoek kwam ik in een situatie waarin ik niet wist wat ik moest zeggen. Een van de ouderlingen -hij kwam vaak op de boerenmarkt in Purmerend- zei toen tegen me: "Je moet niet van je eigen ervaring uitgaan, maar moet wel eens rammelen met de rijksdaalders die je niet in je zak hebt." Je bent niet altijd even sterk en gemotiveerd, maar je rijksdaalders komen uit het Evangelie."
De grootste tegenstelling ervoer ds. Wouters bij de overgang van Pijnacker naar Amsterdam. "Pijnacker was een enorme groeigemeente. In vijf jaar tijd groeide de kerk van 750 tot 1250 mensen. Er waren catechisaties en kringen. Alles was in opbouw en ik moest dat aansturen. Toen kreeg ik een beroep van Amsterdam, een gemeente die afgebroken werd. Ik kwam in een kerkgebouw met 1500 zitplaatsen, waar tot 1961 dubbele diensten waren gehouden. In die tijd kwam er op zondagochtend misschien wel 2000 man in de Waalkerk. Inmiddels is meer dan de helft van het volk weggetrokken, de rest is vergrijsd. Er is een klein clubje overgebleven. In 1989 is de kerk gesneuveld. Er staan nu flatgebouwen.
Psychisch krijg je daar een optater van. Hoe moet dat nu? Ik heb vaak voor volle kerken gestaan. Dat is erg stimulerend. In Amsterdam moest ik leren met afbraak om te gaan, niet alleen van de kerk, ook van de samenleving. Ik ben meer en meer gaan ontdekken dat Jezus met name gekomen is voor de "outcast". Het preekrooster van de Raad van Kerken ging de afgelopen weken over Markus 1. Er komt iemand bij Jezus met een onreine geest, daarna een die melaats is. Jezus raakt die man aan. Dat is wat wij vanuit de kerk moeten doen: drugsverslaafden en aidspatiënten aanraken. Dan komt er een klein bruggetje tussen de wereld van het Evangelie en de wereld van de onaanraakbaren."
De Heere Jezus raakte niet alleen mensen aan, maar zei ook: "Bekeert u en gelooft het Evangelie."
"Zo zal ik het niet zeggen. Ik heb me altijd verzet tegen de sinaasappelcultuur op de zondagsschool. Dan geef je een kind met Kerst een sinaasappel en zeg je: Nu moet je ook geloven. Zo werkt het niet. Je gaat vanuit het Evangelie naar mensen toe. Als het goed is, straal je iets uit en dan vragen mensen naar jouw motivatie. Waarom je iets doet en uit Wiens kracht je het doet. Daar geloof ik in. Als ik door Amsterdam loop, weten de drugsverslaafden wie ik ben. Sommigen kennen m'n naam niet, maar ze weten wel dat ik van de kerk en van het geloof ben. Daar gaat het om.
Ik heb twee boeken over verslaving geschreven. Het eerste heet "Houvast voor een druggebruiker". Het tweede boek, dat in feite over hetzelfde gaat, heet "Wij druggebruikers". Het is niet zo dat wij het Evangelie brengen en dat de ander moet leren dat-ie vergeving nodig heeft. Je moet beginnen zelf vanuit het Evangelie te léven. De houding van christenen ten aanzien van anderen is me vaak te hoog van toon, zonder dat ze eerst zelf in de spiegel gekeken hebben. Mijn kritiek richt zich op christenen die hoog opgeven van het Evangelie, maar zelf nog geen snoepje kunnen laten staan."
Uw Amsterdamse collega ds. C. van Duijn zei pas dat de mens overal een vijand van Gods genade is. "Ongeacht waar iemand woont, hij moet wederom geboren worden." Wat betekent dat gegeven voor u?
"Je moet ervoor oppassen dat je niet één begrip uit de Bijbel haalt en dat als een standaard van jouw religie maakt. Dat risico lopen we allemaal. Toen ik voor het eerst in Engeland kwam, vroeg iedereen: Wanneer ben jij wedergeboren? Ik kwam uit een gereformeerd gezin en daar hadden we het nooit zo over wedergeboorte. Wij hadden ons eigen standaardje. Als ik een christen ben, dan zal het wel blijken. Ik geloof niet in christenen zonder uitstraling. De wedergeboorte streep ik niet weg, maar ik vraag me wel af: Wat komt er in mijn leven van terecht? Het leven door de Geest is niet ingekaderd in onze theologische stromingen en strominkjes.
Je hebt Romeinen 7 ("Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam van deze dood.") en Romeinen 8 ("Zo zijn we dan een nieuwe scheppi ng."). Ik zit dikwijls meer bij hoofdstuk 7 dan bij hoofdstuk 8, maar fixeer dat niet in data in mijn leven. Wanneer ik ontdek dat iemand is aangeraakt door Gods Geest, dan heb ik iets met hem. Als iemand vanuit een bepaalde kerkelijke traditie komt en dat is het dan, denk ik: Er moet nog wel iets aan je veranderen. Ik heb geen zin gemakkelijk herkenbaar te zijn aan een code: je moet hier of daar aan voldoen en dan hoor je bij de groep. Als je mij ergens wilt plaatsen, dan ga ik midden tussen de drugsgebruikers zitten. Daar zat Jezus namelijk ook."
Een kwarteeuw interkerkelijke drugshulpverlening overziend, spreekt ds. Wouters niet van hoogtepunten. "Er zijn wel momenten geweest dat we duidelijk op onze plek waren. Psalm 72 is voor ons richtinggevend geweest: de Zoon van David zal helpen wie geen helper heeft. Als stichting hebben we keuzen moeten maken. Daarbij hebben we steeds geprobeerd de hand te reiken aan mensen voor wie er geen hulp was. Eerst de tieners in het Vondelpark, daarna Surinamers. Toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd, kwamen ze met vliegtuigen vol naar Nederland en verzopen in de Bijlmer. We hebben een pand gekraakt voor de zwarte drugsgebruikers. Ik ben helemaal niet voor kraken, maar die mensen zwierven met grimmige vorst op straat. Dat kón gewoon niet.
Een paar jaar geleden zijn we, met hulp van vrijwilligers, een buddyproject voor verslaafde aidspatiënten gestart. De overheid dacht: Dat kan niet, maar wij hadden in Amerika gezien dat het mogelijk was. Ik kwam in de rooms-katholieke kerk van San Francisco terecht, die onder drugsgebruikers met aids werkte. Nu hebben wij in Amsterdam een project met zo'n zestig goed begeleide vrijwilligers. Zij kunnen een aidspatiënt net die regelmaat bieden die hij nodig heeft om niet kapot te lopen, om z'n leven wat op orde te krijgen. Op zulke momenten is De Regenboog in haar beste doen. Als je een klein beetje naaste kunt zijn voor mensen die geen helper hebben."
De problemen rond drugs en verslaving zijn de afgelopen 25 jaar eerder toe- dan afgenomen. Maakt u dat nooit moedeloos?
"Ik ben altijd een pendelaar geweest. Vanuit de kerk draafde ik naar de drugsscene. Als ik daar het idee had: Wat een chaotenbende, dan ging ik snel weer terug naar de kerk. En als ik het kleinschalige gezeur in de kerk modderzat was, ging ik opnieuw naar de scene. Het meest moe word ik van gerommel beneden het niveau van het Evangelie. Pas was ik in een jeugddienst. Na de zegen liepen de jonge mensen de banken uit voordat de kerkenraad weg kon komen. En de ouderlingen maar mopperen: Ze weten ook helemaal niet hoe het moet. Dan denk ik: Mensen, hou je mond. Je zult wel gelijk hebben, maar wees blij dat al dat jonge volk er is en hou op met dat gemier."
Zijn kritiek richt zich ook op het proces van Samen op Weg. "Je kunt niet zeggen dat het vuur van de Geest ervanaf straalt. Het is een verlegenheidsoecumene." Zegt de man die vanaf 1972 veertien jaar lang voorzitter van de gereformeerde Raad van Deputaten Samen op Weg was. "Ik heb me daarvoor willen inzetten omdat ik indertijd inzag dat een periode van volstrekt isolement niet meer kon in dit land. In dat proces ben ik graag actief geweest. Dat het nog steeds moeizaam verloopt, ligt aan het verlies van elan van de kerken.
Dat raakt álle kerken, ook die waar mensen het Reformatorisch Dagblad lezen. Zij houden de structuren wat langer in stand, maar hebben zij de omslag gevonden naar een samenleving waarin het Evangelie relevant is? En vind je daar de kritische houding naar de gesettelde klasse van deze tijd, naar een gematerialiseerde samenleving? Ik zou willen dat ik er nog iets van beleefde dat er nieuwe geestelijke impulsen in de kerken komen. Ik sluit mezelf daarbij in, want ik ben niet de beterweter. De kerken zijn niet sterk, het Evangelie is dat wel. Ik blijf geloven in het Evangelie."
De oecumene die hij voorstaat, reikt intussen verder dan de drie kerken die in het Samen-op-Wegproces betrokken zijn. Dat mgr. R. Ph. Bär meewerkt aan de kerkdienst waarmee De Regenboog haar jubileumweek start, stuit bij hem geenszins op bezwaren. "We zijn als een organisatie vanuit de reformatorische kerken begonnen, maar hebben later ook steun van rooms-katholieke zijde gekregen. Ik geloof niet in de georganiseerde oecumene, maar in de sloppenoecumene. Je moet elkaar vinden op de straten van de stad. Toen we het werk onder drugsgebruikers met aids gingen opzetten, hebben we goede contacten met mgr. Bär gehad. Daarom hebben we nu gezegd: Laat hem erbij zijn."
De laatste acht jaar was ds. Wouters adviseur van bestuur en directie en redacteur van het blad "Meeleven". De afgelopen maanden vulde hij met het schrijven van het jubileumboek "Zorg op straat". Bang na zijn afscheid in een gat te vallen, is ds. Wouters niet. "In 1992 heb ik gebruikgemaakt van een VUT-regeling voor predikanten en heb ik afscheid genomen van mijn gemeente. Op het moment dat mijn opvolger in Amsterdam werd bevestigd, stortte een vliegtuig neer in de Bijlmer. Ik heb toen een aantal maanden bijstand verleend, counseling gedaan voor overlevenden. Zolang je fysiek en psychisch de kracht hebt, komt er wel wat op je af. Ik preek elke zondag. Vooral diensten met gehandicapten vind ik heerlijk."
Hij komt nog even terug op zijn tijd in Monnickendam. "Toen ik net dominee was, kwam er een soldaat van het Leger des Heils aan de deur voor de kerstcollecte. Ik sprak even met hem en vroeg waarom hij dat werk deed. Toen sprak hij dit zinnetje: "Gered om te redden." Ik zou het misschien iets anders zeggen, maar in dat korte zinnetje is mijn leven samengevat. Ik geloof niet in een pretentieus christendom, maar wel in "gered om te redden". Straks ben ik zelf kwetsbaar. Ik moet er niet aan denken dat ik dan m'n handje moet ophouden, maar vandaag zit je in deze rol, morgen in gene. En dan maar kijken of dat geloof van mij nog wat betekent."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 2000
Reformatorisch Dagblad | 25 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 2000
Reformatorisch Dagblad | 25 Pagina's