Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Missionaire gemeente is priesterlijk voor wereld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Missionaire gemeente is priesterlijk voor wereld

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christenen zijn geroepen om namens de mensheid priesterlijk voor God te verschijnen, aldus prof. dr. Stefan Paas.

Een vriend van ons werkte als katholiek het grootste deel van zijn leven in de geseculariseerde Randstad. Laatst vroeg ik hem hoe hij het geloof behouden had, ondanks het afhaken van vrijwel al zijn generatiegenoten. Zijn antwoord was: „Ach, je moet er lol in hebben om een beetje eigenwijs te zijn.”

Een beetje eigenwijs zijn, en daar lol in hebben – dat zou een goede omschrijving kunnen zijn van een christelijke identiteit in een seculiere omgeving. Of met theologisch meer verantwoorde begrippen: christelijke gemeenschappen zijn ”vreemdelingen” en ”priesters”. Naar mijn idee is de belangrijkste taak van de missiologie in een Europese context om christenen en kerken te begeleiden in hun bewustwording van deze dubbele identiteit, die enerzijds wordt gekenmerkt door afzondering en anderzijds door een positieve, vreugdevolle verhouding tot de wereld. Die taak zie ik vanuit drie achtergronden opkomen.

In de eerste plaats vanuit ontwikkelingen in het vak missiologie zelf. Dat lijkt zich te herstellen van een langdurige identiteitscrisis, waarin het vooral werd geassocieerd met de koloniale tijd. Zending ‘mag’ tegenwoordig weer. Daarbij zullen we voluit recht moeten doen aan het feit dat tienduizenden Afrikanen en Aziaten Europa zien als een zendingsveld. Als een continent dat opnieuw Jezus moet leren kennen, dat bekeerd moet worden van zijn verstriktheid in duistere machten, dat verlost moet worden van zijn cynische en hyperkritische geest, haar kilte en morele decadentie. Tegelijk moet zending altijd gecontextualiseerd worden.

Daarom moeten we de vraag stellen wat het profiel is van missie in Europa. Dit brengt me bij het tweede onderdeel: de geschiedenis van de kerstening van Europa.

Kleine kudde

Het christendom in Europa heeft zich altijd gekenmerkt door een verhouding tussen een toegewijde minderheid en een grote meerderheid die veel losser of zelfs afwijzend staat tegenover het christelijk geloof. In het Romeinse Rijk was vlak voor het edict van Constantijn in 313 AD circa 10 procent christen. Momenteel is het aandeel mensen in Nederland dat minstens eenmaal per maand een religieuze samenkomst bezoekt 17 procent. Een cijfer rond de 10 procent zou weleens een aardige indicatie kunnen zijn van de te verwachten grootte van Jezus’ ”kleine kudde” in een omgeving die het christen-zijn niet op de een of andere manier als verplichting uitdraagt.

Een serieus, veeleisend christendom krijgt niet de handen op elkaar bij de grote meerderheid van de Europeanen. De retoriek van ”opwekkingen”, ”restauratie” en ”verovering” leeft nog volop, zowel bij Europese (evangelische) christenen als bij migrantenchristenen die hier zending komen bedrijven. Maar de realiteit is dat deze retoriek niet gerechtvaardigd is. Zendelingen kunnen nu voor het eerst sinds lange tijd weer leren wat het betekent om, met de apostel Paulus, ”zwak” en ”dwaas” te zijn in de wereld.

Postchristelijk

En zo ben ik beland bij de derde achtergrond die maakt dat ik meen dat afzondering en een positieve, vreugdevolle verhouding tot de wereld de christelijke missionaire identiteit moeten bepalen. Dat zijn de Bijbels-theologische noties. Hoe kunnen die ons op weg helpen, wetend dat de kerk in Europa nooit meer de culturele wind mee zal hebben zoals vroeger?

Laat ik om te beginnen noteren dat bestaande modellen die reeds op de Bijbelse noties hebben willen voortbouwen nog te veel uitgaan van een gekerstende cultuur. Ook de zogenaamd tegenculturele gemeenschappen van de anabaptisten waren geen christelijke gemeenschappen in een niet-christelijke wereld. Zij waren intensief-christelijke gemeenschappen in een formeel-christelijke wereld. In plaats van een tegencultuur te vormen, belichaamden zij juist een intensieve vorm van wijd en zijd aanvaarde culturele waarden!

Daarom voelt ook het model van vrijkerkelijkheid zich het meest op zijn gemak waar die formeel-christelijke wereld nog gevonden wordt. Dat is goed te zien aan de huidige evangelische beweging, die zich bij voorkeur organiseert in gebieden die al gekenmerkt worden door relatieve christelijke vitaliteit, zoals de Bijbelgordel. De ”ander” tegen wie men zich organiseert en aan wie men zijn identiteit ontleent, is niet zozeer de seculiere wereld maar de (in hun ogen) traditionele en verstarde kerk.

Ik ben er diep van overtuigd dat christenen en kerken deze veronderstelling van een christelijke wereld uiteindelijk achter zich moeten laten, als we op zoek gaan naar een missionaire christelijke identiteit in een postchristelijke cultuur. De enige kans op sympathie die de kerk vandaag heeft is wanneer zij geen ambitie of macht heeft om de ”christenheid” terug te brengen. Jezus gaf Zijn leerlingen de opdracht om zout in de wereld te zijn, niet om de wereld te veranderen in een zoutvallei.

Priesterschap

Een aanknopingspunt hiervoor vind ik in de eerste brief van Petrus, die steeds meer in de belangstelling komt te staan. Hier richt de apostel zich tot de „uitverkoren vreemdelingen die in de verstrooiing zijn” (1:1). Wanneer Petrus spreekt over christenen als vreemdelingen en bijwoners, bedoelt hij dat zij anders zijn en machteloos, in die zin dat zij hun identiteit praktisch moeten uitwerken in een omgeving die deze niet ondersteunt en vaak zelfs tegenwerkt. Dit resoneert met onze tijd.

Het is echter geen oproep om zonder meer een tegencultuur te vormen. Ondanks de gespannen situatie waarin Petrus’ lezers verkeren, blijkt nergens uit de brief dat zij zich moeten afzetten tegen de wereld. Integendeel, Petrus noemt hen een „koninkrijk van priesters” (2:4, 9). Naar mijn idee ligt hier een tweede belangrijke sleutel voor christelijke gemeenschap en christelijke spiritualiteit in diaspora. Het priesterschap vormt naar mijn idee een boeiende tegenpool van het vreemdelingschap.

Priesters werden gekozen uit het volk, om namens dat volk te naderen tot God. Zo zouden we de gemeente kunnen zien als het priesterschap van de mensheid, dat God lof offert namens de wereld waaruit zij gekozen is. Andersom geldt dat priesters ook voor het volk staan als dienaars van God. Zij worden door God geheiligd om Hem te vertegenwoordigen bij het volk. Kortom, een priesterlijke gemeente vertegenwoordigt God bij de mensen en de mensen bij God. De gemeente prijst God, als het verloste deel van de schepping, en nodigt anderen uit dit ook te doen.

Priesters vormen per definitie een minderheidsgemeenschap die zich toewijdt aan het belang van velen. Er is zo bezien niets vreemds of onvoltooids aan een minderheidskerk, integendeel: het is haar natuurlijke stand. Zij maakt zich ook niet zo druk over de vraag wie er nog wel bij hoort en wie niet. In plaats daarvan zal zij zich veel meer middelpuntzoekend opstellen. Zij zal zich ertoe zetten om ook namens wie geen priester wil worden, God de lof te brengen die Hem toekomt. Als ik naar de kerk ga als enige uit mijn straat of als enige uit mijn familie, dan doe ik dat ook namens mijn buurt of mijn familie.

In dit model reageert de gemeente ook flexibel op de pluralistische, multiculturele samenleving, omdat zij samen met alle heiligen een representatieve gemeenschap vormt. Daarom is er in dit model ook voluit plaats voor evangelisatie en bekering, zelfs al weten christenen dat slechts een minderheid van de mensheid priester zal zijn. Het verlangen naar de bekering van mensen is niet geworteld in angst over hun eeuwig lot, maar in een verlangen naar veelkleurige verheerlijking van God en een rijk getuigenis van Christus.

Dit artikel is een samenvatting van de rede die de auteur vandaag uitsprak ter aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar missiologie aan de vrijgemaakt gereformeerde Theologische Universiteit te Kampen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 8 december 2014

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Missionaire gemeente is priesterlijk voor wereld

Bekijk de hele uitgave van maandag 8 december 2014

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's