Dino in levenden lijve
De wetenschappelijke wereld stond in 1924 op zijn kop. Een expeditie naar de Havasupai Canyon in Arizona leverde een heel bijzonder resultaat op: een eeuwen- oude rotstekening van een dinosauriër die op zijn achterpoten loopt. Hebben mensen en dinosauriërs dan toch samen geleefd?
Een dinosauriërdeskundige van internationale allure was gauw klaar met de vondst. Ondanks de kennelijke overeenkomsten stelde hij dat het onmogelijk een dinosauriër kon zijn. Waarom? „Omdat het een feit is dat dinosauriërs 12 miljoen jaar voor de eerste mens op aarde verscheen, waren uitgestorven.” Inmiddels is de toenmalige opvatting over de ouderdom van dinosauriërs achterhaald; momenteel is de visie dat ze 65 miljoen jaar geleden zijn uitgestorven.
Vance Nelson, directeur van de Canadese stichting Creation Truth Ministeries, kan met die opvatting echter niet uit de voeten. Hij vermoedt dat mensen dinosauriërs in levenden lijve hebben gezien. Als dat echt het geval is, moeten daarvoor bewijzen worden gevonden. Wat Nelson betreft zijn die er volop; de Havasupai-dino stond niet op zichzelf.
Zijn boek ”Dire Dragons” toont tal van foto’s van artistieke voorwerpen uit de oudheid tot het begin van de moderne tijd. Het gaat met name om schilderkunst, wandkleden, houtsnijwerk en beeldhouwkunst met daarop een draakachtig beest.
Om aanschouwelijk te maken dat daarop werkelijke dinosauriërs zijn te zien, zet Nelson naast elk foto een reconstructie van de desbetreffende dino. De gelijkenis is treffend. „Als de kunstenaars nooit dinosauriërs hadden gezien, waarom beelden ze die dan uit?” Wat hem betreft wordt de opvatting „dat geen menselijk wezen ooit een levende dinosauriër heeft gezien” gauw uit de boeken geschrapt.
Dit is het vierde artikel in een serie over dinosauriërs. Volgende week deel 5.
Bijbel
Het lijkt alsof de Bijbel zwijgt over dinosauriërs, maar dat is schijn. In Genesis 1:25 staat dat God op de zesde dag „het wild gedierte der aarde” schiep. Daar zullen ook de dinosauriërs bij geweest zijn.
Wanneer de Bijbel in Job 40 spreekt over de behemoth –„een hoofdstuk der wegen Gods”– is mogelijk een dinosauriër bedoeld. De Statenvertalers noemen hem in de kanttekeningen een ”groot beest”. Ze suggereren dat het een olifant geweest zou kunnen zijn, het grootste dier dat ze kenden. Die keuze levert echter een probleem op: Welke olifant heeft een „staart als een ceder” (Job 40:12)? Het is logischer om hier te denken aan een flink uit de kluiten gewassen dinosauriër zoals Brachiosaurus.
Job 40:20 noemt de leviathan, volgens de Statenvertalers een ”zeedraak”. Een krokodil, zoals veel nieuwere Bijbelvertalingen menen, is het niet geweest; krokodillen zwemmen nauwelijks in zee. Bijbelgetrouwe wetenschappers denken daarom tegenwoordig aan de afschrikwekkende reptielen liopleurodon of kronosaurus.
Ook de benaming draken komt in de Bijbel voor. Jesaja 14:29 en 30:6 noemt een „vurige vliegende draak.” Geen enkel bekend dier voldoet aan die beschrijving, maar die zou wel kunnen slaan op een uitgestorven vliegend reptiel, zoals de pterosaurus. De „draken in de wateren” waar Psalm 74:13 van spreekt, zouden mosasauriërs kunnen zijn geweest. Uit al deze aanhalingen kan worden afgeleid dat de Bijbelschrijvers deze dieren hebben gekend.
Volksverhalen
De Britse historicus Bill Cooper beschrijft in zijn boek ”Na de vloed” tal van ooggetuigenverslagen. Ze maken melding van tal van dinosauriërachtigen en vliegende reptielen met name in Engeland en Schotland.
De vroegste overgeleverde Europese beschrijving van reptielachtige monsters stamt uit 336 voor Christus. „Een ervan doodde koning Morvisius (Morydd) en at hem op. De Belua slikte het lichaam door zoals een grote vis een kleine doorslikt” (Geschiedschrijver Geoffrey van Monmouth, 1100-1154).
„Dicht bij de stad Bures, bij Sudbury, verscheen onlangs een draak, groot van lichaam, met een gekroonde kop, tanden als een zaag en een staart van enorme lengte. Nadat het de herder van de kudde had gedood, verslond het dier vele schapen” (Britse kroniek uit 1405). Het monster werd door de plattelandbewoners met vereende krachten aangevallen en ten slotte verdreven.
„Het was aan het einde van november en begin december laatstleden, dat vele mensen op het platteland draken zagen in het noorden die snel naar het oosten vlogen; waaruit zij concludeerden dat hun voorspellingen uitkwamen en dat er zwaar weer zou volgen” (”A Statistical Account of Scotland”, 1793). Volgens Cooper zijn er een tiental verslagen bekend tot 1200 jaar terug die in de kern hetzelfde mededelen.
„De bossen rond kasteel Penllin, Glamorgan, hadden de reputatie dat zij werden bewoond door vliegende slangen, die de schrik waren van oud en jong. (...) Het waren geen verhalen om kinderen schrik aan te jagen, maar een echt feit, vertelde de oude man. Zijn vader en oom hadden er enkele gedood omdat zij de kippen aanvielen” (Auteur Marie Trevelyan, 1909).
Boekgegevens
”Dire Dragons”, Vance Nelson; uitg. Untold secrets of planet Earth Publishing Company, Red Deer, 2012; ISBN 9780986882111; 140 blz.; € 35,-.
”Na de vloed”, Bill Cooper; uitg. Johannes Multimedia, Amerongen, 2008; ISBN 9789057982378; 270 blz.; € 17,95.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 november 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 november 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's