Muzikale nazaten van Jan Zwart
Jan Zwart is een begrip in de Nederlandse muziek- en orgelwereld. De Zaandamse orgelist, die jarenlang verbonden was aan de hersteld evangelisch-lutherse kerk aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam, overleed 75 jaar geleden op 59-jarige leeftijd. Zwart maakte school met leerlingen als Feike Asma, Cor Kee en Willem Mudde. Maar ook veel van zijn dertien kinderen –zeven dochters, zes zoons– gingen in zijn muzikale voetspoor. Inmiddels is het woord aan de kleinkinderen en (sommige) achterkleinkinderen. Op deze pagina een muzikale stamboom van drie generaties Zwarten die in meer of mindere mate van de muziek hun werk maakten: vader, zes zonen en tien kleinkinderen.
Peter Zwart (1945), voormalig muziekdocent en organist, Hoorn: „Mijn vader had het altijd over zijn vader. Ik ben groot geworden met die muziek. Toen ik in Utrecht naar het conservatorium ging, leerde ik ook andere stijlen kennen. Toch kwam ik later weer bij de Zwartstijl terecht. Ik vind zijn muziek nog steeds ontzettend mooi. Ze heeft de tand des tijds doorstaan. De vorm vind ik nooit zo sterk, maar de harmonie is grandioos. Die is niet te vergelijken met werken van andere componisten.”
Wim Zwart (1950), muziekuitgever, Zaandam: „Grootvader is en blijft een grote inspiratiebron voor mij. Tijdens kerkdiensten wordt mij gevraagd: „Wanneer speel je weer wat van je opa?” Bijvoorbeeld kleine juweeltjes onder zijn orgelstukken, zoals ”Morgenglans der eeuwigheid” of het trio over het Gebed des Heeren, na het amen van de preek of tijdens het avondmaal. En zo zijn er veel meer te noemen! Mijn favoriete stuk van Jan Zwart is en blijft Psalm 103: ”Gelijk het gras”. Grootvader blijft mijn grote voorbeeld en stimulator!”
Everhard Zwart (1958), (concert)organist, Krimpen aan den IJssel: „De bezoekers van mijn orgelconcerten weten welk een voorname plaats de werken van mijn grootvader Jan Zwart op mijn programma’s innemen. Een voorname plaats, niet alleen vanwege hun ongeëvenaarde kwaliteiten, maar zeker ook omdat ze „lief’lijk zijn en harten treffen.””
Cariene Groen-Zwart (1960), organist/pianist en dirigent, Rotterdam: „Boven het orgel in mijn studeerkamer hangt een foto van grootvader Jan Zwart, evenals een foto van mijn vader Jan en van oom Dirk. De liefde voor het orgelspel en de diepe wens om dienstbaar te mogen zijn aan het begeleiden van de lofzang aan God heb ik ongetwijfeld te danken aan die Zwarte genen. Ik heb nog steeds bewondering voor opa’s muziek, die ook na zo’n honderd jaar nog steeds verrassend fris kan klinken!”
Frits Zwart (1954), musicoloog, Den Haag: „Grootvader vormt voor mij een bron van inspiratie, zijn ijver en veelzijdigheid hou ik me dikwijls voor. Hij heeft talloze Nederlanders geboeid met zijn spel. Ook schreef hij muziek die velen bekoorde en die getuigt van groot vakmanschap en een muzikale geest. Hij was daarmee en met zijn onderzoek naar met name de orgelgeschiedenis, met zijn originele kijk op de muziekwereld van zijn tijd en met zijn vlotte pen een begenadigd mens. Jaren na zijn overlijden leeft zijn naam nog voort. Dat imponeert me.”
Dirk Zwart (1962), organist, dirigent en componist, Lochem: „De betekenis van mijn grootvader lijkt me vooral historisch. Zijn koraalstijl was fris en goed in zijn tijd, maar kan mij nu niet meer als muzikale inspiratiebron dienen. Verwantschap voel ik wel met andere aspecten van zijn werk en zijn karakter: zijn cantorschap, zijn initiatiefrijkheid, zijn streven naar kwaliteit en zijn scherpe pen.”
Emily Diepeveen-Zwart (1959), pianodocent en dirigent, Joure: „Mijn grootvader heeft indirect een grote rol gespeeld in de keuze van mijn huidige beroep. Mijn vader vertelde altijd dat hij net als mijn grootvader met zijn orgelspel de mensen wilde raken, iets meegeven. Ik denk dat ik deze gedachte voor ogen had toen ik besloot dit vak te kiezen.”
Jaap Zwart (1955), (concert)organist en conservatoriumdocent, Hattem: „Vooropgesteld: ik heb mijn opa niet persoonlijk gekend. Hij overleed in 1937, ik werd geboren in 1955. Maar ik zie wel een overeenkomst. Dan denk ik aan mijn concertserie met oude muziek, in de zomer op maandagavond in de Grote Kerk in Hattem. Ik herken in mijn opa de liefde voor oude muziek. Hij was een musicus die muziek toegankelijker wilde maken zonder laagdrempelig te worden. Een man die het vak centraal stelde en niet zichzelf.”
Boudewijn Zwart (1962), beiaardier en kerkorganist, Nijkerkerveen: „Natuurlijk zijn fraaie muziek, maar daarnaast ook de familieverhalen over opa Zwart hebben mij geïnspireerd. In alle bescheidenheid speelde hij het liefst onzichtbaar achter een gordijntje. Hij was een bevlogen en principieel mens met gevatte humor. Bovendien een echte familieman bij wie gezelligheid vooropstond. De band met zijn gezin was belangrijker dan zijn carrière.”
Jan Quintus Zwart (1957), dirigent en muziekproducer, Kampen: „Voor opa waren de „huis- en tempelzangen” van Psalm 84 richtsnoer. Dat doortrok zijn huiselijk leven, daarmee sprak hij naar het hart en hoofd van de mensen. Je kunt minachtend doen over zulke muziek voor het volk. Maar wat is meer waard: een lintje, of dat iemand zegt dat een lied het hart raakte? Opa streefde naar kwaliteit. Je kunt z’n muziek niet mooi vinden, maar je kunt niet zeggen dat het slechte muziek is. Als ik een van zijn bewerkingen hoor, ontroert het me. De mooiste? Psalm 84.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 2012
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 2012
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's