Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitzien naar de grote golven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitzien naar de grote golven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Regelmatig kwam zijn gemeente, in de Zuid-Israëlische stad Arad, in het nieuws vanwege de voortdurende betogingen door ultraorthodoxe Joden. De laatste jaren gaat het een stuk beter, zegt ouderling Yoyakim Figueras. Al worden leden van de Messiaanse congregatie nog weleens uitgescholden voor nazis.

Voor nazi’s? Figueras: „Zeker, voor nazi’s. De gedachte is dan dat de nazi’s de Joden fysiek hebben willen ombrengen, en wij uit zijn op de ziel van het Joodse volk. Wat was het teken van de nazi’s? De swastika, een kruis. Dus, zeggen de ultraorthodoxen, jullie zeggen ons lief te hebben in naam van het kruis? Terwijl er met dat –christelijke– kruis in de hand de eeuwen door zo veel Joden zijn vermoord? Voor hen is het duidelijk: het doel, de verdwijning van het Joodse volk, is nog steeds hetzelfde; alleen de strategie is veranderd.”

Op uitnodiging van de interkerkelijke stichting Steun Messiasbelijdende Joden was Yoyakim Figueras de afgelopen week in Nederland. Vandaag vertrok hij weer naar zijn woonplaats Arad, niet ver bij de Dode Zee vandaan. Daar leidt hij, samen met een andere ouderling, een kleine Messiaanse gemeente.

Hoeveel leden telt die momenteel?

„Zo’n dertig, veertig. Ze komen overal vandaan: uit de voormalige communistische wereld, uit Peru, de Verenigde Staten. En mensen die zich bij ons aansluiten, brengen niet alleen hun eigen cultuur mee, maar ook hun eigen christelijke cultuur. Dat maakt het niet altijd gemakkelijk.”

Figueras begint te lachen. Met een brede armzwaai: „Hier in Nederland was ik in een plaats waar wel 25 verschillende kerken stonden. Ik vroeg aan degene met wie ik meereed wat nu precies het verschil tussen al die kerken was. Wel, zei hij, de ene gemeente legt meer de nadruk hierop, de andere daarop, in de ene kerk duren de diensten anderhalf uur, in de andere een uur enzovoort.

Bij ons zie je eigenlijk hetzelfde, alleen: in Nederland hebben jullie de luxe om voor elk ding waarover je het met elkaar oneens bent een nieuwe gemeente te stichten. In Israël zijn we met zo weinig gelovigen dat we geen keus hebben. We ontmoeten elkaar dus in één gemeente, met nogal eens grote onderlinge verschillen, zelfs tussen leidinggevenden. Maar we hebben Jezus gemeenschappelijk, en hebben elkaar nodig.”

Het woonhuis waarin zijn gemeente een tijdlang samenkwam, moest ze een paar jaar terug verlaten. „Het gemeentebestuur van Arad dwong ons daartoe, onder druk van de ultraorthodoxen, de Gur Chassidim. Het pand zou alleen bestemd zijn om in te wonen, niet voor openbare bijeenkomsten. Drie jaar lang hebben we vervolgens samenkomsten belegd in Tel Arad, zo’n vijf kilometer van de stad vandaan. In de openlucht dus. We konden niet anders: niemand wilde ons iets verhuren.”

Toch was het een „geweldige ervaring”, zegt Figueras. „Ook omdat we buiten onze vier muren traden. We werden open. Iedereen kon ons nu zien, als christenen. En soms kwamen mensen zomaar bij ons zitten, of konden we een Nieuwe Testament uitdelen, of een hele Bijbel.”

Na drie jaar was het echter „genoeg.” „Zeker in de winter, of ’s zomers als het snikheet was, viel het niet altijd mee om samen te komen. Maar God heeft deuren geopend. Op een gegeven moment woonde ik een conferentie van Messiasbelijdende jongeren bij die in een gebouw bij de opgraving Tel Arad, het oude Arad, werd gehouden. Na afloop raakte ik met nog twee anderen in gesprek met de manager daarvan. Ik vroeg hem of we voortaan op zaterdag, sjabbat, gebruik mochten maken van deze locatie. Hij zei: „Natuurlijk! Want hoe doen jullie dat, jullie kinderen opvoeden? Zúlk goed gedrag, zó rustig, verbazingwekkend gewoon. Heel het team praat erover. Dus jullie willen hier voortaan elke zaterdag komen? Natuurlijk mag dat!” Voor ons was dat een grote bemoediging.”

Sindsdien hebt u ook geen last meer van de ultraorthodoxen?

„Veel minder. In elk geval worden er geen protestdemonstraties meer gehouden. Wel is het zo dat we een bus hebben die een deel van onze leden ophaalt. De bus stopt op verschillende plaatsen, en dan gebeurt het weleens dat de ultraorthodoxen onze mensen aanspreken. Zo van: „Waar gaat u heen? Weet u wel waar u naartoe gaat? Je opa zou zich in zijn graf omdraaien als hij dit zou horen.” Dat soort dingen. Dat kan behoorlijk intimiderend zijn.”

Avi Schwarz, toen nog diaken in uw gemeente, vertelde in 2008 dat u met betrekking tot de ultraorthodoxen regelmatig bad of de Heere „Saulussen wil veranderen in Paulussen.” Ziet u dat weleens gebeuren?

„Eigenlijk niet. Tenminste, een paar jaar terug een enkele keer. Maar we zien nog steeds uit naar de grote golven.”

Verwacht u dat die komen?

„Daar bidden we om. Ik weet niet of dat in onze tijd zal gebeuren. Paulus spreekt over de dagen waarin heel Israël zalig zal worden.

We zien wel aanwijzingen, hints, dát God al aan het werk is. De laatste vijftig, honderd jaar zijn er meer Messiasbelijdende Joden dan ooit eerder in de geschiedenis.”

Hoe groot is hun aantal op dit moment, denkt u?

„In Israël? Vijftienduizend, sommigen zeggen 20.000; volgens anderen zijn het er minder.”

De Arabische voorganger George Kazoura zei vorig jaar ervan overtuigd te zijn dat het er al meer dan 30.000 zijn.

„Kazoura – uit Rama? Ah, ja, ik ken hem van naam. Weet je, als je het precieze aantal wilt weten, moet je het aan onze tegenstanders vragen, de ultraorthodoxen. Geloof het of niet: zij beschikken over al onze adressen, weten de cijfers, kennen onze namen. Ze zijn namelijk begonnen ons prachtige tijdschriften toe te sturen. Jarenlang gingen ze agressief te werk; de laatste tijd proberen ze ons op een heel vriendelijke manier van Jezus vandaan te halen en Joden terug te brengen tot het judaïsme.”

Kazoura gaf aan dat er ook veel Joden zijn die in het verborgene in Jezus Christus geloven.

„Dat komt zeker voor. Zulke mensen durven er niet over te praten, durven ook niet naar een gemeente te komen. Juist onlangs had een tienermeisje in onze gemeente, ze zal 13 zijn, via WhatsApp geschreven: „God is liefde”, of iets dergelijks. Een paar maanden later vroeg een meisje uit een andere klas haar: „Geloof jij in Jezus?” „Ja”, zei ze. Waarop dat andere meisje zei: „Ik ook.” Maar haar ouders durven niet naar onze gemeente te komen, zij gaan naar een gemeente in Tel Aviv. Er zijn dus zeker verborgen gelovigen. Waarbij het toch mooi is als je hoort dat twee van deze meisjes elkaar nu gevonden hebben, en elkaar dus kunnen bemoedigen.”

In het licht van de gebeurtenissen de laatste tijd –in Frankrijk, het Midden-Oosten, Rusland, Israël zelf– raken steeds meer mensen ervan overtuigd dat we in apocalyptische tijden leven. Hoe kijkt u daartegen aan?

„Dat denk ik ook. Natuurlijk denk ik dat ook. We léven in apocalyptische tijden. Ik geloof dat we in een tijd leven waarin de wederkomst van Christus steeds dichterbij komt. Neem alleen het simpele feit dat het Joodse volk weer in Israël woont. Dat is van zo’n grote betekenis! In Zacharia lezen we over de wederkomst van Jezus dat zij Hém zullen zien Die zij doorstoken hebben. Wie zullen Hem dus zien? Zijn volk. Waar? In Jerzualem, in Israël. Natuurlijk weet ik niet hóé God dat zal doen. Maar ik geloof wel dat wat we nu zien gebeuren, juist ook ten aanzien van het Joodse volk, een voorbereiding is op Zijn komst.”

In christelijke kring, ook in Nederland, lijkt er sprake van een toenemende belangstelling voor Joodse gebruiken en feesten, waaronder het Loofhuttenfeest. Hoe ziet u dat?

„Laat ik eerst dit zeggen. God spreekt in Zijn Woord niet over ”Joodse feesten”. Hij zegt: Dit zijn Mijn feesten, Mijn hoogtijden, in Leviticus 23 onder meer. Als dat zo is, en wij zijn Gods kinderen, mogen wij niet zeggen dat het niet zo is.

Maar – er is een maar. Ik denk dat het verkeerd is om anderen hierin onder druk te zetten.”

Wat je wel ziet gebeuren.

„Onze gemeente, onze Messiaanse gemeente, bevindt zich te midden van de Joodse cultuur, de Joodse atmosfeer, en we houden daarvan. De meesten van onze leden zijn Joden. Wordt in Israël dus het Loofhuttenfeest gevierd, dan vieren wij dat ook. We gaan dan naar het bos, en verblijven daar acht dagen in tenten. Om zo iets te ervaren van waartoe God het Loofhuttenfeest heeft ingesteld, om het Joodse volk eraan te herinneren dat Híj het is geweest Die het veertig jaar lang door de woestijn heeft geleid en onderhouden.

Het feest heeft ook iets leuks, iets heerlijks, zeker voor de kinderen. Het heeft iets van een zomerkamp of zo. Maar mijn vrouw, Debbie, houdt er niet van. Zij blijft dus meestal thuis.”

Terwijl zij Jodin is en u niet?

„Inderdaad. We willen hierin dus geen farizeeërs zijn. Maar de andere kant is wel: ook Jezus Zelf, als Jood, groeide op met het Loofhuttenfeest, sprak er ook over.

Om dus op de vraag terug te komen: het is Bijbels om de feesten van de Heere te vieren. Maar de Bijbel houdt ons niet voor dat een christen uit de heidenen een Jood moet worden. Of dat een Jood, zeg, een heiden moet worden. Stel dat een ultraorthodoxe gemeenschap tot het geloof in Jezus komt, wat gebeurt er dan? Wat verwacht ik dan? Ik bid erom dat zij in Hem gaan geloven. Maar als dat dan gebeurt, verwacht ik dan –bijvoorbeeld– dat deze Joden hun baarden zullen afscheren, en er precies hetzelfde gaan uitzien als wij? Nee, dat verwacht ik niet. In Paulus’ brieven, aan de Galaten, aan Korinthe, zie je dat Paulus enerzijds de zonde duidelijk aanwijst, op grond van de Tien Geboden. Maar nergens lees je dat hij de Joodse gebruiken op zich zonde noemt.

Begrijp me trouwens goed: ook in Israël ligt dit allemaal gevoelig. En zelf weet ik ook niet overal een antwoord op. Het blijft een worsteling.”

Als gemeente bent u ook actief in Arad zelf en omgeving.

„Onze weken zitten vol. Maar inderdaad, we proberen ook naar buiten te gaan. Een erg mooi project vind ik toch het werk onder de bedoeïenen. In de woestijn, net buiten Arad, wonen ze, overal. God heeft ons ingangen gegeven bij een van deze stammen. Een bijzonder arme stam. Een paar jaar geleden zijn we er begonnen met een soort kleuterschool. Twee vrouwen –één uit Nazareth, die Arabisch spreekt, en een uit Brazilië– zijn hier actief. Er is ook een vrouwengroep, en oudere kinderen worden geholpen met hun huiswerk. In geestelijk opzicht is het bijzonder droog terrein. Zij zijn moslims, wij christenen. Maar iedereen heeft de Heere nodig. En wij proberen daar door middel van ons werk iets van te laten zien.”


Yoyakim Figueras

Yoyakim Figueras –ook wel Yakim genoemd– werd geboren in Israël. Zelf is hij geen Jood, zijn vrouw Debbie wel. Samen hebben zij zes kinderen.

Figueras (45) studeert momenteel aan het Israel College of the Bible in Netanya, samen met nog 26 voorgangers en ouderlingen. „Meer dan de helft van hen is Arabier”, zegt de ouderling van de Messiaanse gemeente in Arad. „Dat heeft iets moois: we kunnen op deze manier contacten leggen tussen Joden en Arabieren. Daardoor worden muren geslecht.” Het Israel College of the Bible wordt ondersteund door de stichting Steun Messiasbelijdende Joden. Sinds een tijdje biedt het in samenwerking met stichting Net Foundation lessen ook digitaal aan (e-learning).

Figueras’ vader, Pau Figueras, is van Spaanse komaf, zijn moeder is een Nederlandse. Anneke van den Beukel –nicht van de Delftse natuurkundige prof. dr. ir. Arie van den Beukel– is een dochter van het echtpaar Arie en Hillie van den Beukel uit Duivendrecht, dat in 2007 werd onderscheiden met de Yad Vashemeretitel Rechtvaardige onder de Volkeren. De Van den Beukels kregen de eretitel voor onder andere de hulp die zij hadden geboden aan de Joodse vrouw Vroukje Zaligman-Dwinger. In 1942 lieten zij haar in hun woning in Duivendrecht onderduiken nadat de nazi’s Salomon Zaligman, een zakenrelatie van slager Van den Beukel, hadden opgepakt. Daardoor overleefde „tante Bunie” de Tweede Wereldoorlog. Haar man, zo bleek later, werd op 30 september 1942 in Auschwitz om het leven gebracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 2 februari 2015

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Uitzien naar de grote golven

Bekijk de hele uitgave van maandag 2 februari 2015

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's