Wat Kuitert zeker weet
Het nieuwste boek van dr. H. M. Kuitert (Zeker weten - voor wie geen grond meer onder de voeten voelt uitg. Ten Have, Baarn, 1994, 205 blz., f 29, 90) moet je eigenlijk op z'n Hebreeuws lezen: van achteren naar voren. Hij zegt ook zelf dat zijn hart ligt bij het slotdeel van het boek en dat hij het eigenlijk daarvoor ook geschreven heeft. De eerste 150 bladzijden kunnen als een lang uitgevallen aanloop worden beschouwd. De titel is onverwacht bij ee auteur die onder ons als aartstwijfelaar bekend staat. Weet Kuitert met zijn 'algemeen betwijfeld christelijk geloof nog wel iets zeker? Of is hij inmiddels bekeerd tot zekerheid?
Neen, dit boek is volledig in overeenstemming met alles wat Kuitert de laatste jaren geschreven heeft. Het herhaalt zijn aanvallen op christelijke zekerheden. Maar wat weet hij dan zelf wel zeker en waarin is zijn geloven de twijfel te boven? Aan het eind van zijn boek, op blz. 197, lezen we het: 'Goden verwelken, religies vergaan, maar Gods transcendentie blijft eeuwig bestaan'. De echte God, de God achter en boven de godsvoorstellingen, die de joodse, christelijke, islamitische of welke andere voorstellingen ook maar overstijgt, is de Eeuwige. De werkelijke God blijft over, terwijl alle menselijke, tekort schietende godsvoorstellingen en zoekplaatjes na korter of langer tijd als ballonnen worden doorgeprikt. Het zijn allemaal vliegers die uiteindelijk niet op blijken te gaan.
Onvoorwaardelijke toewijding aan de werkelijke God is heilzaam, zo vindt ook Kuitert. Daarin komt een mens thuis en vindt de echte rust. Het ontstellende is echter dat deze werkelijke God voor Kuitert niet de God van de Bijbel is. Hij stelt immers dat niet alleen het moslim-fundamentalisme, maar net zo goed de christelijke orthodoxie zich overgeeft aan onechte transcendentie (daarmee bedoelt hij dus o.a. de God van de Bijbel!), wat dan schadelijk is voor de mensen. Mensen vergooien en verslingeren zich aan wat hen niet waard is, goden die hun beloften niet waarmaken (bijvoorbeeld volgens Kuitert de Vader van Jezus Christus zoals het Nieuwe Testament Hem tekent!). Het gaat erom de ware transcendentie open te houden door de betrekkelijkheid van al onze menselijke invullingen te laten zien. En ook wat profeten en apostelen over God beweren, is menselijke invulling. 'Wij moeten ons gelijk nog krijgen.' Wee de fundamentalist die desnoods met geweld — met een beroep op 'openbaring' — zijn gelijk massief poneert en anderen oplegt.
Kuitert ziet voor de 'grote drie', jodendom, christendom en islam, een belangrijke rol weggelegd bij dit openhouden van de ware transcendentie. Zij immers kennen de Schepper als 'iemand-achtig' wezen, als macht en wil, als aan te roepen 'Persoon'. Op die manier wordt de echte God nog het best benaderd. Het is de tot op het bot gereduceerde kern van de 'zoekontwerpen' van deze drie religies die ons de goede weg wijst. Zo kunnen we op zoek blijven naar die echte God, die buiten de tot onze eigen wereld behorende werkelijkheid staat, althans die overstijgt en niet samenvalt met enig element daarvan. De kerk, de synagoge en de moskee moeten de handen ineen slaan om de mensen te leren dat ze niemands knecht behoeven te zijn als ze maar aan de echte God geloven.
Soms even vinden
Betekent dit dat Kuitert alleen maar onderweg is? Alleen maar zoeker en twijfelaar? Neen, er is toch ook het element van vinden. In voorlopigheid weliswaar, soms even in een flits. Wat houdt dat 'vinden' dan in? Dat is 'geloof als omgang', waarover Kuitert 40 bladzijden schrijft aan het slot, het hoogtepunt van zijn boek. Hier is Job 42 : 1-6 voor hem een kerntekst. Job weet eerst alleen maar 'van horen zeggen' over God. Dat is het leven bij de geloofstraditie. Maar dit 'van-horen-zeggen-geloof wordt overtroffen als Job kan zeggen: maar nu ziet U mijn oog'. Vinden is ontmoeten. Met dat 'zien' van Job wordt het echte kennen bedoeld. God 'zien' wil zeggen: n Zijn onmiddellijke nabijheid verkeren. Hem intiem kennen. Dit gebeurt volgens Kuitert niet door zichzelf van de schepping af te keren, maar juist door de aardse werkelijkheid heen. Je kunt ontmoetingen met de echte God krijgen, niet door de wereld achter je te laten, maar juist door 'attent leven', open voor de mensen en de dingen om je heen. Wanneer je zo in liefde omgaat met je naaste, wanneer je mediteert, de geboden onderhoudt, bepaalde rituelen uitvoert (zoals het gebed bijvoorbeeld), dan 'lig je te raap voor God'. Dan begeef je jezelf op wegen waar de belofte van de berijmde psalm 25 op van toepassing is: Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn vreez' in woont'.
Zo kan Kuitert die uiteindelijke zekerheid aanduiden als 'bevindelijk leven'. Letterlijk schrijft hij: 'De zekerheid waar we naar op zoek zijn, is bevindelijk van aard' (blz. 185). Je kunt God ook ervaren onder de gestalte van het tegendeel, bevindelijk als Gods-gemis. God voedt Zijn kinderen immers met honger. Maar toch zijn er die piekervaringen, waarbij de mens verzadiging van de honger en vervulling van de leegte ervaart. Maar dan ontmoet hij niet de God van Israël, niet de Vader van Jezus Christus, zoals de Bijbel Hem tekent, neen, dan ervaart hij de God voorbij de christelijke godsvoorstelling. De echte God, waarheen de geloofstraditie hem als een vehikel, een voertuig heeft geleid. In feite gaat Kuitert hier in het voetspoor van die mystici die hebben gezegd dat de geestelijk verlichte mens het bijbelwoord kan wegwerpen als een stel krukken. Wie kan vliegen op de vleugels van de mystiek, de directe ervaring, die heeft de krukken van het Woord niet meer nodig...
Over dit 'zeker weten' op grond van Godservaring kan Kuitert warm spreken en schrijven. Hij weidt dan uit over het vertrouwen en de blijdschap die voortkomen uit de wetenschap in Zijn handen geborgen te zijn. Zo kun je leven met raadsels, zo kun je berusten in het onvermijdelijke en dankbaar openstaan voor tekens van Gods aanwezigheid in deze wereld.
De weg van reductie
Om tot deze zekerheid te komen, moet volgens Kuitert een weg worden gegaan van reductie, reductie en nog eens reductie. Die weg is noodzakelijk omdat een mens anders in de godsvoorstellingen van zijn eigen traditie blijft hangen en niet doorstoot tot de God achter God. Hier ligt de schuldige tragiek van de orthodoxie, dus ook van de meeste trouwe lezers van 'de Waarheidsvriend': zij blijven in kinderlijk, onvolwassen geloof staan bij de god van de traditie, de god van het zoekontwerp dat hen van jongs af aan vertrouwd is. Kuitert wil u en mij de ogen openen voor het voorlopige en gebrekkige van deze god, opdat we zo met hem zullen leren zoeken naar de echte God. Wij zouden dus ontdekt moeten worden aan het beperkte, relatieve van het christelijke zoekontwerp. Kuitert is ons wat dit betreft, althans volgens hemzelf, een stap vooruit. Hij ziet wat wij, kinderlijke rechtzinnigen, nog niet door hebben. Maar hij is zo vriendelijk ons dat nog eens uit te leggen. Willen wij hem nu nog niet volgen, dan moeten wij het zelf maar weten. Tegen zoveel halsstarrige domheid valt immers zelfs voor Kuitert niet te vechten! Kuitert lezende, herleeft voor mij de negentiende eeuw. Toen konden de verlichte liberalen ook al zo uit de hoogte smalen over die 'dompers', die 'fijnen', die mensen van de trekschuit die niet met hun tijd mee konden...
Als het gaat over de kritiek op het rechtzinnig christelijk belijden weet Kuitert ook een heleboel zeker, namelijk in het negatieve. Hij wijst als een schoolmeester aan waar de rekensommen niet kloppen en de taalfouten staan: dit kan niet meer, dat is achterhaald, die voorstelling moet worden weggedaan... Het is allemaal ballast die overboord gaat. Maar het zijn geen waardevolle spullen, dus wees maar niet bang, de boot zinkt niet. Ballast? Dat gaat dan wel over de historische volgorde schepping-zondeval-verlossing. Het gaat over het gezag van de Schrift als het geopenbaarde Woord Gods. Het gaat om het belijden dat Jezus Christus van eeuwigheid waarachtig God is. Dat alles is 'ingehaald door de tijd', volgens Kuitert. Als je dit niet in intellectuele eerlijkheid erkent, loopt het uit op een leven in twee werelden. De orthodoxie die aan al deze achterhaalde voorstellingen wil vasthouden, wedt op het verkeerde paard. In feite is die orthodoxie schuldig aan beeldendienst en maakt zij van de 'zuivere leer' een afgod. 'De Waarheidsvriend' zou dus in feite een 'afgodsvriend' zijn!
Kuitert houdt van duidelijke taal. Die is ook in dit boek weer volop te vinden. Wij weten waar we met hem aan toe zijn. Wij weten ook dat we met hem onmogelijk 'samen op weg' kunnen zijn. Zijn weg is niet de weg van het geloof dat zegt: 'het Woord dat zult gij laten staan'.
Wat moeten we hiermee?
Ook dit boek zal wel weer heel verschillende reacties oproepen, van grote bijval tot diepe verontrusting. Opmerkelijk vond ik een kerkbodeartikel van een (synodaal-)gereformeerd predikant (ds. C. Kruijswijk Jansen te Veenendaal). Daarin wordt over Kuitert gesproken als 'een diepgelovige man' die het te doen is om een authentieke relatie met God, om te wandelen met God, 'zonder een oordeel over andere gelovigen uit te spreken'. Nu, Kuitert spreekt wel degelijk een oordeel uit over andere gelovigen, met name over die kinderlijke orthodoxen. En hij zoekt dan wel omgang met God, maar uitdrukkelijk niet met de levende God zoals deze in de Bijbel gezaghebbend tot ons spreekt.
Heel anders oordeelde mr. A. A. Heblv in het dagblad Trouw. Hij schreef: 'Maar is dat nu juist niet Kuiterts bedoeling: vooral niemand echt houvast geven? En voor wie in geloof houvast gevonden heeft in Christus als zijn Here en Verlosser, laat Kuitert niet na dat houvast, die grondslag te ondermijnen en — zo mogelijk — eronderuit te slaan'.
In het christelijk-gereformeerde orgaan 'de Wekker' is prof dr. W. van 't Spijker in een vijftal artikelen uitvoerig op het boek van Kuitert ingegaan. Waardevol is dat hij de bij Kuitert gelanceerde gedachte dat we boven het 'van-horen-zeggen-geloof' uit moeten komen, positief oppakt. Een mens moet inderdaad verder komen dan een 'historisch geloof: een gereformeerd hoofd vol gereformeerde kennis van een superzuivere gereformeerde dogmatiek is niet genoeg. Maar dat is helaas niet wat Kuitert wil zeggen. Hij heeft iets heel anders op het oog. Hij wil ons duidelijk maken: 'er is geen openbaring, er is geen spreken van God, er is slechts een gevoel, een traditie in de verleden tijd, voorgoed voorbij'. Wat Kuitert zeker weet? 'De mens is een uit het oerwoud stammende zoeker met in zijn toilettasje een tube religiositeit.' Al wat die mens over God beweert, is menselijke duiding. Zeker weten we niets over Hem, dan alleen dat we Hem soms even kunnen ontwaren als geborgenheid biedende macht.
Hoe arm is dit alles wanneer we daar tegenover stellen het belijden dat God Zijn hart heeft geopenbaard en Zijn aangezicht heeft doen oplichten in Zijn lieve Zoon Jezus Christus. Wie Hem gezien heeft, die heeft de Vader gezien. En waar de Heilige Geest de beloften van het Woord aan onze harten verzegelt, daar mogen we zeker weten: 'want deze God is onze God, Hij is ons Deel, ons zalig Lot, door tijd noch eeuwigheid te scheiden...'.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1995
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1995
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's