Prof. De Jong ridder Nederlandse Leeuw
Laatste college van kerkhistoricus
UTRECHT - De 64-jarige Utrechtse kerkhistoricus prof. dr. O. J. de Jong is gisteren ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw geworden. De onderscheiding vond plaats na zijn laatste college als gewoon hoogleraar in de geschiedenis van het christendom na 800 en van de leerstellingen van de christelijke godsdienst, aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Voorzitter van het college van bestuur, drs. J. G. F. Veldhuis, die de onderscheiding uitreikte, noemde prof. De Jong „een markante hoogleraar, een begaafd docent en een gewaardeerd bestuurder", die opviel door zijn fabuleuze kennis van feiten en anekdotes en zijn oog voor het algemeen belang van de universiteit. Die bijdrage aan de bestuurlijke constellatie bleek volgens Veldhuis met name toen prof. De Jong de Utrechtse universiteit diende als rector magnificus.
Universitair hoofddocent prof. dr. R. van den Broek bood prof. De Jong namens de faculteit symbolisch een nog te schilderen portret aan. Het schilderstuk zal worden vervaardigd door de kunstenares Erica Visser uit Harmeien. In zijn toespraak zei prof. Van den Broek dat zijn oudcollega vaak tegelijk de rol Van dominee en koster en van rector en pedel vervulde. „U bemoeide zich? met de kleinste details".
Prof. Van den Broek herinnerde verder aan De Jongs „fenomenale kennis" van zijn vakgebied en zijn warme pleidooi voor stijl en decorum. Dat alles maakte de hoogleraar voor hem een voorbeeld van „gedistantieerde hartelijkheid". Het ras docenten dat weet wat het voorland van de studenten is, is volgens Van den Broek aan het uitsterven. Prof. De Jong was, zo zei hij, predikant èn hoogleraar, maar heeft nooit de katheder met de kansel verwisseld.
Toenadering
Prof. De Jong hield tijdens de bijeenkomst een „laatste college". Bewust gaf hij het die naam, omdat hij alleen zijn „reguliere onderwijstaak" beëindigt. De Jongs afscheid van de besturende en vergaderende plichten volgt in november, maar „dit betekent geen afscheid van mensen, en zelfs niet van de Utrechtse instelling". Het gedwongen emeritaat noemde hij een laat-negentiende-eeuwse uitvinding en het geschuif met de leeftijdsgrens van nog recenter datum.
De scheidende hoogleraar ging in zijn toespraak in op de plaats van de kerkstichter Willebrord (zoals De Jong de naam bij voorkeur spelt) in de protestantse kerkgeschiedschrijving. Hij maakte de opmerking dat hij graag zou willen dat ook iets van zijn werk „de toenadering tussen levensovertuigingen heeft gediend en, zo ja, nog even mag blijven dienen. Want toenadering tussen levensovertuigingen betekent ook meer begrip tussen mensen".
Over de opvolging van prof. De Jong is nog niets bekend. De hoogleraarspost, waarvoor een sollicitatieprocedure loopt, is de enige die, in Utrecht, op dit vakgebied is overgebleven. De posten van oud-hoogleraren prof. dr. G. Quispel (Vroege Kerkgeschiedenis) en prof. dr. S. van der Linde (Gereformeerd Protestantisme) moesten wijken voor bezuinigingsmaatregelen. Prof. Van den Broek, universitair hoofddocent in de vakgroep kerkgeschiedenis, dankt zijn buitengewoon hoogleraarschap aan het Utrechts Universiteitsfonds.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1991
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1991
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's