Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Complimenten van een hofnar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Complimenten van een hofnar

Italiaanse vioolvirtuoos Pietro Antonio Locatelli woonde 35 jaar in hartje Amsterdam

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs presenteerde prof. A. Dunning in Amsterdam de opera omnia, de kritische editie van de muziek van Pietro Antonio Locatelli, het resultaat van zeven jaar speurwerk. Aanleiding om nader kennis te maken met de Italiaanse componist die vanaf 1729 35 jaar in de Amsterdamse grachtengordel woonde. In elk geval droeg hij als vioolvirtuoos veel bij tot de ontwikkeling van het vioolspel.

Stierf hij werkelijk in de armen van de "allergemeenste Westfranse dienstmeid, een monster van lelijkheid en kwaadaardigheid", zoals de Groningse organist Lustig in de 18e eeuw beweerde? Of valt dit onder de noemer postume roddelpraat? Veel van Locatelli's leven is in duisternis gehuld.

Hij ziet op 3 september 1695 het levenslicht in het Italiaanse Bergamo. We komen hem als vijftienjarige violist tegen in het aan de basiliek Santa Maria Maggiore verbonden orkest in zijn woonplaats. Een jaar later trekt Pietro Antonio naar Rome om er, waarschijnlijk, te studeren bij de toen al zieke Arcangelo Corelli. Hij speelt er in de grote orkesten. Daarna raken we het spoor wat bijster. Als rondreizend violist laat de Italiaan zijn gezicht onder meer zien in Darmstadt en Dresden. De Engelsman Charles Burney haalt in zijn dagboek -een weergave van zijn reizen op het Europese vasteland- herinneringen op aan Locatelli's optreden aan het hof in Kassel: "Wie 55 jaar geleden Locatelli aan het werk zag, weet tot welke grimassen zijn musiceren aanleiding kon geven, alvorens hij, weet tot zichzelf komende, soms ook nog uitriep: Ah! Wat vind je daar nu van?" De Kasselse hofnar vindt dat Locatelli "speelt als een engel", terwijl de violist volgens Burney harten weet te veroveren door een ongemeen zuivere en lieflijke toon.

Tijdgenoten noteren dat Locatelli nooit een noot "out of time" speelt, de moeilijkste muziek met uiterst gemak brengt, en eens met een vinger tussen twee snaren bleef steken. Een enkeling laat kritische geluiden horen: "Locatelli? Enkel amusement voor kinderen."

Zijn optredens aan de diverse hoven spekken Locatelli's buidel. Zo zou hij in München twaalf gouden florijnen hebben gekregen en in Dresden met een "zeer zware gouden doos vol ducaten" zijn beloond.

Muziekuitgevers

Uiteindelijk strijkt Locatelli in 1729 in Amsterdam neer, om er tot aan zijn dood, in 1764, te blijven. Gustav Leonhardt 'filosofeerde' onlangs tijdens de publiekslezing "Locatelli in Amsterdam" over de reden van Locatelli's komst naar de Lage Landen. "Waarschijnlijk is de aanwezigheid van de beroemde Amsterdamse muziekuitgevers -die veel meer kwaliteit dan hun Italiaanse collega's leveren- van groot belang. Deze uitgevers drukken werk van componisten als Scarlatti, Lully, Vivaldi en Tartini. In 1721 al verschijnt Locatelli's opus 1, twaalf concerti grossi, in Amsterdam. Het gemak -zoals overleg over de correcties- in de stad van zijn muziekuitgeve rs te wonen, geeft waarschijnlijk de doorslag om een woning in de grachtengordel te betrekken." Ook het efficiënte distributienetwerk van de Amsterdammers, dat garant staat voor wereldwijde verspreiding, moet de Italiaan aanspreken.

Volgens Leonhardt zijn er in het begin van de 18e eeuw duizenden Italianen die hun fortuin elders zoeken. "Er heerst in die tijd bijvoorbeeld in Venetië een economische malaise, want een op de zes inwoners bedelt. Italië loopt leeg: talloze zangers reizen naar Noord-Europa af, Italiaanse vaklieden nemen in Europa een aanzienlijk deel van het stucwerk voor hun rekening, terwijl veel schilders voor het verzorgen van fresco's in kerken worden gevraagd.

Poetsers

Wat voor indruk heeft Amsterdam op de veelbereisde Locatelli gemaakt? vroeg Leonhardt zich af. "Het Amsterdam van de 18e eeuw is veilig, pietepeuterig, wat slaperig en saai. De kerken zijn in Locatelli's ogen in vergelijking met de rooms-katholieke godshuizen in zijn geboorteland maar kaal aangekleed, terwijl adel, paleizen en imposante concertzalen ontbreken. De stad is wel wereldhandelscentrum en hart van de kunsthandel. Zelfs uit Rusland komen gezanten van het hof om in Amsterdam hun slag te slaan.

De volgepropte wereldstad wordt qua inwoneraantal slechts overtroffen door Londen, Parijs, Napels en Lissabon. Een grotere bemiddelde middenklasse is nergens te vinden. De Amsterdammers -zoals alle Hollanders altijd aan het poetsen- teren op hun geld en leven vooral binnenskamers in hun prachtig gedecoreerde huizen. Het zal de Italiaanse componist opgevallen zijn dat zelf de kleinste ramen van glas zijn voorzien, terwijl zijn landgenoten in het Italiaanse Bergamo meestal met papier genoegen moeten nemen."

Locatelli leidt in Amsterdam een freelance bestaan. In de 18e eeuw zeer ongewoon en riskant, stelt Leonhardt. "Het overgrote deel van de (beroemde) musici is in die tijd in dienst van vorst, stad of kerk, waarbij de glamour van het hof het meest telt.

Locatelli geniet een onaantastbare positie in Amsterdam. Hij treedt er veel op, geeft lessen, onder meer aan Potholt, de blinde organist van de Oude Kerk. Aan het eind van zijn leven geeft hij geen openbare concerten meer. Wel krijgt een select groepje welgestelde Amsterdammers wekelijks op woensdag gelegenheid van zijn spel genieten.

Ook de handel in snaren en verkoop van zijn muziek levert Locatelli geen windeieren op, want hij laat een kostbare bibliotheek, een grote collectie prenten en gravures van meesters als Rembrandt én drie violen na. Geen Stradivarius, wel een Stainer, destijds de Ferrari onder de violen."

Vergetelheid

In de muzikale nalatenschap van Pietro Antonio Locatelli -waarvan een deel verloren ging- vinden we uitsluitend instrumentale werken: soloconcerten, concerti grossi, triosonates en viool- en fluitsonates. Na zijn dood raken deze werken snel in de vergetelheid. Zijn voornaamste werk -"L'arte del violino", twaalf concerten en 24 caprices voor viool solo- overleeft echte r de tijd en levert een grote bijdrage aan de uitbreiding van de viooltechniek.

Leonhardt: "Spijtig genoeg levert Locatelli geen klavecimbelmuziek. Ach, niemand is volmaakt. Veelzeggend is dat Johann Sebastian Bach in 1734 Locatelli's concerto grosso nr. 8, opus 1, goed genoeg vindt om te kopiëren en uit te voeren. Als componist geniet de Italiaan veel waardering. Er verschijnen zelfs werken van anderen onder zijn naam, zonder dat Locatelli van iets weet.

Als componist heb je het helemaal gemaakt wanneer een van je werken een tophit wordt. Het overkomt Locatelli. Een eenvoudig wijsje uit een menuet, uit een van zijn "XII Sonate a Flauto traversiere Solo e Basso", opus 2, vind je in veel speelwerken terug. Onder meer in staande Hollandse horloges. Bachs zoon Carl Philip Emmanuel componeert later een aantal variaties op dit thema"

Geen veelschrijver

De in Amsterdam gepresenteerde wetenschappelijke editie van het overgebleven werk van Locatelli is het resultaat van de inspanning van prof. A. Dunning, hoogleraar aan de universiteit van het Italiaanse Padua. Dunning -die in 1981 een monografie over Locatelli schreef- gaf de aanzet tot de oprichting van de Stichting Pietro Antonio Locatelli. Onder deze paraplu onderzochten Italianen en Nederlanders de werken van de Italiaanse componist. Het resultaat: tien banden met elk zo'n 400 pagina's. Het team werkt momenteel aan een praktische uitgave.

"Locatelli is nooit een veelschrijver geweest", weet prof. Dunning. "Het overgrote deel van zijn werk bleef bewaard. Dankzij ons onderzoek zijn nieuwe feiten boven tafel gekomen. We twijfelden voorheen aan de echtheid van twee vioolconcerten, een vioolsonate en een symfonietje. Inmiddels weten we dat dit werken van Locatelli zijn."

De musicoloog heeft Locatelli hoog staan. "Hij schreef prachtige concerten, al bezitten niet al zijn capricci's een hoog esthetisch gehalte. Hij was als grote vernieuwer van de viooltechniek zijn tijd ver vooruit. Locatelli was een extreem virtuoos, die hield van uitzinnige moeilijkheid, zoals het oprekken van de hand, dubbel- en tripelgrepen en snelheid. Met de uitgave van zijn vioolconcerten en capricci's stelde hij in 1733 nieuwe normen. Deze werken werden bijvoorbeeld eind 18e eeuw door studenten aan het Parijse conservatorium -een drilinstituut voor virtuozen- grondig ingestudeerd."

Om een indruk te krijgen van Locatelli's virtuoze maar ook poëtische muziek, is het zaak opnames van zijn werk te bemachtigen. Bijvoorbeeld van de vioolconcerten opus 3. Bij het eerste vioolconcert is het meteen raak: na een prachtig uitgesponnen Largo, waarin de viool alle ruimte krijgt om te zingen, volgt een spetterend Allegro. In het Andante van het twee vioolconcert klinkt het solo-instrument uiterst intiem. Deze muziek moet zelfs verstokte vioolhaters over de streep trekken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 23 december 2002

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Complimenten van een hofnar

Bekijk de hele uitgave van maandag 23 december 2002

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's