Een geuzentempel op de Olijfberg
Belgische protestanten kregen twee eeuwen temg voor het eerst eigen kerk
Het is een kleine splinter in de rooms-katholieke balk van België. Maar de protestantse enclave Korsele, in de achtertuin van Sint- Maria-Horebeke, mag er zijn. Precies tweehonderd jaar geleden vierden de Vlaamse protestanten hier voor het eerst in een eigen kerk het kerstfeest. Het witte gebouwtje staat er nog. Weggestopt achter een grote treurbeuk bleef het een monument van godsdienstvrijheid, in een land waar de strakke scheidslijnen van weleer voorgoed verbleekt lijken.
De tijd dat protestanten en rooms-katholieken niet buiten hun eigen tuintje kwamen, is voorbij. In elk geval in Oost- Vlaanderen. Vierhonderd jaar geleden verdronken protestantse geuzen nog vier pastoors in het water van de Schelde. In de kerk van Oudenaarde, waar afbeeldingen van de slachtoffers in de ramen zijn aangebracht, staan dominee en pastoor nu zo nodig samen bij het altaar voor de sluiting van een gemengd huwelijk. De geschiedenis is verleden tijd.
Sint-Maria-Horebeke was het reisdoel. Om dat dorp te bereiken, kun je, na Antwerpen en Gent te zijn gepasseerd, niet om Oudenaarde heen. Het is een kleine moeite onderweg ook in Nazareth even uit te stappen. Bij elk ander oord zou je 10 kilometer voor Oudenaarde niet naar rechts afslaan, maar de bijbelse naam van de plaats, 4 kilometer verderop, maakt nieuwsgierig. Nazareth in Vlaanderen?
Kinderkribbe
Eke vormt als het ware de oprit van Nazareth. Bestuurlijk vormenbeide dorpen sinds 1977 een eenheid. Het station ligt tussen beide kernen in, maar helt licht over naar Eke. Een enkel spoor richting Gent, een enkel spoor richting Oudenaarde. De trein die er rond het middaguur afremt, is langer dan het perron. En dus komt de cockpit halverwege de onbewaakte spoorwegovergang tot stilstand.
Protserigheid
Een snelle blik in de imposante kerk is voldoende om een overvloed aan roomse protserigheid gade te slaan. Dat het altaar tegen de rooms-katholieke traditie in rechts voor een plaats kreeg, valt mijn protestantse oog niet op. Pastoor M. Soens vertelt het me even later tijdens een kort onderhoud in de dekanij. Informatie-ambtenaar Freddy Vlerik had me naar hem verwezen, omdat hij ook niet precies wist hoe het nu zat met de naam Nazareth. Het is geen brevet van historisch bewustzijn, dat de vriendelijke voorlichter aan de balie afgeeft, zich verschuilend achter wat hier en daar op papier staat.
Die bronnen spreken elkaar nog tegen ook. De gemeentelijke “Onthaalgids” zegt het zo: „De naam Nazareth zou ontleend zijn aan de bijbelse geschiedenis of een verschrijving zijn van “Magherhet” of “magere heet”, dat wil zeggen heide. De spelling Nazareth vinden we reeds terug in een tekst van 1259; in een tekst van 1381 lezen we Nazaret en in 1572 Nazarette. Nazareth is thans de enige gemeente in België die deze naam draagt”.
Een eenvoudige folder rept met geen woord over heide. Het blaadje houdt het bij de vage omschrijving dat de bisschop van Doornik ooit de plaatsnaam zou hebben vastgesteld. Maar verder? Pastoor Soens kent de link met Doornik niet, maar blijkt desondanks een gewillige informant. Met een zekerheid die geen andere mogelijkheden lijkt open te laten, zet hij uiteen dat in deze streek vanouds een sterke Maria-verering plaatshad. De naam van de plaats waar de moeder van de Heere Jezus woonde, zou daarom aan deze grond gekoppeld zijn. Daaromheen dist de pastoor nog enkele legendes op.
Sterren
Daarmee moei de nieuwsgierige bezoeker het doen. Als ik aankondig nog even verder rond te kijken, komen er twee veelzeggende lettergrepen uit de mond van de pastoor: „Waar-naar?” Ja, waarnaar? Drie keer gas geven en je bent door de bebouwde kom neen. Nazareth is klein. En heeft weinig te bieden. De kinderen die net uit school komen, geven nog enige fleur aan het geheel. Hoewel de dag somberheid uitstraalt, blijft de verlichting van de vijfpuntige sterren van dennegroen tot de avond buiten werking.
De hele bevolking is rooms-katholiek. Althans in naam. Op zaterdag en zondag gaat 10 tot 15 procent van de 5600 inwoners naar de mis. Jaarlijk staat het dorp op 8 september in het teken van een „grote ommegang” langs de vijftien kapelletjes die Nazareth als het ware in de armen sluiten. Al dwalend kom je ze vanzelf tegen. Tussen haakjes: de landelijke omgeving, met vele boerenhoeven, moet schoon zijn. Het ziet er alleen niet naar uit dat daar nog meer zekerheid te verkrijgen valt over de naamgeving, dus laten we de “Hoevenroute” nu maar rusten.
Mistlampen
De rit naar Oudenaarde kost minder dan een kwartier. Het volgende ijkpunt is Sint-Maria-Horebeke, een rooms aandoende naam, die echter de poort naar het kleinboek van de protestantse historie van Vlaanderen moet openen. Met nauwelijks meer dan tractorsnelheid boren mistlampen zich door de dichte nevel van gehucht naar gehucht. 10 kilometer voor Zottegem doemt ineens Sint-Maria- Horebeke op.
Het centrum is overzichtelijk. Een gemeentehuis voor halve dagen, een kerk met gesloten deuren en een Fina-pomp met één klant. Daarmee heb je het zo’n beetje gehad. De bevolking bindt de strijd tegen ratten aan. Dat vertelt het raadhuis ook na sluitingstijd. Via het publikatiebord worden eigenaars van boerderijen en fabrieken gemaand de laatste drie maanden van het jaar met lokazen en strooipoeder de „bestrijding van het ongedierte door te voeren”. De merakels!
Een vrouwtje met een rieten mand aan de arm legt uit in welke richting Korsele, de protestantse buitenplaats van Horebeke, ligt. Ze stelt een bochtige weg in het vooruitzicht. „Het is niet moeilijk; je moet wel mee kronkelen”. Als een slang baant de auto zich een weg door een ondoorzichtig landschap. Het woningaantal per vierkante kilometer neemt af. Een kalende man die met een autobusje ventend langs de spaarzame huizen trekt, zwaait met een enthousiasme alof hij behalve de vaste bewoners vandaag nog geen mens heeft gezien. Ook goedendag!
Rijtje huizen
Even lijkt de aangegeven route eenvoudiger dan de werkelijkheid. De weg splitst zich onverwachts in tweeën en de routebordjes hangen zó scheef dat niet duidelijk is welke kant ze je op willen sturen. Gelukkig hangt een belangtijk straatnaambordje nog neties op z’n plek. Korsele. Een merkwaardig straatje in een boerenlandschap. Met zowaar weer een rijtje huizen. En een kerk. Iets verderop bevestigt een steen de aanwezigheid van de „protestantse pastorie”. De deur staat ondanks de koude al open.
Ds. J. Blokland zet een pet op z’n grijze kruin. Een kat volgt ons naar de rode brievenbus, de nieuwe kerk, de oude kerk en het Protestants Historisch Museum. Korsele in een notedop. „Dan weten we alvast waar we het over hebben”, verklaart de predikant. Hij licht toe dat het museum naar de bekende Vlaamse schrijver Abraham Hans werd genoemd, om ook rooms-katholieken ervoor te interesseren. De in 1882 geboren Geuzenschrijver kreeg grote bekendheid door de jeugdboeken die hij schreef „De machtige Katholieke Kerk verbood die te lezen. Daarom lazen alle kinderen ze juist. Het waren bovendien spannende verhalen”.
Zendingsdag
In 1982 sloten de protestanten van de Geuzenboek hun eigen schooltje. Het kostte de kerkeraad als schoolbestuur „veel pijn” om tot het besluit te komen, maar met vijf leerlingen was het absolute minimum bereikt. Over een stenen muurtje naast het oude schoollokaal wijst de predikant naar de riante tuin achter de pastorie, waar jaarlijks in augustus een zendingsdag plaatsheeft. ‘Driebergen’ in Vlaanderen!
De sprekers lijken niet simpel uitwisselbaar. Niet op een zendingsdag, niet op zondag. Elke week is er dienst. Om 10.00 uur. ’s Middags is het museum geopend. Alleen op zondag. Protestants en protestants is twee! Gelukkig voor degenen die op andere dagen belangstelling voor het museumpje hebben, gaat het oude gebouw op verzoek ook door de week open, als er tenminste een gemeentelid beschikbaar is om een oogje in het zeil te houden. Ook in Korsele komen dieven.
Restaurant Pyracantha, tegenover het museum, moet het kennelijk van de toeristen hebben. Het ziet er niet naar uit dat de eigenaars vandaag al een kop koffie nebben hoeven inschenken. Door een ruit van een van de aangrenzende woningen kijkt een gemeentelid met wie de dominee nu weer op sjouw is. Ze is wel gewend dat hij als de plaatselijke gids bezoekers rondleidt.
Zowel het museum als de kerk trekt jaarlijks heel wat publiek. Soms ontstaat onder de koffie na de dienst een meer dan vluchtig contact. Bijvoorbeeld tussen een gemeentelid uit Korsele en een Nederlandse predikant, die nu over het bevindelijke gehalte van de preken van ds. Blokland corresponderen.
Speculaas
We zijn terug bij af. In de pastorie steekt ds. Blokland de speculaas naar Belgische gewoonte in de koffie. Hij rookt afwisselend een sigaret en een sigaar. Het lijkt erop dat de predikant tegen de kerk praat. Slechts af en toe wendt hij het hoofd even richting de stoel van de verslaggever. Zijn blik naar buiten zorgt er intussen voor dat hij een dwalende gast snel in het vizier heeft. De bezorger van een pakketdienst kan het adresetiket van Korsele 41 niet thuisbrengen. VPK staat erop. De predikant helpt hem uit de droom: Vlaamse Protestantse Kerk. Met een pakket Kerstevangelisatiefolders neemt hij weer plaats naast de kachel.
De tweede keer dat hij het gesprek moet onderbreken, staat er een dame van de Jehova’s Getuigen in het portiek. Ze weet een “Wachttoren” en een “Ontwaakt!” aan ds. Blokland te slijten. Zijn toelichting: „Ik vind datje die mensen moet helpen. Dan kun je ze ook opvangen, als ze soms uitgestoten zouden worden. Dat gebeurt. Normaal maak ik altijd even een praatje. En die bladen gooi ik meteen in de kachel”.
Hij vindt het contact met buitenkerkelijken van belang. Of het nu een roomskatnolieke man is, die met de klassieke antwoorden van de pastoor niet meer uit de voeten kan, of een zoekende Jehova’s Getuige. In de protestantse pastorie van Korsele zijn ze welkom. „Ik zie dat als een geweldige taak. Als dit facet van mijn werk er niet was, had ik hier waarschijnlijk nooit 27 jaar gezeten”.
Kampen
Ds. Blokland pakt de draad weer op. Bij Kampen. Hij studeerde daar eindjaren vijftig theologie, omdat z’n vader hem niet graag aan het moderne klimaat van de theologische faculteit van Brussel wilde prijsgeven. Inmiddels heeft het Brusselse klimaat via andere wegen wel enig vat op hem gekregen, geeft hij toe. Desondanks kijkt de predikant met genoegen op zijn studieperiode aan de IJssel terug.
„Ik neb daar m’n vrouw, m’n theologische studie en een piano vandaan gehaald”, somt hij op. Na enkele jaren als vlootpredikant te nebben gewerkt, bewoont hij sinds 1969 een oud koopmanshuis in Horebeke. De pastorie was ooit een geschenk aan de kerk, uit de erfenis van een vrouw die geen lid van de gemeente was. Met drie postume processen heeft haar rooms-katholieke familie nog geprobeerd de schenking ongedaan te maken. Tevergeefs
Het voorval illustreert de jarenlange vijandige verhouding tussen rooms-katholieken en protestanten. De geschiedenisboeken verhalen hoe beide groepen bij tijden een heftige strijd voerden. Waarbij bloed vloeide. Ds. Blokland gaat terug naar het begin, toen handelslieden in Oudenaarde de protestantse visie op de kerk importeerden. Het was in de zestiende eeuw, ten tijde van Karel V. Deze was behalve koning van de Spaanse gebieden ook keizer van het grote roomse rijk en wilde zodoende met de invloed van Luther afrekenen.
Karels opvolger, Philips II, scherpte de strijd aan. Edelen smeekten hem in 1565 de felle vervolging van de protestanten te stoppen, vanwege de toenemende onrust onder het volk. Het antwoord luidde: „Jullie moeten niet bang zijn, het zijn maar bedelaars”. De vervolging van de „geuzen” ging onverminderd voort. De onvrede onder het volk over de Inquisitie en plunderingen van de Spaanse soldaten leidde uiteindelijk tot de beeldenstorm.
Onder aanvoering van tapijtwever Jacob Blommaert, in dienst van het leger van Willem van Oranje, namen de geuzen in 1572 Oudenaarde in. Vier pastoors werden in de Schelde gedumpt, van wie slechts één het er levend afbracht. De Spaanse hertog Alva kwam persoonlijk orde op zaken stellen. Hij liet het bevel uitgaan iedereen die aan de inname van de stad had meegedaan op te pakken. Op de Markt werden 36 van hen verbrand of onthoofd.
De andere „opstandelingen” werden voor de keuze gesteld: binnen twee jaar het land verlaten of hun „zonden belijden” en weer rooms-katholiek worden. Een derde mogelijkheid kregen ze niet, maar namen ze wel: de protestanten verdwenen in de bossen rond Oudenaarde, woonden in hutjes onder de grond en in schuren. De zeven verstrooide gemeenten rond de stad, die zich samen Vlaamse Olijfberg noemden, telden zo’n duizend leden. In het geheim kwamen ze samen. De kern bevond zich in Horebeke.
Treurbeuk
Toen de Nederlanden in 1713 in handen van de Oostenrijkse Habsburgers kwamen, begon het anti-protestantse tij langzaam te keren. Pas in 1781 kwam er, met een verdrag van verdraagzaamheid, echt ruimte. Dit opende de weg naar de oprichting van de eerste protestantse kerk, in de volksmond minachtend “Geuzentempel” genaamd. In Horebeke dus. Nauwkeuriger: Korsele. Het duurde nog tot 1795 voor de Vlaamse protestanten hier voor het eerst in een eigen kerk hun diensten belegden.
Na twee eeuwen staat het witte gebouwtje nog netjes op zijn plek. Het gaat schuil achter een reus van een treurbeuk. Het lijkt een passend symbool van de jerenlange vervolging en verdrukking. Het gebouw heeft meer weg van een school dan van een kerk. Dat lag aan de beperkingen die voor de eerste protestantse gebedshuizen golden, maakt ds. Blokland duidelijk. De kerken moesten vanaf de openbare weg onzichtbaar zijn, mochten geen toren hebben, en klokgelui was taboe. Binnen, aan de wand, prijkt een tekst uit Lukas: „Vrees niet, gy klein kuddeke!”
Afgedekt
In 1872 nam de gemeente de nieuwe kerk in gebruik, duidelijk als zodanig herkenbaar en gelegen aan de openbare weg. Ds. Blokland wijst op de woorden boven de ingang: „Wij prediken niet ons zelven, maar Christus Jezus onzen Verlosser”. De gids-predikant memoreert dat een van zijn voorgangers in deze gemeente een Engelse echtgenote had. De Anglicaanse familie van de vrouw schonk de nieuwe kerk gebrandschilderde ramen, waarop een biddende Heere Jezus stond afgebeeld. Het geschenk werd niet door iedereen gewaardeerd. Verschillende Nederlandse predikanten die hier nogal eens voorgingen, wilden de preekstoel niet op voordat de schilderingen met een doek waren afgedekt.
Tussen de oude en nieuwe kerk rusten de doden. Een gedenksteen uit 1824 brengt in herinnering dat de protestanten na vele rechteloze jaren hier uiteindelijk hun gestorvenen mochten begraven: „Zelfs na hun dood zorgt Willem I, koning der Nederlanden, voor zijn onderdanen”. In menige steen staat de naam Blommaert gegrift. Van de 130 personen die bij de komst van ds. Blokland in 1969 in de kerkelijke administratie genoteerd stonden, heeft de predikant er inmiddels 75 begraven. Desondanks telt de gemeente nu tweehonderd leden, onder meer door „oecumenische huwelijken” en de overkomst van verschillende rooms-katholieke gezinnen. Sinds 1978 behoort de gemeente tot het veelkleurige verband van de Verenigde Protestantse Kerk van België (VPKB).
Kerkgangers
In de kerkeraadsbank zitten zondags twee vrouwen en vier mannen. Drie van hen zijn rooms-katholiek gedoopt, wat het verbleken van de strakke godsdienstige scheidslijnen van weleer nog eens onderstreept. Van de 1800 inwoners van Horebeke staat 10 procent als protestants te boek, 20 keer zo veel als het halve procent dat voor heel België geldt. De meeste protestanten komen niet wekelijks in de kerk. Afgezien van „bijzondere diensten” preekt ds. Blokland voor hooguit veertig kerkgangers. Een klein kuddeke.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's