De dominee als werknemer
Dat een predikant werk verricht, daarover is men het wel eens. Dat hij daardoor in zijn levensonderhoud voorziet, roept ook weinig discussie op. Maar betekent dat ook dat een predikant een arbeidsovereenkomst heeft met de kerk of gemeente die hij dient? Twee lezingenbundels geven inzicht in de problematiek.
De eerste bundel, "Predikant tussen baan en ambt", doet verslag van het tweejaarlijks congres in 2005 over recht en religie met als thema: "De rechtspositie van de predikant: job of ambt?"
Het gaat daarbij allerminst over een theoretische vraag. Mr. F. T. Oldenhuis, bijzonder hoogleraar religie en recht in Groningen, laat zien dat in de rechtspraak verschillende standpunten zijn ingenomen. De kantonrechter in Lelystad kwalificeerde de rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst (zaak ds. de Boer). Maar volgens de rechtbank Den Bosch brengen de beginselen van vrijheid van godsdienst en scheiding van kerk en staat met zich mee dat uiterste terughoudendheid geboden is om regelingen van materieel burgerlijk recht van toepassing te verklaren op de rechtsverhoudingen binnen de kerken (zaak-ds. Kruis).
Schuivende panelen
In de bijdragen van de sprekers zijn die verschillende uitgangspunten terug te vinden. De hoogleraren T. J. van der Ploeg en W. A. Zondag betogen dat een dubbele rechtsbetrekking goed mogelijk is: naast de kerkelijke band (ambt) kan men een arbeidsrechtelijke band aangaan (job) waarop het arbeidsrecht van toepassing is. De jas van het arbeidsrecht past prima over de toga van de voorganger. Dat geeft de predikanten optimale rechtsbescherming en in het arbeidsrecht wordt voldoende rekening gehouden met de bijzonderheden van de kerkelijke arbeidsverhoudingen.
Mr. P. T. Pel, advocaat, waarschuwt voor schuivende panelen. Men is steeds meer geneigd om de wettelijke regelgeving buiten de kerk van toepassing te verklaren op de verhoudingen binnen de kerken. Het principiële uitgangspunt is dat de rechtspositie van de predikant primair bepaald wordt door het kerkelijk statuut. De verbintenis tussen een predikant en de gemeente is geen overeenkomst naar burgerlijk recht, maar een rechtsverhouding sui generis (van eigen aard). Alleen als de kerk daar zelf voor kiest, of als de kerk zelf geen passende voorzieningen heeft getroffen, kan een beroep worden gedaan op het arbeidsrecht.
Mr. T. M. Willemze, juridische zaken PKN, zet uiteen dat de vrijheid van het ambt van dienaar des Woords en de gelijkwaardigheid van de ambten de toepassing van het arbeidsrecht in de weg staat. De kerkorde van de Protestantse Kerk bepaalt uitdrukkelijk dat de beroepsbrief van een predikant er niet toe kan leiden dat de predikant aan de kerkenraad of aan de gemeente ondergeschikt is. Door de zorgvuldige regelgeving staat de predikant in deze kerk allerminst in een onbeschermde positie.
In zijn nawoord concludeert mr. D. A. C. Slump, Raad van State, dat bij conflicten tussen predikant en gemeente primair de weg van de kerkelijke rechtspraak moet worden gevolgd, mits deze rechtsgang met voldoende waarborgen is omkleed. De rechter grijpt alleen in als elementaire rechtsbeginselen worden geschonden. Zo wordt een evenwicht gevonden tussen het eigen recht van de kerken en de noodzaak dat onrecht kan worden geredresseerd. Want onrecht kan niet worden getolereerd, ook (en juist!) niet binnen de kerken.
Theocratie
De tweede bundel geeft de bijdragen van een congres in 2008 over de neutrale staat met als ondertitel "Omgaan met de roep om religieuze ruimte voor overheid en overheidspersonen in een multiculturele samenleving". Wat houdt het in als we spreken van de scheiding van kerk en staat? Volgens mr. S. C. Van Bijsterveld wordt dit beginsel te pas en te onpas gebruikt en beleden als een soort vooruitgangsgeloof. Het wil (slechts) zeggen dat de kerk geen formele zeggenschap heeft in de publieke besluitvorming, terwijl de staat zich niet mengt in leer en leven van de kerk en haar leden. De gedachte dat de kerk steeds verder uit de samenleving en uit het contact met de overheid moet worden teruggedrongen, wijst zij af. Ze pleit juist voor samenwerking en dialoog tussen kerk en staat, waarbij de formele scheiding als randvoorwaarde in acht wordt genomen.
Mr. P. B. (Paul) Cliteur neemt een heel ander standpunt in. Hij beschrijft vijf modellen in de verhouding van kerk en staat, waaronder de theocratie. Hij meent dat de gevaren van de politieke theocratie, in de vorm van islamitisch extremisme dat gebruik maakt van geweld, in het Westen worden onderschat. Hij wijst ook het multiculturele model af, waarin de staat alle religies op voet van gelijkheid behandelt. Dan wordt naar zijn mening religie als zodanig bevoordeeld boven niet-religie.
Zelf bepleit hij het model van de religieus neutrale staat (laicité): alle godsdiensten mogen zich maatschappelijk presenteren, maar de staat helpt of betaalt die godsdiensten niet en verleent hun geen privileges ten opzichte van ongeloof. In zijn bijdrage laat hij wel een aantal vragen open. Is voor hem 'neutraliteit' hetzelfde als het niet hebben van een levensbeschouwing of religie? Ligt niet aan elke vormgeving van de staat en de samenleving een levensbeschouwelijke visie ten grondslag? Ik vind dat hij zich van die vragen met een karikatuur afmaakt.
Mr. B. P. Vermeulen stelt terecht dat de seculiere staat "slechts (kan) functioneren op basis van normatieve principes en bindingen, cohesie en betrokkenheid die hij zelf niet in het leven kan en mag roepen." Aan het eind van de bundel ontspint zich een pittige discussie met mr. M. de Blois waarbij Cliteur onderstreept dat het hem niet gaat om de plaats van de reli-gie in de samenleving, maar in de openbare dienst, dus op het terrein van de staat.
Mr. F. T. Oldenhuis bewijst de kerken en de samenleving een grote dienst met zijn initiatief om elke twee jaar een wetenschappelijk congres te organiseren op het terrein van religie en recht. Tal van voorbeelden uit de praktijk maken de bundels toegankelijk voor een bredere lezerskring.
N.a.v. "Predikant tussen baan en ambt", door prof. mr. F. T. Oldenhuis (red.); Protestantse Pers, Heerenveen, 2007; ISBN 978 90 8525 013 5; 117 blz.; ? 14,95."Een neutrale staat. Kreet of credo", door prof. mr. F. T. Oldenhuis (red.); uitg. Protestantse Pers, Heerenveen, 2009; ISBN 978 90 8525 027 2; 129 blz.; ? 9,95.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 september 2009
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 september 2009
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's