Sprookje van het spaghettimonster
„Geloof jij in God? Tsjonge, ik wist niet dat je zo gevoelig was voor sprookjes. Waarom geloof je dan niet ook in het bestaan van, zeg, trollen en feeën? Dit soort opmerkingen komen we nogal eens tegen in het dagelijks leven en in de media.
JA
Wie gelooft in God, een bewust wezen dat de oorsprong is van de werkelijkheid, krijgt regelmatig te horen dat een dergelijk geloof niet verschilt van geloof in vliegende spaghettimonsters, kabouters, feeën of andere rariteiten. Men acht het welhaast vanzelfsprekend dat geloof in God net zo vreemd of raar is als geloof in sprookjesverhalen. We hebben God immers nog nooit gezien. Of men stelt dat het bijzonder vreemd is om uit te gaan van het bestaan van een immaterieel wezen dat de wereld heeft voortgebracht. Hoe zou zo’n wezen buiten tijd en ruimte kunnen bestaan? Dat is toch een bizarre gedachte?
NEE
Deze bezwaren tegen het geloof in God zijn echter totaal ongegrond. Het lijkt me goed dat hier eens op een rijtje te zetten.
In de eerste plaats is de waarschijnlijkheid van het bestaan van God volstrekt onvergelijkbaar met die van het bestaan van kabouters of elfjes. Zo zijn er tal van uitstekende argumenten dat kabouters en elfjes niet bestaan. We zouden er bijvoorbeeld allang een paar ontdekt moeten hebben als ze werkelijk zouden bestaan. De argumenten voor de uitspraak dat God niet bestaat, zijn echter veel dunner gezaaid. Bovendien is de vraag of de argumenten die er zijn überhaupt overtuigend zijn.
Veel belangrijker is nog dat er geen enkel redelijk argument is vóór het bestaan van kabouters en elfjes. Vóór het bestaan van God zijn echter juist veel argumenten, zoals moderne kosmologische, teleologische en ontologische argumenten. In andere bijdragen heb ik vele daarvan besproken.
De situatie is dus volledig asymmetrisch: Voor het bestaan van elfjes zijn géén argumenten terwijl er vele goede argumenten tegen het bestaan van elfjes zijn. Voor het bestaan van God is de situatie precies omgekeerd. Alleen daarom al is het onzinnig om beide beweringen gelijk te behandelen.
Daarnaast is geloof in God iets wat veelal op een natuurlijke wijze ontstaat. Niet voor niets gelooft het overgrote gedeelte van de mensheid al vele millennia lang in het bestaan van God. Vergelijk dit eens met het aantal mensen dat bijvoorbeeld in het bestaan van kabouters of vliegende spaghettimonsters gelooft. Ook dit is eigenlijk al genoeg om in te zien dat het vergelijken van geloof in God met geloof in feeën en elfjes absurd is. Toch gebeurt het zoals gezegd nog regelmatig.
Daar komt bij dat wie het bestaan van God ontkent, daarmee niet slechts het bestaan van een bepaald object in de kosmos ontkent. Hij of zij ontkent het bestaan van een bewust wezen dat de oorsprong is van de wereld als zodanig. Maar dat roept dan onmiddellijk allerlei vragen op die het ontkennen van het bestaan van kabouters en feeën niet oproept. Denk hierbij aan vragen als: Waar komt de kosmos vandaan? Waarom is de kosmos zo geordend? Hoe kunnen we het bestaan van de moraal duiden? En dan vooral ons besef van het bestaan van objectief goed en kwaad. Hoe kan het verschijnsel van kosmische finetuning verklaard worden? Of het succes van ons redevermogen? Zo zijn er nog veel meer vragen die het ontkennen van het bestaan van God oproept.
Er is dus werk aan de winkel voor iemand die het bestaan van God ontkent. Hij of zij zal met antwoorden op deze en vele andere vragen moeten komen. En deze antwoorden zullen voldoende redelijk moeten zijn.
Dit alles gaat nog voorbij aan het volgens mij belangrijkste punt waarom het onzinnig is om geloof in God op één lijn te plaatsen met geloof in het bestaan van elfjes. Er bestaat namelijk een redelijke ingang tot een debat over de vraag of God bestaat. Het is immers alleszins redelijk om te denken dat de wereld in laatste instantie teruggaat op een of andere ultieme grond. Sterker nog, het is voor ons zelfs erg lastig om ons een wereld voor te stellen zonder absolute oorsprong. Wij kunnen haast niet anders denken dan dat er iets moet zijn waaruit uiteindelijk alles is voortgekomen.
Het is dus redelijk om te denken dat er een absolute oorsprong van de wereld moet zijn. Maar dan doet zich onvermijdelijk de vraag voor wat de aard daarvan is. Is de grond van de wereld van materiële aard zoals de materialisten denken? Of is de grond van de werkelijkheid van geestelijke aard zoals diegenen die in God geloven beweren?
DUS
Het bestaan van God is een kwestie die met sprookjes niets te maken heeft. Het gaat eenvoudigweg om een thematiek die als vanzelf opkomt bij mensen met een onderzoekende houding die zich verwonderen over de vraag naar de oorsprong van de wereld. Dit is volstrekt onvergelijkbaar met het vragen naar het bestaan van spaghettimonsters. Er is geen enkele redelijke ingang tot een debat daarover. Ze zijn slechts product van onze fantasie.
Dr. ir. Emanuel Rutten, onderzoeker Vrije Universiteit Amsterdam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juni 2015
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juni 2015
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's