Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

David Wardenaar zag zijn ambaclit zonder romantiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

David Wardenaar zag zijn ambaclit zonder romantiek

Eerste Fed. driikkersvaM)oek stamt uit 18e eeuw

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zetten en drukken zijn begrippen, die zo langzamerliand in onbruik raken als het om de vervaardiging van boeken en kranten gaat. Typen en fotograferen zijn de nieuwe termen en de ouderwetse loodzetter — die wij een aantal jaren geleden bij de vervaardiging van dit dagblad ook nog nodig hadden — is vervangen door een witte-boorden-meneer in klinisch witte doktersjas. Plakken en knippen: zó worden moderne druksels vervaardigd.

Laurens Janszn. Coster en Johann Gutenberg hebben het ons zo niet geleerd. Een boek maken betekende toen: losse letters, letterkasten, lood, de geur van drukinkt, het bedienen van een zware drukpers met mankracht. De echte grafische ambachtsman — zijn ambacht sterft uit, behalve zolang er drukkers in de marge van hobby en commercie blijven persen — kan nog lyrisch doen over die „goede oude tijd", die er natuurlijk ook één was van vuil en smerigheid, van hard werken en een gezondheid die door het beroep werd aangetast.

David Wardenaar

Over die romantiek van het drukkersambacht zullen we het nu niet zozeer hebben; wel over de praktijk ervan in de 18e eeuw, de tijd der Verlichting. Hoe dat zetten en drukken in die eeuw in zijn werk ging weten we sinds kort, al is het sinds dertig jaar bekend.

Want een tijdje terug promoveerde drs. Fraiis A. Janssen aan de Universi-, teit van Amsterdam op de studie „Zetten en drukken in de achttiende eeuw" met als ondertitel „David Wardenaar's 'Beschrijving der boekdrukkunst (1801)'". Het handschrift van deze ten onrechte vergeten Wardenaar werd al (of: pas) in 1952 opgediept door de gemeentearchivaris van Rotterdam. Maar het duurde tot 1977 vóór de neerlandicus ;n boekkundige Janssen over het bestaan van dit onuitgegeven werk werd getipt.

Hij zag er het belang van in en het resultaat is deze in meer dan één opzicht aijzondere dissertatie. Bijzonder: door Je kostbare en zeer verzorgde uitvoering, die bij drukker-uitgever Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem in wel zeer jekwame handen was. Door de omvang: 311 bladzijden, met de oude prenten die Wardenaar in zijn toen onuitgegeven 3oek had willen opnemen.

Elders eerder

Door de inhoud vooral: we hebben nu Ie complete tekst van dit leerzame am)achtsboek met een uitvoerige inleiding ;n heldere aantekeningen van Janssen. iVardenaar is het oudste Nederlandse irukkershandboek, dat wij (althans op iit moment) kennen. Het buitenland ;ing ons eeuwen voor, want ondanks on;e claim op het uitvinden van de boekIrukkunst verschijnen'in Frankrijk al in Ie 16e en in Duitsland in de 17e eeuw :en soort drukkershandboeken.

In de inleiding licht Janssen ons op uim honderd pagina's nauwkeurig voor »ver deze boeken in diverse landen. En;eland kende in 1684 de „Mechaniek ixercises on the whole art of printing" an de Londense drukker John Moxon. 3ie leerde echter een deel van het vak \jt\ in ons land, want vader Moxon was arenlang werkzaam als drukker in Delft n Rotterdam en zoon John kende onze aal en onze cartografische technieken, 'ijn „handboek" was het deel uit een seie over allerlei ambachten: houtbewering, kaartmaken, maar ook boekdruken e.d. in de 16e eeuw.

Dialogen van Plantijn
In Frankrijk hadden in elk geval de inderen al de beschikking over een rukkershandboek, dat die'naam eigenjk niet mag dragen. Want al in 1567 /erd een Frans-Nederlandse dialoog ver de drukkerij gepubliceerd, toege;hreven aan de bekende Plantijn: „Dia)gues/T'samensprekinghen". Maar dit 'as een onderdeel van een conversatie;erboek voor kinderen. Het oudste vakoek in Frankrijk was volgens Janssen at van Martin-Dominique Fertel. die in e provincie (in het Noordfranse St. )mer, dat als Sint-Omaars tot de Franse lederlanden behoorde) tot 1713 boekandelaar was. In 1723 verscheen van hem „La scien; pratique de l'imprimerie" (de prakti;he kennis der boekdrukkunst). In de eroemde (volgens anderen liever beichte) Encyclopédie van de „opgelaarde" Diderot anno 1752 enz. is ook ;n uitvoerig trefwoord „boekdrukunst" opgenomen, maar deze uitgave ereikte niet een breder publiek. Wel adden Diderot en d'Alembert invloed p latere drukkersboeken, zoals dat van door Janssen uitvoerig beschreven ntoine-Frangois Momoro, die op zijn ;urt weer een stevige basis was, waarop avid Wardenaar met zijn in 1801 ge:hreven werk steunde. Overigens terzijde: van de „F'^ncjcio;die", die uiting was van de geest van erlichting (en later van ongeloof en Re)lutie), verscheen in de jaren 1770 ook n Yverdon-editie en dat is een protesntse versie, bezorgd door De Felice.

Genoemde Momoro schreef en publiceerde in 1793 te Parijs — middenin de Revolutietijd, waarvan hij een geestdriftig bewonderaar was — zijn „Traite élémentaire de l'imprimerie". Maar die Revolutie verslindt haar eigen kinderen, dus ook de aanhanger van Hébert en van de „cultus van de Rede": in 1794 rolde het hoofd van Momoro onder de botte valbijl, bediend namens Robespierre. % Aan het werk in de zetterij. Plaat ontleend aan het werk van Momoro en door Wqrdenaar bedoeld om ook in zijn ,,Beschrijving" te worden opgenomen. Matthaeus uit Middelburg, maar dat is wellicht bij de brand in 1940 verioren gegaan.

Praktijkkennis

Dat gebeurde in elk geval niet met de Duitser Johann Heinrich Gottfried Ernesti, van wie in 1721 „Die wol-eingerichtete Buchdruckerey" van de persen „rolde". Belangrijker in dat land was echter „Die so nöthig als nützliche Buchdfuckerkunst uiid Schriftgiesserey" van Christian Friedrich Gessner, Leipzig omstreeks 1740, in vier delen.

Pogingen tot de uitgave van eei) drukkershandboek door de gebroeders Jacob en Adrianus Ploos van Amstel leidden ook tot niet meer dan een vijftal verschenen katernen. Enkele andere pogingen, waaronder een kleine anonieme correctie-handleiding, stelden evenmin veel voor.

Toch liep Nederland, aldus Janssen, in de 18e eeuw in typografisch opzicht voor

Als wij bij ons land aanbelanden blijkt het, dat er afgezien van Plantijns „T'samensprekinghen" vóór Wardenaar op dit terrein niets te koop is. De pogingen ertoe zijn wel ondernomen. Er is in manuscript een „Letterzetters luywagen" uit 1761 geweest van drukker Christiaan

Letterkasten. Prent uit de protestantse editie van de „Encyclopédie", bezorgd door De Felice. Vaktermen als „onderkast" zijn ontleend aan de plaats van de losse zetletters in de letterkasten. Handschrift van Wardenaar, waarin zijn drukkershandboek werd aangetroffen. De opzet van lexicon bevorderde niet- het gebruik als leerboek en ook daarom zal het werk destijds niet zijn uitgegeven. Deze alinea's hebben betrekking op de „Capel": ,,ls een woord, dat betrekkelijk gemaakt wordt als alle de Personen, die op een Drukkerij werken, bijeenkomen, om over een of andere onbetaamlijkheid te oordeelen, welke men zijn Medgezel, zoo in woorden als daden, op de Winkel, mogt hebben aangedaan".

in de achttiende eeuw
op. Maar deze praktische vakkennis meende men niet te hoeven „onderbouwen" door theoretische handboeken. Daarbij komt, dat men uit concurrentieoverwegingen veel te beducht was, de eigen werkpTaatsgeheimen openbaar te ma

Pas met het werk van de'ih Leiden en Rotterdam werkzame letterzetter en meesterknecht Davjd Wardenaar (17471826) krijgen, we een goed beeld van dB 18e- eeuwse boekdrukkerij in ons land. Het werk is destijds wel persklaar gemaakt,'maar nooit verschenen.,Het is het enige drulskersvakboek vóór ook in ons land de industriële omwenteling plaatsheeft, die'het drukken ingrijpend verandert. Snelpersen, steendruk en houtgravures komen in de plaats van het • oude zetten van losse loden letters en drukken met de handpers. DAVID WARDENAAR'S

Beschrijving der Boekdrukkunst (i 801)

De auteur — iemand met een gebrekkige opleiding en geen' brede algemene ontwikkeling, maar wel een typograaf •die zijn vak beheerste — laat weinig heel van de romantiek van het drukkersvak, zoals buitenstaanders die menen te kennen. Maar in alfabetische woordenboekvorm, van „Abbreviatuur" tot „Zwartzel" en „Zwaluwstaarten", en van de „letterzoorten" „Abraham" tot „Virgilisch" en „Zweedsch" wordt ons het ambacht bijgebracht.

Daarbij is het kostelijk, te lezen wat Wardenaar verstaat onder corpsen en kapitalen, onder degel en drukballen, onder koppelaars. Koppermaandag of letterspijs, onder rustenburg en schraafelen.

Sommige opmerkingen van Wardenaar strekken ons, de (vaak slordig) schrijvende pers, tot troost: „Wanneer een Copij slegt is, moet men ze liefst aan - eenen goeden Zetter geven, dewijl hij 'er beter mede zal omspringen, dan een middelmatigen Zetter, wiens weinige ondervinding hem geene, genoegzame middelen ter ophelderinge aen de hand geeft".

Veel lawaai, weinig geld

Milieu- en sociaal bewust is Wardenaar anno 1801 ook al. Hij rekent (biz.

Inleiding en aantekeningen door
FRANS A. JANSSEN 185) bijv. graag af met het idee, dat drukkers met hun lange en zware werkdagen wel een enorme smak geld moeten verdienen. Pakhuisknechten verdienen in de koopsteden véél meer voor minder werk, zo klaagt hij in een betoogje over de onderwaardering van zijn ambacht.

Ondertussen is hij bezorgd, de „Geburen" geluidsoverlast aan te doen, dus hij beveelt de drukkers aan, daartegen maatregelen te nemen door o.a. „kussentjes van Haair met Leder erover" te spijkeren op bepaalde plaatsen om het gekletter en geraas van het „verschel" te verzachten.

Al de duizenden tekstregels van Wardenaar zijn door Janssen minutieus van noten en commentaar voorzien, al is het hem niet gelukt, mij de zeer geheimzinnige algebraïsche formules te ontsluieren.

Lof voor Laurens

'En als ik lees hoe Wardenaar, werkzaam bij meesterdrukker Van Damme, % Omslag van Janssens proefschrift óver het werk van David Wardenaar. Het vignet is de „Generaale tafel, waarin zyn veelerhande zoorten van formaten, daarin te vinden zyn de eerste cyfers, waarmeede ieder blad begint" (Isaac van der Meyn, Leiden 1741). te maken had met zetten en opmaken in alle mogelijke oosterse talen, dan sjijgt mijn bewondering tot grote hoogten. Die wordt verder nog gevoed door Wardenaars Narede (die een lofrede inhoudt op de beroemde Laurens Coster te Haarlem, de directe voorloper van JoKan Enschedé...) en door de zeer grondige afwerking van Janssens proefschrift met diverse aanhangsels, registers, noten en literatuuropgaven.

Kortom, het lijvige boek is zeer „af". En wie het te omvangrijk vindt, kan volstaan met de Engelse samenvatting van ruimt twintig pagina's. De prijs voor het complete gebonden werk bedraagt 125 gulden.

raald; niet gauw yjlitgele^n''
DoorH. H. J. van As

Het Christelijk Lektuur Centrum (CLC, niet te verwarren met het Christelijk Lektuur Kontakt, CLK!) heeft zojuist aflevering zes van de reeks „Uitgelezen", met reacties op boeken en schrijvers, laten verschijnen bij het Ned. Bibliotheek en Lektuur Centrum in Den Haag.

Het nummer telt 143 blz. en bevat ditmaal bijdragen van onder meer drs. H. van der Ent (die na Jacqueline van der Waals nu een wel heel andere schrijfster beoordeelt: Anna Blaman), dr. J. de Gier (over de man, op wiens werk hij kort geleden gepromoveerd is. Geerten Gossaert), ir. J. W. Veerman over Inez van Dullemen.

Verder Pier van- Damme over Jos van Manen Pieters (van wie Van Damme nog niet weet, dat ze haar namen al jaren , zonder verbindingsstreepje schrijft!), C. Ouboter over Doeschka Meijsing en C. Bregman over Dingeman van der Stoep, die naast zijn schrijveren dichterschap bekendheid kréég als directeur van uitgeverij Bosch & Keuning.

Verscheidenheid

Twaalf auteurs worden in ,,Uitgelezen" aan de hand van één of rneer van hun boeken tamelijk grondig besproken. Naast de al genoemden zijn dat de Westindiër Frank Martinus Arion (door B. de Groot), Willem Brakman (door C. P. Klap), Chris J. van Geel (door J. F. Geerds), Frans Kellendonk (door Douwe de Vries), Gerard Reve (door B. Samsom) en Jan Siebelink (door Paul Will).

De bijdragen — hoe verschillend ook in benadering, stijl en kwaliteit — vertonen alle min of meer hetzelfde stramien: het leven van de auteur, zijn of haar werk in het algemeen, één al of niet recente roman die de schrijver bijzonder karakteriseert, een bibliografie van en over de betreffende auteur. Dat het bepaald niet allemaal recensies zijn vanjonge auteurs blijkt wel; in deze en vorige ,,Uitgelezens" kwamen in grote verscheidenheid ook dichters en schrijvers aan bod als Heijermans, Muus Jacobse, Belcampo, Arthur van Schendel, Piet Keuning, Bordewijk, Van Randwijk of Theo Thijssen en Jacob Presser.

Christelijke oordelen

Kortom, wie vanuit ,,christelijk" standpunt een beoordeling wil hebben van een "doorsnede van de Nederlandse literatuur van de laatste honderd jaar kan aardig terecht bij deze uitgaven.

Het oordeel der recensenten — om die term maar te gebruiken — is wel uiteenlopend: ik vermoed dat Bregman bijvoorbeeld een anders getint verhaal zou leveren over Gerard Reve en diens ,,De

C. Bregman, neerlandicus van de Guido de Brès-scholengemeenschap in Rotterdam, bespreekt in ,,Uitgelezen" de schrijver Dingeman van der Stoep. Geerten Gossaert (in de wereld: prof. dr. F. C. Gerretson) en zijn ,,Experimenten" worden beoordeeld door dr. J. de Gier, die onlangs op Gossaerts' werk promoveerde. Avonden" dan nu gebeurt door B. Samsom van de Rehoboth-pedagogische academie in Utrecht. lezen, en toch redelijk ,bij" willen blijven.

Ik weet niet, welke bijdragen me in Uitgelezen nr. zes het meest aanspreken. Die van Paul Will over Jan Siebelink, die afscheid nam van zijn vroom Veluws verleden, al doet hij dat niet zo hatelijk en spottend als Jan Wolkers met diens kerkelijke achtererond? Of van De Gier over Geerten Gossaert, die ik — ook om zijn barokke, maar opnieuw bezielde taalgebruik — toch wel als één der allergrootste christen-dichters beschouw die ons taalgebied ooit voortbracht?

Liever themanummer

Eén vraag heb ik wel bij deze uitgave: welke redactionele normen hanteert het CLC bij het samenstellen der nummers? Niet die van de actuele uitgave, ook geen chronologie of één of ander herdenkjaar van een nog levende of al overleden auteur? Afgezien van de alfabetische rangschikking der besproken auteurs zit er niet zo heel veel lijn in, lijkt me.

Of van Bregman over Dingeman van der Stoep, die mij vooral als de geestige auteur van ,,August en Alida" en (met Herman Felderhof) van de ,,In de houten broek"-boeken is bijgebleven? (Zijn ,,Grote Kerstboek" uit 1969 is zojuist in herdruk uitgekomen bij Bosch & Keuning; ik vind het één der beste en meest veelzijdige Kerst-blóemlezingen die ik tegenkwam).

Ik zou bijvoorbeeld wel eens graag een geheel nummer gewijd zien aan één thema. Ik denk aan ex-gereformeerde auteurs, die braken met hun verleden en die breuk in hun werk pogen te verwoorden. Het maandblad ,,Voorlopig" heeft wel eens zo'n balans opgemaakt. Een omroep evenzo (,.Een splinter in je ziel"). Maar zonder in een goedkope apologeNuttige uitgave |.'^|^ '« vervallen. zou Uitgelezen" wel 2 2 hcht eens Wolkers, 't Hart, Siebel Siebelink en

Toegegeven: je leest selectief en bevooroordeeld. Een Jos van Manen Pieters of jongere tijdgenoten als Meijsing en Kellendonk hebben me (om totaal verschillende redenen) nooit erg aangesproken. ,,Uitgelezen" ontslaat me gelukkig van de ,,plicht", hun werk te gaan lezen. Want via de bijdragen van Van nog diverse anderen op een rij kunnen zetten en daarin kan wat mij betreft een Kellendonk, die het ouderwetse roomskatholieke leven de rug toekeerde, ook een plaats krijgen. Waarom braken zij en waarom spraken zij? Hoe „geloofwaardig" is hun werk en hun argumentatie? In hoeverre mogen en moeten kerken Damme, Ouboter en De Vries krijg je en christenen zich door hen laten geze"toch een aardig beeld van hun denkwe- gen? * relden thematiek. Trouwens, bok andere themanum

Daarom oqk is ,,Uitgelezen" een nut- mers zijn denkbaar. Ik denk dat de tige uitgave voor scholieren, studenten waarde van ,,Uitgelezen" er nog verder en hun docenten, die niet alles kunnen door zal stijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1982

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's

David Wardenaar zag zijn ambaclit zonder romantiek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1982

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's