Dr. Van Kooten: Kerkorde ook van geestelijke betekenis
AMSTERDAM. Het is bijzonder jammer dat veel predikanten en ambtsdragers „niets hebben met de kerkorde, vindt ds. R. van Kooten. Gisteren verdedigde hij zijn proefschrift over de totstandkoming van de Hervormde Kerkorde van 1951.
De vuistdikke studie van de hersteld hervormde predikant uit Apeldoorn weegt 1325 gram, meldt dr. C. van den Broeke, een van de opponenten in de aula van de Vrije Universiteit. Van den Broeke, universitair docent religierecht aan de VU, wil graag van de promovendus weten wat voor gewicht diens onderzoek legt in de academische en de kerkelijke schaal. „Welk voordeel kunnen presbyteriaal-synodale kerken doen met uw studie?”
„Ik hoop dat men gaat zien welk belangrijk werk men doet als men bezig is met de kerkorde”, antwoordt ds. Van Kooten. Veel classis- en synodeleden laten de enveloppen met stukken over de kerkorde ongeopend, omdat „er wel anderen zijn die er verstand van hebben”, is zijn ervaring. Zijn studie heeft hem ervan overtuigd „hoe belangrijk, diep ingrijpend en geestelijk” de zaken zijn die spelen rond de kerkorde.
Prof. dr. W. A. Zondag sluit in zijn vraag aan de promovendus aan bij de beeldspraak in de titel van het proefschrift: ”Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt”. De Groningse hoogleraar arbeidsrecht, die ook student is aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten, vertelt hoe hij ooit in een trein zat die uitgerangeerd bleek te worden. De trein van de Hervormde Kerk kwam in beweging, maar ging hij wel in de goede richting?
De promovendus, die ook docent ethiek en homiletiek is aan het aan de VU gevestigde Hersteld Hervormd Seminarie, borduurt in zijn antwoord op de beeldspraak voort en spreekt van een „wissel” die werd omgezet, tegen de bedoeling van de opstellers van de kerkorde in. Omdat de exegese van de begrippen niet helder was, kreeg het apostolaat gaandeweg een andere invulling, stelt hij. Aanvankelijk benadrukte het dat verloren mensen het Evangelie moesten horen. Later werd het echter vooral een instrument voor maatschappijkritiek.
Dr. A. J. Overbeeke, universitair docent staats- en bestuursrecht aan de VU, ziet in de woorden van de kerkorde van 1951 over het profetisch getuigenis tegenover de overheid een parallel met de huidige discussie over grondrechten. „Gaat dit niet ten koste van de vrijheden van anderen?” Als voorbeeld noemt hij het –mislukte– streven van de hervormde synode naar een nationale omroep met kerkelijke invloed. „Staat dat niet gelijk aan het claimen van een staatskerkpositie?”
De opstellers van de kerkorde streefden niet naar staatsinvloed, reageert ds. Van Kooten. Achter het streven naar een kerkelijke nationale omroep ziet hij mede de „euforie” als gevolg van het profetisch spreken van de kerk tot de overheid tijdens de Duitse bezetting. „Voor mij is het de vraag of een dergelijk initiatief de taak van de kerk is.”
Drs. L. C. van Drimmelen, emeritus docent kerkrecht aan de VU, wil weten wie er meer invloed heeft gehad op de kerkorde: zendingsman H. Kraemer of prof. A. A. van Ruler. De Apeldoornse predikant hoeft niet lang na te denken over het antwoord: Van Ruler. Hij „betreurt” het dat Kraemer, die de aanzet gaf tot het geboorteproces van de kerkorde, weigerde verder daaraan mee te werken. „Hij zou de kwaliteit van het apostolaat bewaakt hebben.”
Een belangrijke factor die de invloed van Van Ruler versterkt heeft, is volgens hem het tussentijds overlijden van commissievoorzitter mr. Paul Scholten. De Leidse jurist zat inhoudelijk op dezelfde lijn als Kraemer. „De visie van Van Ruler klinkt orthodox. Maar door hem verschoof de aandacht van de verkondiging van het Evangelie aan het individu naar de kerstening van structuren in de maatschappij.”
Is ds. Van Kooten niet te positief als hij spreekt over „reformatie” rond het ontstaan van de Hervormde Kerkorde, is de vraag van prof. dr. W. Balke. „Reorganisatie komt van beneden, reformatie komt van boven. Heeft het proces werkelijk tot reformatie van de kerk geleid?”
De drijfveer in de wordingsgeschiedenis van de hervormde kerkorde was apostolaire bewogenheid, stelt ds. Van Kooten in zijn reactie. Dat mag je zeker een „reformatieproces” noemen, vindt hij. „Waar bewogenheid gemist wordt, heb je de dood in de pot. Maar waar bewogenheid is met verloren zielen, daar gebeurt iets. Dat is wat ik op gang heb zien komen. Later blijkt dit reformatieproces echter te zijn doodgelopen.”
Promotor prof. dr. A. van de Beek complimenteert in zijn toespraak na de buluitreiking de nieuwe doctor met zijn doorzettingsvermogen. „Niemand kan met recht beweren dat je de gave van de volharding niet hebt.” Als een waardevolle punt van het proefschrift noemt hij dat het duidelijk laat zien dat de kerkorde van ’51 niet heeft bereikt dat de 19e eeuw werd overstegen. Een „punt van reflectie” van de promotor: „Moet een kerkorde wel een instrument zijn om een inhoudelijk ideaal te bereiken?”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's