Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Slotakkoord in roomse Bavo

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Slotakkoord in roomse Bavo

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bernard Bartelink zet na meer dan een halve eeuw een punt achter zijn carrière. De 83-jarige organist en componist geeft volgende maand zijn laatste concert in de kerk waaraan hij verknocht raakte, de Haarlemse Kathedrale Basiliek Sint-Bavo. „Ik zal nee moeten leren zeggen.

Het is al dertien jaar geleden dat hij afzwaaide als titulair organist van de roomse kathedraal in Haarlem. Maar Bernard Bartelink praat nog steeds over zijn kerk en vooral over zijn orgel alsof hij er nog dagelijks komt. Direct naast de voordeur van zijn Haarlemse appartement hangen foto’s: van de Amsterdamse kerk waarin het Willibrordusorgel tot 1971 stond, van de Sint-Bavo zonder orgel, en van het vierklaviers instrument van Adema (dat Willibrordusorgel bleef heten) zoals het nu in de kathedraal staat opgesteld. „Kijk, het is precies om de grote rozet heen gebouwd.”

In de ”orgelkamer” laat Bartelink zijn huispijporgel zien, ooit op verzoek door de firma Flentrop gebouwd. „Een prima instrument om thuis op te studeren, om de stukken in de grondverf te zetten. Maar als dat gebeurd is, moet je zo snel mogelijk naar de kerk, om de boel in de lak te zetten, om echt muziek te gaan maken.”

Op zijn 60e nam Bartelink afscheid als hoofdvakdocent orgel en improvisatie aan de conservatoria in Amsterdam en Enschede. Tien jaar later droeg hij in de Haarlemse Kathedrale Basiliek Sint-Bavo het stokje over aan zijn leerling Ton van Eck. Toen hij 80 werd, trok hij zich terug uit alle besturen waarin hij zitting had. Nu hij de leeftijd van 83 heeft bereikt, is het moment gekomen om ook achter het concerteren een punt te zetten. „Als je concerten geeft, moet je bijna dagelijks studeren om je techniek op peil te houden. Want ik houd niet van flutprogramma’s; ik vind dat je als musicus een stand hebt op te houden. Maar die dagelijkse druk wil ik niet meer hebben.”

Hij wil ook plaatsmaken voor de jongere garde. „Die moet een kans krijgen om ertussen te komen.” Tegelijk wil hij stoppen als het nog goed gaat. „Mijn leermeester Albert de Klerk, tot zijn dood in 1998 organist hier in de Sint-Josephkerk, was een geweldige man, voor wie ik veel respect had. Maar het was spijtig dat hij niet eerder ophield. Iedereen kon horen dat zijn tempi steeds langzamer werden. Dat is toch een klein vlekje op de herinnering aan hem.” Of Bartelink zelf nog niet achteruitgegaan is in zijn spel? Lachend: „Ik durf te zeggen dat ik op 13 april, tijdens het afscheidsconcert, nog steeds op hetzelfde niveau als vroeger speel.”

Twente

Bartelink kijkt „dankbaar” terug op een „fantastisch rijk leven”, waarin hij een heleboel „mooie dingen” heeft mogen doen. Zijn wieg stond in Twente, waar hij opgroeide in een „gelovig” rooms-katholiek gezin. Al op zijn 6e zong hij als alt in het jongenskoor van de parochie, waar muziek van Palestrina en Diepenbrock langskwam. Op zijn 9e speelde hij wel eens tijdens de dienst op het orgel, vanaf zijn 12e kreeg hij serieus orgelles van Carel Jacobs, de latere directeur van het Twents Muzieklyceum, nu het conservatorium.

Het onderricht van Jacobs bleek een goede vooropleiding voor de muziekstudie. Bartelink ging in eerste instantie naar de rooms-katholieke Kerkmuziekschool in Utrecht, later werd dat het Amsterdamse conservatorium. Hij zegt „geboft” te hebben met uitstekende leraren. In Utrecht was dat De Klerk. In Amsterdam waren het dr. Anthon van der Horst (orgel) en Léon Orthel (compositie). „Orthel was een fantástische docent. Hij kon op piano álles voorspelen, van Bach tot Messiaen. Daar leer je zo ontzettend veel van.”

Een „prachtige tijd” had Bartelink bij Gaston Litaize. „Ik kreeg een beurs van de Franse regering om drie maanden in Parijs te mogen studeren. Eigenlijk wilde ik les nemen bij Duruflé, maar die was in die periode precies weg. Toen werd het Litaize, een reuze kerel.”

In 1961 won Bartelink, bij wijze van kroon op zijn studie, het beroemde Haarlemse improvisatieconcours. Voorafgaand aan het concours studeerde Bartelink twee jaar improvisatie bij Cor Kee in Amsterdam. „Een geweldige kerel en een geboren pedagoog. Ik heb onder zijn leiding twee jaar heel hard moeten werken. Kee kon zelf meesterlijk improviseren.”

Stevige invloed

Na zijn trouwen –zijn vrouw is 4 maanden geleden na 57 jaar huwelijk plotseling overleden– vestigde Bartelink zich in Amsterdam. Daar was hij organist in verschillende parochies. „Ik speelde op aardige drieklaviers orgels.” In 1971 volgde zijn benoeming als titulair organist van de Haarlemse Kathedrale Basiliek Sint-Bavo. „Het drieklaviers koororgel in de Bavo was al drie keer zo mooi als de orgels waarop ik tot dan toe gespeeld had. Daarbij: ik werd in september benoemd, terwijl in maart van dat jaar het grote Willibrordusorgel was gerealiseerd. Ik viel met mijn neus in de boter.”

Het laatromantische, op Franse leest geschoeide orgel van Adema heeft zijn verdere carrière bepaald. „Een stevige invloed ten goede, ja. Zo’n instrument vormt je. En de kerk zelf, een ontwerp van Jos Cuypers, is ook bijzonder.”

Bij zijn komst was er geen concertcultuur in de roomse Bavo. „Het was best even wennen om vanuit Amsterdam in de provinciehoofdstad Haarlem terecht te komen. Haarlem is een conservatieve stad.” Na een moeizame start –mensen in de kerk hielden hem wat op afstand– kreeg Bartelink in 1974 de vrijheid om een eigen concertserie te starten. „Natuurlijk op zaterdag en niet op zondag, en iedere week, op hetzelfde tijdstip, van april tot en met september, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. En zonder entree te heffen.” Ambitieus? „Zeker. Maar ik ben opgegroeid met de gedachte dat je de talenten die je gekregen hebt, moet gebruiken. Daarom moet je hard werken.”

Vijf van de 25 concerten speelde Bartelink zelf, voor de andere zocht hij gastorganisten. „Geld was er hoegenaamd niet. Ik zei: Je hebt recht op 25 gulden reisgeld, maar ik heb het niet. Toch kwamen ze. Langzamerhand konden we vanuit de collecten steeds betere organisten vragen.”

Aanvankelijk viste hij vooral in de rooms-katholieke vijver. „De muur tussen rooms-katholieken en protestanten was toen nog vrij hoog. Als rooms-katholiek organist was het niet zo makkelijk om in de series van de protestantse kerken te komen, omgekeerd konden veel protestantse organisten vaak niet omgaan met een romantisch orgel als dat in de Bavo.”

Dat laatste werd ook duidelijk toen Bartelink het César Franckconcours ging organiseren. „De Klerk en ik wilden het romantische orgel op de kaart zetten. Sommige deelnemers hadden nog nooit met een zwelkast gewerkt. Hier in de Bavo hadden ze er twee. Er waren er die vroegen of de registranten de zweltreden wilden bedienen.”

Volgens Bartelink bestaat de scheiding tussen rooms-katholiek en protestants in de orgelwereld niet meer. „De muur is gelukkig weg. Ik heb uiteindelijk op alle grote orgels in protestantse kerken gespeeld, en hier in de Bavo doen protestantse organisten gewoon mee in de serie.”

Eigen stijl

Bartelink schreef de achterliggende halve eeuw een groot aantal composities, vooral orgelwerken en vocale muziek voor de misliturgie. Van welke leermeester heeft hij de stijl overgenomen? „Ik heb mijn eigen stijl, gematigd modern. En m’n orgelwerken schreef ik zo dat ze in de liturgie een plek konden hebben. Als voor- en naspel speelde ik altijd een compositie. Improviseren moet je al op genoeg momenten in de liturgie. Dan moet je ervoor en erna niet weer gaan improviseren, anders put je jezelf uit.”

Hoogtepunten uit zijn werkzame leven kan Bartelink moeilijk noemen. „Dat zijn er zo veel. Mooie tournees naar Australië. Reizen naar Korea en Latijns-Amerika. Ik heb veel gespeeld in Noorwegen: vermoeiende tournees, waar je gehard van terugkwam. Maar als ze me zouden vragen of ik nog eens zou komen, zou ik er geloof ik toch weer over na gaan denken.”

Ook hoogtepunten in de orgelliteratuur noemen, is moeilijk voor de Haarlemse organist. „Ik heb altijd gevonden dat je als conservatoriumdocent een heleboel stijlen goed en verantwoord moet kunnen uitvoeren.”

Hoe zit het met de lutherse Bach binnen de Rooms-Katholieke Kerk? „Heel grappig: in de jaren 30 had je nog oudgedienden die vonden dat Bach in een roomse liturgie echt niet kon. Die tijd is voorbij. Bachs avondmaalslied ”Schmücke dich” bij de communie? Prachtig!”

Gaat hij na 13 april echt stoppen met concerten geven? Na het gesprek beluistert Bartelink zijn telefoonbeantwoorder. Iemand vraagt of hij ter gelegenheid van het jubileum van een orgel een concert wil komen geven. Dat gaat hij afslaan? „Ik weet het nog niet. Het ligt eraan...” Met een zucht: „Ik zal nee moeten leren zeggen.”


Concert

Het openingsconcert van de veertigste aflevering van de serie Zaterdagmiddagconcerten in de Kathedrale Basiliek Sint-Bavo in Haarlem, op zaterdag 13 april, vormt tevens de afsluiting van Bartelinks carrière als concertorganist. Hij zal op het Ademaorgel een programma spelen met werken van Haarlemse componisten: Hendrik Andriessen, Albert de Klerk, Paul Christiaan van Westering, Jan Valkestijn en zichzelf.

Het concert begint om 15.00 uur. De toegang is gratis.

>>bernardbartelink.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 2013

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Slotakkoord in roomse Bavo

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 2013

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's