Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luther had beter kunnen weten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luther had beter kunnen weten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeven acties raadde de Duitse reformator Maarten Luther de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten in 1543 aan tegen de Joden. De eerste: Steek hun synagogen of scholen in brand. „Tot eer van onze Heere en van het christendom.

Tegen de Joden gerichte acties als deze, vervolgde Luther, zouden God laten zien „dat wij christenen zijn en zulk publiek liegen, vloeken en lasteren van Zijn Zoon en van Zijn christenen niet door de vingers zien of bewust tolereren.”

Het blijft iets onbevattelijks: de Luther die wérkelijk indrukwekkende geschriften als de ”Verklaring van de brief aan de Galaten” en ”De servo arbitrio” (Over de geknechte wil; in 2010 opnieuw uitgegeven onder de titel ”Kiezen is dienen”) heeft nagelaten, is dezelfde Luther die in 1543 het traktaat ”Over de Joden en hun leugens” het licht deed zien. Enkele jaren geleden veroorzaakte de voormalige hervormde predikant dr. René Süss uit Amsterdam in met name lutherse kringen in Nederland nogal wat ophef met een vertaling van dit smaadschrift. In Süss’ ogen gaat het bij ”Von den Juden und ihren Lügen” om „Luthers theologisch testament.”

Recent verschenen er twee nieuwe boeken over Luthers houding ten opzichte van de Joden. De Duitse kerkhistoricus prof. dr. Thomas Kaufmann (Göttingen) publiceerde de studie ”Luthers ”Judenschriften””, waarin hij de diverse geschriften die de Wittenberger reformator aan de Joden wijdde analyseert en in hun context plaatst. In het Engelse taalgebied kwam ”Martin Luther’s Antisemitism” uit, van de hand van de lutherse emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis prof. dr. Eric W. Gritsch (Gettysburg, VS). Voor wie zich wil verdiepen in Luthers denken ten aanzien van het Joodse volk –er zit nog wel eens een proefschrift in– zijn beide uitgaven een must.

Kloof

Kaufmann, die juist gisteren in deze krant aan het woord kwam, laat zien hoe Luthers houding tegenover de Joden zich in de loop van zijn leven heeft ontwikkeld. De kerkhervormer schreef meerdere „Judenschriften”: ”Dass Jesus Christus ein geborner Jude sei” (1523); ”Wider die Sabbather an einen guten Freund” (1538), ”Von den Juden und ihren Lügen” (1543); ”Vom Schem Hamphoras und vom Geschlecht Christi” (1543) en ”Von den letzten Worten Davids” (1546).

Tussen zijn eerste en latere geschriften –gepubliceerd nadat hem duidelijk werd dat de Joden niet massaal overgingen tot het ‘nieuwe’ christelijke geloof– gaapt een diepe kloof. Kaufmann: „Het is ontegenzeglijk dat Luther met de massief anti-Joodse maatregelen die hij in 1543 in zijn geschrift ”Von den Juden und ihren Lügen” aanbeval, brak met sommige van zijn vroegere opvattingen: had hij beschuldigingen tegen de Joden over bloed, hostie en rituele moord eerder als ”narren werck” (dwaasheid) van de papistische gruwelpropaganda beschouwd, twintig jaar later rekende hij met de mogelijkheid dat die toch wel een kern van waarheid konden bevatten, omdat een christen geen ergere vijand had dan een Jood.”

Heeft de Wittenberger reformator zelf contact gehad met Joden? Hooguit een enkele keer, aldus Kaufmann, wiens studie een omvangrijk notenapparaat bevat. „De enige stad waar Luther gewoond heeft en waar de Joden geduld werden, was Eisleben, waar hij hun verjaging bewerkstelligde. Een „Jodenvrije” stad was in Luthers leefwereld dus „normaal.””

Eén ding werd Luther gaandeweg steeds duidelijker: de Joden waren door God Zelf verworpen. Hét bewijs daarvoor was wel hun geschiedenis sinds de kruisiging van Christus: in hun verstrooiing én verstokking gingen in het Oude Testament voorspelde straffen in vervulling. De plasregen van het Evangelie, die eens ook over het Joodse volk was getrokken, was definitief „weg.”

Hitler

Heel wat keren is al een verband gelegd tussen Luther en Hitler. Kaufmann doet dat niet. Een rechte lijn ís er ook niet te trekken. En toch... Kaufmann citeert de landsbisschop van Türingen, Martin Sasse, die in de Kristallnacht van 1938 Luthers eisen ingewilligd zag worden: „Op 10 november 1938, op Luthers geboortedag, branden in Duitsland de synagogen. In deze ogenblikken moet de stem van de man worden gehoord, die als de Duitse profeet uit onbekendheid ooit als vriend van de Joden begon, maar gedreven door zijn geweten, gedreven door zijn ervaringen en de werkelijkheid de grootste antisemiet van zijn tijd geworden is, de waarschuwer van zijn volk tegen de Joden.”

Overigens zal de naam Luther sowieso altijd aan de „oplossing” van het „Jodenvraagstuk” verbonden blijven, schrijft Kaufmann: de Duitse onderstaatssecretaris van Buitenlandse Zaken, die als zodanig op 20 januari 1942 deelnam aan de Wannseeconferentie (die de uitroeiing van het Europese Jodendom bezegelde en de vernietigingsmaatregelen coördineerde) heette: Martin Luther.

Verborgen wil

Dat Luther, de grote reformator aan wie de christenheid menselijkerwijs gesproken zó veel te danken heeft, „ten prooi is gevallen van antisemitisme”, is een „grote historische tragedie”, stelt de Amerikaanse kerkhistoricus Gritsch in zijn boek. Ook omdat hij hier „tegen beter weten in” handelde. Waarom? Júíst Luther wist dat de mens zich verre moest houden van speculeren over Gods „verborgen wil.” Maar, constateert Gritsch, „na vijftienhonderd jaar christelijk antisemitisme voelde Luther zich gedrongen te concluderen dat de bestaande haat ten opzichte van de Joden de haat van God Zelf openbaarde. Deze conclusie is een schending van zijn eigen regel, zó duidelijk beklemtoond contra Erasmus in 1525, dat speculeren over de verborgen God „geen zaak van ons is.” Luther handelde dus tegen beter weten in.”

Gritsch wijst erop dat Luther ook niet uit de voeten kon met Paulus’ woorden in Romeinen 11 dat „geheel Israël zalig zal worden.” Luther: „Op basis van deze tekst wordt algemeen aanvaard dat de Joden aan het einde der tijden zullen terugkeren tot het geloof.” Maar hij gelooft daar niets van: „De tekst is zo duister dat tenzij iemand de autoriteit van de kerkvaders wil volgen om de apostel op deze manier uit te leggen, waarschijnlijk niemand er op basis van puur de tekst van overtuigd zou worden.”

Als het hierover gaat, is het toch altijd weer een verademing om Calvijn te lezen. De Geneefse reformator heeft het Joodse volk in elk geval nooit afgeschreven – en dat is te zwak uitgedrukt. Zo schrijft hij in zijn verklaring van Jeremia 23:3: „Het scheen (...) dat Christus door Zijn komst het verbond, waarin God Zich de kinderen van Abraham aangenomen had, geheel teniet deed. Maar Paulus ontkent dat. Als iemand tegenwerpt dat het grootste deel van het volk van de Kerk afgevallen is, stemt hij dat toe. Maar hij zegt dat het verbond ongeschonden blijft juist in het overblijfsel.”


Boekgegevens

Luthers ”Judenschriften”, Thomas Kaufmann; uitg. Mohr Siebeck, Tübingen, 2011; ISBN 978 3 16 150772 4; 231 blz.; € 29,-;

Martin Luther’s Anti-Semitism. Against His Better Judgment, Eric W. Gritsch; uitg. Eerdmans, Grand Rapids/Cambridge, 2012; 978 0 8028 6676 9; 158 blz.; $ 25,-.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 2012

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Luther had beter kunnen weten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 2012

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's