Een zwartgeverfde kist
BEGRAVEN OF CREMEREN [1]
De Bijbel en de belijdenis zijn bron en norm voor onze visie op begraven of cremeren. Wat is in het Oude en Nieuwe Testament hierover te vinden?
Tijdens mijn verblijf als zendingspredikant in Zimbabwe ontmoette ik een blanke zendeling. Zijn vader was jaren geleden vanuit Zuid-Afrika naar Zimbabwe gekomen. Hijzelf was op de zendingspost Morgenster geboren. Hij was voor mij en mijn vrouw als een vader en voor onze kinderen als een opa. Op zekere dag zocht ik hem op. Terwijl ik zijn garage binnenliep, zag ik dat hij bezig was een lijkkist te timmeren. Hij gaf mij tekst en uitleg: een arm gemeentelid was overleden en de familie heeft geen geld om een kist te kopen. Terwijl hij de laatste hand aan de kist legde, zei hij tegen mij: 'Vanavond schilder ik hem zwart, zodat ik hem morgen mee kan nemen voor de begrafenis.'
Jaren later hoorde ik dat deze zendeling in Zuid-Afrika was overleden. Tot mijn grote verbazing liet hij zich cremeren. Ik begrijp nog steeds niet hoe ik die twee dingen met elkaar moet rijmen: met zoveel liefde een begrafenis leiden en zelf gecremeerd worden?!
Ik weet niet meer waar en wanneer het gebeurd is. Na enige aarzeling stemde ik in met het verzoek om een rouwdienst te leiden voorafgaande aan een crematie. De rouwdienst vond plaats in de aula op de begraafplaats. Nadat wij samen gezongen en gebeden hadden, luisterden wij naar de Schriftlezing en de meditatie.
Voordat wij de aula verlieten, bad ik de Heere of Hij met de rouwdragende familie mee wilde gaan. Evenwel: op dat moment stokte er iets in mij. Ja, wat moest ik nu bidden? Kon ik God vragen om Zijn zegen over een weg die naar mijn diepste overtuiging in strijd is met de Heilige Schrift? Ik vond dit het moeilijkste moment: Hoe blijf ik eerlijk naar God toe en hoe kan ik authentiek zijn in de begeleiding van een rouwdragende familie, die op weg is naar een crematie?
Vrije keuze
Tijdens de voorbereiding van een pastorale richtlijn voor de hervormde gemeente te Putten werd ik met een aantal pijnlijke situaties geconfronteerd. Ik noem er twee:
a. In de keuken van een eengezinswoning brak 's nachts brand uit. Drie kinderen lagen op de zolderkamers te slapen. Het lukte de brandweer niet hen uit de vlammenzee te redden. De verkoolde resten werden later begraven.
b. In de nacht van zaterdag 30 september op zondag 1 oktober 1944 werd er door een verzetgroep tussen Nijkerk en Putten een aanval op een Duitse militaire wagen uitgevoerd. Op diezelfde zondag vond er een grote razzia onder de mannelijke bevolking van Putten plaats. Op 11 oktober 1944 werden vanuit kamp Amersfoort 604 mannen weggevoerd naar Duitsland. Slechts een enkeling keerde levend terug. Groot was de verslagenheid op het dorp, toen na de oorlog bleek dat velen op tragische wijze om het leven gekomen waren. Iemand vertelde mij: 'Mijn moeder was aanvankelijk niet te troosten toen zij hoorde dat het lichaam van haar man in een oven in het concentratiekamp van Neuengamme was verbrand.'
Bij de behandeling van het onderwerp begraven of cremeren ga ik ervan uit dat iemand de vrijheid heeft om te kiezen: begraven of cremeren. Het is geenszins de bedoeling om mensen die onder tragische omstandigheden afscheid van een geliefde hebben moeten nemen, pijn te doen.
Bijbelse lijnen
Het begraven van de doden neemt in de Bijbel een grote plaats in. Al in het begin van de Bijbel (Gen. 3:19) staat dat het wederkeren tot aarde valt onder de straf op de zonde van de mens.
In het Oude Testament lezen wij dat de aartsvaders en hun vrouwen begraven werden. Abraham, Sara en Izak werden in de spelonk van Machpela begraven (Gen. 23:19, 49:31 en 50:14). Mozes werd door God Zelf begraven (Deut. 34:6). De richters en de koningen van Israël werden begraven (bv. Gideon, Samuel, Debora, Saul en David).
Het niet begraven worden van de lichamen en het verbranden van de beenderen werd als een oordeel van God beschouwd (Jer. 8:2 en 16:6, 1 Kon. 13:1-6 en 2 Kon. 23: 5-20).
Het verbranden van lijken komt in het Oude Testament voor. Als Korach, Dathan en Abiram gestraft zijn, worden de 250 mannen (Num. 16: 2) door vuur verteerd als straf op hun zonden. In Amos 2:3 spreekt God een oordeel over Moab uit, 'omdat hij de beenderen van de koning van Edom tot kalk verbrand heeft.' De lijkverbranding werd als een heidense gewoonte in Israël ingevoerd. In Israël werden soms kinderen in het vuur geofferd. De Heere noemt dit een verfoeisel (Jer. 7:31).
In 1 Samuel 31:12 is sprake van lijkverbranding. In genoemde tekst wordt vermeld dat de mannen van Jabes in Gilead de lichamen van Saul en zijn zonen verbrandden nadat deze op het gebergte van Gilboa waren verslagen. Soms kwam verbranding voor ter voorkoming van verdere schennis van het lichaam, en als noodmaatregel in tijden van epidemieën.
Opwekkingen
In het Nieuwe Testament lezen we dat de Heere Jezus gestorven en begraven is (Joh. 19:38-42). De lichamelijke opstanding van Christus op de paasmorgen werpt een bijzonder licht over dood en graf. Christus laat zien dat het graf voor de gelovige geen eindstation maar een doorgang naar het eeuwige leven is.
Het is opmerkelijk dat zowel Mozes, als de middelaar van het oude verbond, als Christus, de Middelaar van het nieuwe verbond, door de Heere wordt begraven. Zowel in het Oude als Nieuwe Testament worden doden opgewekt (bv. de zoon van de weduwe in Sarfath, het dochtertje van Jaïrus en Lazarus). Deze opwekkingen, samen met de opstanding van Jezus uit de doden, zijn voorboden van de grote opstanding van alle doden op de jongste dag. Met het oog op de toekomst wordt het lichaam gezaaid in de schoot der aarde. Jezus vertelt in dit verband de gelijkenis van het tarwegraan (Joh. 12:24 en 25). In 1 Korinthe 15:42-49 wordt gesproken over het geheim van de opstanding uit de doden. In het licht van Pasen belijdt de Kerk: Ik geloof de opstanding van de doden en het eeuwige leven. Pasen geeft uitzicht over de groeve der vertering. Dat is een rijke troost (zie Heidelbergse Catechismus, Zondag 17 en 22).
Geestelijke betekenis
De begrafenis en de opstanding van Christus hebben tevens een geestelijke betekenis. De gelovige wordt door de Heilige Geest aan Christus gelijkvormig gemaakt. Hij wordt dagelijks met Christus begraven en opgewekt. In de Heilige Doop wordt deze geestelijke werkelijkheid zichtbaar (Rom. 6:3-9 en Kol. 2:12).
De Bijbel wijst ons op de noodzaak van het moeten sterven en begraven worden. De dood en het graf zijn immers gevolgen van de zonde. Niet alleen onze ziel, maar ook ons lichaam moet gereinigd van de zonde. Dat reinigingsproces voltrekt zich in de stilte van het graf.
Als het over ons lichaam gaat, zegt de Bijbel twee behartenswaardige dingen.
In Genesis 1 en in Psalm 139 wordt ons verteld dat God de Schepper van ons lichaam is. In 1 Korinthe 6:19 wordt gezegd dat ons lichaam een tempel van de Heilige Geest is. Ons lichaam is dus niet van onszelf. Het is van en voor de Heere!
Job
In navolging van en in geloofsgehoorzaamheid aan Christus hebben wij de roeping onze doden te begraven. Met het oog op de wederkomst van Christus wordt het lichaam aan de schoot der aarde toevertrouwd. Wachtend op de jongste dag belijdt Job: 'Want ik weet: mijn Verlosser leeft, ... en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen.' (Job 19:25 en 26)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's