Erasmus spreekt aan, al is hij wat bleek
Dr. Trapman: Erasmus bepleitte heel irenisch een terugkeer naar oude paden
Ook na decennia van studie in het werk van Erasmus, beleeft dr. Hans Trapman nog dagelijks "plezier" aan de christelijke humanist. Diens "prachtige Latijn" leest hij "met genoegen." Luther is "eenzijdiger" en zijn conclusies zijn "aanvechtbaar", maar voor een romanticus tegelijk "spannender." "Erasmus is toch een beetje bleek, zowel religieus als esthetisch."
In de boekenkast op zijn werkkamer in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag prijken de tientallen dikke blauwe banden met de werken van Erasmus (1466-1536). Sinds 1979 houdt Trapman (1944) zich bezig met de nieuwe uitgave van de verzamelde werken van Erasmus. Die functie ligt in het verlengde van zijn studie. Trapman studeerde kerkgeschiedenis in Leiden en promoveerde in 1978 bij C. C. de Bruin op een dissertatie over een vroeg-reformatorisch geschrift ("Summa der godliker scrifturen") dat sterk beïnvloed was door het denken van Erasmus. Met enig getemperd enthousiasme vertelt Trapman over de nieuwe belangstelling die het werk van Erasmus trekt nu Rotterdam is uitgeroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa.
Dat uitgevers die kans aangrijpen, heeft volgens Trapman niets gekunstelds. Er zijn genoeg betrekkingen tussen man en stad om de heisa rond Rotterdam aan te grijpen voor nieuwe uitgaven en publicaties.
"Erasmus is zoals bekend in Rotterdam geboren. Onderzoek van de Nederlandse Amerikaan Harry Vredeveld, hoogleraar aan Ohio State University, heeft opgeleverd dat 1466 zijn geboortejaar moet zijn geweest. Erasmus was er trots op dat hij uit Rotterdam kwam. Hij noemde zich immers "Roterodamus". Maar hij is er in zijn latere leven nooit teruggekeerd."
Rotterdam was en is ook trots op Erasmus. "Al vrij snel na zijn overlijden kwam er een standbeeld van Erasmus bij de Laurenskerk, eerst was dat nog van hout, maar later is het vervangen door het bronzen beeld van Hendrick de Keyser, dat er nog altijd staat. Het geboortehuis van Erasmus stond daar in de buurt, maar bestaat inmiddels niet meer. Het beeld van Erasmus is vooral zo bijzonder, omdat het het eerste beeld in de Noordelijke Nederlanden is van een profane figuur, een niet-heilige."
Initiatief
"Rotterdam heeft zijn gymnasium naar Erasmus vernoemd en later ook zijn universiteit, alhoewel die universiteit geen volwaardige letterenfaculteit heeft en Erasmus voor alles een "man of letters" was. Het is misschien grappig om te vermelden dat een groepje mensen van de universiteit van mening is dat zo'n letterenfaculteit er eigenlijk zou moeten zijn. Zij komen nu besloten bijeen in de Waalse kerk.
De gemeentelijke bibliotheek van Rotterdam herbergt de grootste Erasmus-collectie ter wereld. Die verzameling kon ontstaan dankzij genereuze giften van Rotterdamse notabelen. Onderzoekers uit de hele wereld trekken nog altijd naar Rotterdam om Erasmus' werk te bestuderen, vooral vanwege de vele eerste drukken die er zijn en omdat de bibliotheek vrijwel alle vertalingen in huis heeft.
De toenmalige directeur van de Rotterdamse gemeentebibliotheek, de inmiddels overleden C. Reedijk, heeft het initiatief genomen tot een nieuwe, historisch-kritische uitgave van alle werken van Erasmus. Zelf promoveerde Reedijk bij de beroemde Leidse latinist J. H. Waszink op Erasmus' gedichten. Er waren natuurlijk al edities van Erasmus' verzameld werk. De eerste verscheen in Bazel in 1540 en de tweede in Leiden, tussen 1703 en 1706. Maar die edities waren niet kritisch en bevatten bovendien geen commentaren en inleidingen.
Reedijk riep een groep van twintig internationale specialisten bijeen en vormde daarmee een "Conseil" voor de uitgave van Erasmus. Het project kwam onder auspiciën van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te staan, waar ook instituten als het Bureau van Voskuil onder vallen. Eerste voorzitter van de Conseil werd de Leidse hoogleraar J. N. Bakhuizen van den Brink, die later werd opgevolgd door prof. dr. S. Dresden. Sinds 1998 bekleedt de Leidse historica M. E. H. N. Mout het voorzitterschap. De jaarlijkse bijeenkomsten van deze Conseil in het Rotterdamse Parkhotel zijn altijd, tot op de huidige dag, gesponsord door de gemeente Rotterdam, die de reis- en verblijfkosten van de leden voor haar rekening neemt."
Nieuwe Testament
"Het eerste deel van ASD -de afkorting voor Amsterdam, waarmee onze uitgave in de wandelgangen wordt aangeduid- verscheen in 1969. Dat kwam mooi uit, want in dat jaar werd de 500e geboortedag van Erasmus herdacht. Onduidelijkheid over het geboortejaar heeft het overigens mogelijk gemaakt die herdenking een aantal opeenvolgende jaren vol te houden. Bakhuizen heeft dat deel in de Laurenskerk aan koningin Juliana aangeboden."
Het bureau van de Erasmus-uitgave is inmiddels ondergebracht bij het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities in Den Haag, waar ook de brieven van Hugo de Groot en het werk van Couperus zijn verschenen. In december verscheen het 28e deel van de Erasmus-uitgave. En dat is een opmerkelijk deel, verzorgd door de gepensioneerde classicus P. F. Hovingh uit Rotterdam, want het biedt de aantekeningen van Erasmus bij de synoptische Evangeliën. "Ons redactielid prof. dr. H. J. de Jonge heeft het terecht een monument van cultuur en wetenschap genoemd", aldus Trapman.
"Zoals bekend heeft Erasmus de Griekse tekst van het Nieuwe Testament uitgegeven. Die tekst was niet alleen het uitgangspunt van Luthers bijbelvertaling, maar ook van onze eigen Statenvertaling. Erasmus heeft er zijn leven lang aan gewerkt. Edities verschenen in 1516, 1519, 1522, 1527 en 1535. Hij gaf niet alleen de Griekse tekst, maar ook een eigen Latijnse vertaling -die voor hem eigenlijk het belangrijkst was- en voorzag zijn uitgave van aantekeningen waarin hij een filologische rechtvaardiging van zijn keuzes gaf."
Deze tekst -die in vier delen door Andrew J. Brown, bekend van de Trinitarian Bible Society, zal worden uitgegeven- en de aantekeningen, in vijf delen, zijn een goudmijn voor historici, legt Trapman uit.
"In onze uitgave kun je heel precies volgen hoe Erasmus' aantekeningen in de opeenvolgende drukken zijn aangegroeid. In 1516 zijn zij vaak nog summier, in 1535 soms hele vertogen. In een aantal gevallen was het de stof zelf die Erasmus tot die uitweidingen drong. Maar vaker gaven allerlei polemieken hem aanleiding zijn aantekeningen uit te breiden. Erasmus heeft van alle kanten aanvallen te verduren gehad, maar vooral van rooms-katholieke theologen, die zo'n uitgave van de oorspronkelijke tekst maar eng vonden."
Argwaan
"Die argwaan is begrijpelijk, omdat Erasmus' filologische opmerkingen vaak duidelijk maakten dat een bepaalde tekst niet kon worden gebruikt om een bepaald dogma op te funderen. Een zekere Cornelis Hoen, een hervormingsgezind auteur uit de Nederlanden, greep een annotatie van Erasmus bij de woorden "Dit is Mijn lichaam" bijvoorbeeld aan om het dogma van de transsubstantiatie aan te vallen. Bekend is ook het voorbeeld van Matthéüs 16:18, waar Christus tegen Petrus zegt dat hij de rots is. Rome heeft daar het oppergezag van de paus uit afgeleid. Maar Erasmus toonde aan dat die rots niet Petrus was, maar de belijdenis van Petrus of Christus zelf. Hij zaaide dus twijfel omdat hij om puur filologische redenen bepaalde verklaringen gewoon een beetje gek vond.
Reformatoren grepen die uitleg natuurlijk aan in hun polemieken met de kerk. Maar van die radicale consequenties van zijn eigen werk schrok Erasmus dan weer terug en je ziet hem in late edities pogingen doen zijn woorden af te zwakken. Hij was en bleef traditioneel: hij baseerde zich op de paus en de kerkelijke traditie. Hij wilde alleen aantonen dat bepaalde dogma's niet uit bepaalde teksten konden worden afgeleid.
Dat was een subtiele positie, die hem in een tijd van strijd en polarisatie op het onbegrip van beide partijen kwam te staan. Maar Erasmus had een ander programma dan de beide vechtende kampen. Hij verzette zich tegen de moderne theologen -dat waren voor hem dus de scholastici uit de Middeleeuwen- en bepleitte heel irenisch een terugkeer naar de oude paden: de geschriften van de oude schrijvers, de kerkvaders dus. Die waren zijns inziens veel zuiverder, omdat ze dichter bij het oorspronkelijke christendom stonden. Dat christendom heeft hij willen herstellen. En daarmee onderscheidde hij zich zowel van de rooms-katholieken als van de protestanten."
Zekere saaiheid
Aan Erasmus blijft dus nog altijd veel intellectueel genoegen te beleven. "Het is een dagelijks vreugde zijn prachtige Latijn te lezen. Wat mij ook aanspreekt, is dat hij filoloog was en zich niet te buiten ging aan filosofische redeneringen. Hij had een hekel aan alles wat onzuiver en nodeloos gecompliceerd was. Hij keek gewoon wat er stond en dat blijft eeuwig actueel. Zo heb ik in Leiden ook naar teksten leren kijken en dat was de leidraad die wij hanteerden bij het kerkhistorisch werkgezelschap S.S.S."
Als Erasmus al eens filosofisch wordt, krijgen zijn werken direct "een zekere saaiheid", vindt Trapman. "Professor Oberman heeft eens geschreven dat Erasmus' "Enchiridion" het saaiste boek uit de vroomheidsgeschiedenis is. Maar zijn collega Augustijn heeft aangetoond dat juist dit boekje voor veel tijdgenoten een bevrijding was. Ze hebben, ieder vanuit zijn eigen perspectief, allebei gelijk."
Trapman leest ook graag in Luther. "Ik vind hem heel eenzijdig en zijn conclusies lijken mij exegetisch zeer aanvechtbaar, maar het is wel veel spannender en daardoor boeiender. Voor romantici is Erasmus toch een beetje bleek, zowel religieus als esthetisch."
Trapman is als adviseur nauw betrokken bij het "mooie project" dat de Amsterdamse uitgever Athenaeum - Polak & Van Gennep (een imprint van Querido) dit jaar aandurft: een zevendelige vertaling van werken van Erasmus.
"In Nederland is vreemd genoeg maar weinig van Erasmus vertaald, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk, waar een groot deel van het werk in vertaling beschikbaar is of komt. Athenaeum wil nu in die lacune voorzien door zijn belangrijkste geschriften -zoals "De lof der zotheid", de "Gesprekken", het boekje over de opvoeding van de prins, maar ook spreekwoorden, brieven en polemieken- in vertaling uit te geven. Het zijn niet de minsten die bij dit project zijn betrokken. De Belgische classica Jeanine De Landtsheer vertaalt de "Gesprekken", Harm-Jan van Dam de "Lof". Het is misschien ook wel aardig te vermelden dat drs. Reina van Ditzhuyzen -onder meer bekend vanwege haar volledig bijgewerkte heruitgave van "Hoe hoort het eigenlijk?" van Amy Groskamp-Ten Have- een inleiding zal schrijven bij een etiquetteboekje van Erasmus."
Verrassend actueel
Volgens Trapman maken deze boeken kans op een goed onthaal. "Omdat veel werk altijd onvertaald is gebleven, hebben de meeste mensen nauwelijks de kans gehad om met Erasmus kennis te maken. Nu ze dat wel kunnen, zullen ze ontdekken dat hij verrassend actueel is gebleven. Niet alleen omdat hij zo geestig kan zijn -zoals in de "Lof"-, maar vooral ook omdat zijn adviezen vaak nog altijd behartigenswaardig zijn. In zijn boekje over de opvoeding schrijft hij bijvoorbeeld dat een leraar ernaar moet streven zich bij zijn leerlingen geliefd te maken, omdat kennis alleen dan overdraagbaar is. Zo is er veel meer dat nog altijd in de smaak kan vallen. Wat -wat mij betreft- echt niet meer kan, zijn zijn "Parafrasen", navertellingen van het Nieuwe Testament. Dat genre, nog altijd beoefend door ds. Nico ter Linden, vind ik vreselijk: geef een vertaling of houd een preek, maar doe niet iets wat er precies tussenin zit. Tot mijn verbazing voorzag en voorziet het toch in een behoefte."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 19 februari 2001
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 19 februari 2001
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's