Felle aanval op artikel 23 afgeslagen
Vrijheid van onderwijs past niet bij deze tijd. Allochtone en autochtone kinderen moeten integreren. Om dat te bevorderen, moeten alle kinderen naar gemengde scholen. Daar leren ze elkaar kennen.
Dat is de mening van Carel Verhoef, historicus en oud-rector van een christelijke scholengemeenschap in Ede. Hij voert een kruistocht tegen het bijzonder onderwijs. Eerder dit jaar verscheen van zijn hand het boek ”Inperking vrijheid van onderwijs”. Daarin somt hij veertien redenen op om de vrijheid van onderwijs in te snoeren.
Wim Kuiper, voorzitter van Verus –Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs– en Pieter Moens, voorzitter van het college van bestuur van de VGS, de koepel van reformatorische scholen, sabelen de argumenten één voor één neer.
1. Het overgrote deel van de protestants-christelijke en rooms-katholieke scholen heeft nauwelijks een christelijk karakter.
Kuiper: „Uit onderzoek bij protestants-christelijke scholen blijkt dat dit absoluut niet waar is. De manier waarop de christelijke identiteit van scholen vorm en inhoud wordt gegeven, varieert wel heel sterk. Op alle pc-basisscholen spelen Bijbelverhalen een belangrijke rol, worden christelijke feesten gevierd, zijn er dagopeningen enzovoort. Alleen verschilt de invulling nogal, afhankelijk van de context. Van rooms-katholieke scholen hebben we nog een minder scherp beeld, maar ik merk in talloze gesprekken dat ook hier de identiteit hoog op de agenda staat en vaak zelfs meer dan in het verleden. Verhoef verkoopt een oppervlakkige persoonlijke waarneming ten onrechte als feit omdat hem dat goed uitkomt.”
2. Veel christelijke scholen hebben een open benoemings- en toelatingsbeleid en daarom verschillen ze nauwelijks van openbare scholen.
Moens: „Dit geldt niet voor de achterban van de VGS. Deze stelling getuigt van weinig kennis van het reformatorisch onderwijs. Juist ook hierin verschillen deze scholen van het openbaar onderwijs.”
3. Zowel ‘open’ als ‘gesloten’ christelijke scholen werken onvoldoende mee aan het opnemen van allochtone leerlingen.
Kuiper: „Dit is gemakkelijk te weerleggen aan de hand van de feiten. Het bijzonder onderwijs neemt gemiddeld vrijwel net zo veel allochtone leerlingen op als het openbaar onderwijs.”
4. In ‘gesloten’ scholen op godsdienstige grondslag kunnen discriminerende ideeën gedijen die haaks staan op de democratische rechtsstaat.
Moens: „Met dit soort aannames kan ik niets. Ik ken geen voorbeelden. Daarnaast blijkt dat leerlingen die reformatorisch onderwijs hebben gevolgd prima terechtkomen in de maatschappij en hun verantwoordelijkheid nemen. In het onderwijsaanbod op reformatorische scholen is er juist veel aandacht voor de waarden van de democratische rechtsstaat. Als een school principieel een andere visie heeft op bepaalde waarden, dan mag dat, mits dit niet aanzet tot haat of geweld.”
5. Ouders die kinderen op een christelijke school hebben maar geen lid mogen worden omdat ze de grondslag niet onderschrijven, kunnen gevoelens van minderwaardigheid en achterstand ontwikkelen.
Kuiper: „Slechts een klein percentage van de scholen in Nederland vraagt van ouders de grondslag van de school volledig te onderschrijven. Zo’n school wil een gemeenschap zijn met een gelijkgestemde en gedeelde visie, en dat is zijn goed recht. Het is nogal vergezocht om te veronderstellen dat ouders die dit niet kunnen of willen, daardoor een gevoel van minderwaardigheid zouden kunnen ontwikkelen.”
6. Het huidige scholenbestand sluit niet aan bij de behoefte van het overgrote deel van de ouders.
Moens: „Ik ken geen onderzoeken die dit aantonen. Ouders blijken tevreden over de school van hun kind. Tevens zijn er voldoende instrumentaria die dit bewaken. De rol van de medezeggenschapsraad en de aandacht voor ouderbetrokkenheid zijn daar voorbeelden van. Een kenmerk van reformatorische scholen is dat er bij de aanmelding van leerlingen intensieve gesprekken worden gevoerd om de juiste match tussen de wensen van de ouders en het beleid van de school te bespreken.”
7. Islamitische ouders zijn voorstander van gemengde scholen.
Kuiper: „Het klopt dat slechts een beperkt deel van deze ouders kiest voor islamitisch onderwijs. Het klopt niet dat islamitische ouders zich over het algemeen niet of minder thuisvoelen op christelijke en rooms-katholieke scholen. In het soms vijandige klimaat ten aanzien van hun religie in delen van het openbaar onderwijs kunnen velen van hen zich juist minder op hun gemak voelen. Gelukkig zijn er veel openbare én christelijke en rooms-katholieke scholen met een gemengd karakter en een welkom klimaat voor allochtone ouders en kinderen. Verhoef suggereert een probleem dat er niet echt is.”
8. Aparte religieuze scholen zijn niet bevorderend voor de integratie.
Moens: „Het is maar de vraag of het bevorderen van integratie een taak van het onderwijs is. Er moet voor gewaakt worden dat scholen voor het karretje van allerlei maatschappelijke problemen worden gespannen. Uit onderzoek blijkt dat juist het meegeven van een stevige eenduidige identiteit zorgt voor participatie in de samenleving.”
9. Als scholen geen allochtone leerlingen opnemen, wordt het openbaar onderwijs het afvalputje omdat iedereen daar wél toegelaten moet worden.
Kuiper: „Er zijn nauwelijks bijzondere scholen die geen allochtone leerlingen opnemen, en dus is het openbaar onderwijs gelukkig helemaal niet het afvalputje van het onderwijs. Overigens stellen juist christelijke scholen vanuit hun waarden en normen zich vaak in het bijzonder open op tegenover alle leerlingen voor wie extra inspanningen moeten worden verricht.”
10. Steeds meer orthodoxe scholen integreren hun overtuiging in hun leerstof. Dat is strijdig met de doelstelling van deugdelijk onderwijs.
Moens: „Waarom zou dit strijdig zijn? Bij deugdelijk onderwijs gaat het erom dat de kerndoelen gerealiseerd worden, passend bij de grondslag en overtuiging van de school zoals het kader van artikel 23 dit aanreikt. Het is juist ijzersterk dat de identiteit van een school zichtbaar is in het gehele curriculum. Scholen worden terecht meer uitgedaagd om vanuit eigenheid en uniciteit het onderwijs inhoud te geven. Logisch is dan dat de overtuiging daarin leidend is en terug te vinden is in het totale onderwijsconcept van de school.”
11. Scholen behoren tot het publieke domein, dat politiek en religieus neutraal dient te zijn: Leerstellig godsdienstonderwijs hoort daar niet thuis.
Kuiper: „Het is een misvatting om te denken dat politieke en religieuze neutraliteit in het onderwijs bestaat. Ook scholen en hun docenten zonder geëxpliciteerde levensbeschouwelijke identiteit zijn niet neutraal. De school heeft nu eenmaal een belangrijke opvoedende en persoonsvormende taak.
Het is bovendien een misvatting dat godsdienstonderwijs altijd primair leerstellig zou zijn. Verhoef lijkt hier sterk verouderde beelden over te hebben. Het gaat erom dat kinderen vanuit hun eigen overtuiging oog leren te hebben voor wat geloof voor mensen kan betekenen. En om respect te hebben voor mensen die anders in het leven staan dan zijzelf. Hiermee worden ze toegerust om vanuit een heldere eigen overtuiging op een positieve, respectvolle wijze deel te nemen aan de samenleving.”
12. Opheffing van de mogelijkheid om scholen op bijzondere grondslag te stichten en te onderhouden, biedt meer kansen voor scholen met een bijzonder pedagogisch/didactisch concept.
Moens: „De mogelijkheid om een school op pedagogische/didactische grondslag te beginnen, is er reeds. Binnen het onderwijsstelsel kan uitbreiding overwogen worden in lijn met het advies van de Onderwijsraad over artikel 23. Dit kan nu ook al, maar het gebeurt weinig. De oorzaak is niet dat er scholen bestaan met bijzondere grondslag, maar wel de hoge stichtingsnorm. Als uit het onderzoek blijkt dat er inderdaad behoefte is aan meer richtingen of stromingen, moet er binnen het stelsel gezocht worden naar ruimte daartoe. Meer ruimte voor nieuwe scholen realiseren door het opheffen van het stelsel, is te lichtvaardig gedacht over de waarde van het huidige stelsel.”
13. Het einde van het bijzonder onderwijs op godsdienstige grondslag maakt een eind aan allerlei juridische procedures.
Kuiper: „Na bijna honderd jaar vrijheid van onderwijs in de Grondwet is er zo veel helderheid over de juridische kwesties die hiermee samenhangen dat er geen sprake is van een problematisch groot aantal juridische procedures. Dit punt past in het patroon van de redeneringen van Verhoef om problemen te suggereren en vervolgens met een zeer vergaande oplossing, namelijk de afschaffing van de vrijheid van onderwijs, te komen voor problemen die er in werkelijkheid niet zijn.”
14. Invoering van de gemengde school maakt een einde aan de uitwassen van de vervoersregeling en het thuisonderwijs.
Moens: „Dat zijn geen uitwassen, maar gewenste en gerechtvaardigde regelingen waarover democratisch is besloten, die recht doen aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Ook thuisonderwijs is een recht van ouders. Het is in de optiek van de VGS niet de ideale onderwijsvorm, maar het moet wel mogelijk blijven. Het is niet aan de staat om zich te mengen in de keuzevrijheid van ouders, noch via de vervoersregeling noch via het afschaffen van thuisonderwijs.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 22 december 2015
Reformatorisch Dagblad | 15 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 22 december 2015
Reformatorisch Dagblad | 15 Pagina's