Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrienden met een verzetsvrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrienden met een verzetsvrouw

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat begon als profielwerkstuk werd een levendige vriendschap. Jop en Jelle werden deelgenoot van het leven van Willemijn Petroff, oud-gevangene van concentratiekamp Dachau.

Op afstand lijkt Willemijn Petroff-van Gurp (96) een oma die trots met twee kleinzoons paradeert. Maar van dichtbij lijkt er van een generatieverschil geen sprake: Jop Bruin en Jelle Braaksma (allebei 20) gaan op gelijke voet met haar om, wat vooral inhoudt dat er veel met elkaar gelachen wordt.

Die vriendschap begon toen de twee Amsterdamse jongens twee jaar geleden de kans grepen om in een project hun vwo-profielwerkstuk aan het leven van Willemijn te wijden. Over haar tijd in het verzet en in het Duitse concentratiekamp Dachau, tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De twee zochten de oude vrouw een middag op om het haar zelf te horen vertellen. Willemijn: „Toen kwamen deze twee knulletjes langs, bibberend en zenuwachtig.” Jop: „We hadden ons echt goed voorbereid, veel boeken gelezen en documentaires gezien. Onze map was wel een decimeter dik.”

Het gesprek duurde uiteindelijk drie uur lang. In totaal kwamen de jongens drie keer langs. Daarna werd er een groepsreis ondernomen naar Dachau zelf, met Willemijn en de ouders van Jop en Jelle. „En daar hebben we ook het werkstuk gepresenteerd.”

Het bezoek aan het kamp maakte grote indruk op de jongens. Jelle: „Je weet dan de feiten wel, maar daar gaat het echt leven.” Jop: „Alles kwam heel dichtbij. Er was in onze groep bijvoorbeeld iemand mee die ging speechen over z’n vader, op de plek waar hij was omgekomen. Het was heel intens allemaal.”

Het duurde dan ook even voordat de jongens dat bezoek verwerkt hadden. Jelle: „Ik had het er de eerste weken heel moeilijk mee. Vooral toen ik weer aan de slag moest op school.”

Inmiddels studeren de twee jongens allebei. Maar door het werkstuk en de reis is er een warme band gegroeid tussen de drie, en ze zien elkaar regelmatig. Willemijn: „Soms bij mij thuis maar ook wel bij hun familie.”

De jongens bezoeken ook de jaarlijkse Dachau-herdenking in april in Amsterdam. Jop: „Ieder jaar vragen ze of de mannen en de vrouwen die in het kamp hebben gezeten, als eersten langs het monument wandelen. Dat zijn er ieder jaar minder.” Willemijn: „Deze keer wil ik dat jullie bij me lopen.”

Het verhaal van Willemijn Petroff is te zien in het Verzetsmuseum Amsterdam, op de tentoonstelling ”Geen nummers maar namen. Nederlandse politieke gevangenen in concentratiekamp Dachau”, die deze week door koning Willem-Alexander werd geopend, en tot eind oktober loopt.


Teleurgesteld na terugkomst

Willemijn van Gurp groeide op in een Haags gezin met vijftien kinderen. Toen ze tijdens de oorlog op kamers ging wonen, kwam ze in contact met vrienden die in het verzet zaten. Ze deed mee omdat ze naar eigen zeggen „niet tegen onrecht kan.” Door verraad werd ze met haar vrienden in 1944 opgepakt, en kwam ze via de kampen Vught en Ravensbrück terecht in Dachau, waar ze moest werken bij het zogeheten Agfa-kommando, om luchtafweergranaten te maken.

Ze wist in het kamp onder meer te overleven door op fabriekspapier een liederen- en psalmenboekje te schrijven, zegt ze. „En ik bleef maar denken: De moffen krijgen me niet kapot! Die wil moest je houden, de wil om Nederland vrij te krijgen, en om te leven in gerechtigheid. Als je dat niet had, dan ging je.”

Na de bevrijding was de terugkeer in Nederland teleurstellend voor haar. „In het kamp was iedereen eensgezind, ongeacht zijn afkomst, maar mijn familie was vooral druk met de scheuring die tijdens de oorlog in onze kerk had plaatsgevonden. Mensen maakten zich hier sowieso druk om in mijn ogen onbenullige dingen.”

Lang heeft zij haar oorlogservaringen weggestopt, maar nu niet meer. „Omdat ik het belangrijk vind dat de jeugd weet wat vrijheid betekent. En om ze te waarschuwen tegen het gevaar van dictatuur en het minderwaardig verklaren van mensen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 2015

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Vrienden met een verzetsvrouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 2015

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's