Gruwelijke ervaring op het spoor
Het is een van de ingrijpendste gebeurtenissen die een machinist of conducteur kan meemaken: iemand die op het spoor een eind aan zijn leven maakt. De NS investeren nadrukkelijk in opvang en begeleiding van personeel én nabestaanden na zon traumatische ervaring. „Het went nooit.
Het is jaren geleden, maar Yvonne Fase kan het zich nog goed voor de geest halen. Ze reed als hoofdconducteur op een intercity richting Groningen toen een 16-jarig meisje voor de trein sprong. Het was niet de enige keer dat ze tijdens haar werk met een zelfdoding te maken kreeg.
Sinds vijf jaar werkt Fase op de NS-afdeling Vangrail. Deze houdt zich onder meer bezig met opvang en begeleiding van personeel na zelfdoding op het spoor (zie kader ”NS Vangrail”). Over haar persoonlijke ervaringen wil ze niet uitweiden. De NS laten medewerkers niet met dergelijke verhalen naar buiten treden, onder meer omdat die bij personeel of nabestaanden wonden kunnen openrijten. Fase wijst wel op de door haar geschreven uitgave ”Achterkant van een treinreis”. Deze bundel met anonieme interviews brachten de NS uit voor medewerkers die bij een aanrijding betrokken zijn geweest (zie kader ”Ik heb iets geraakt”).
„Een suïcide is het meest gruwelijke wat een machinist of conducteur kan meemaken”, zegt Fase, die 29 jaar bij het spoorbedrijf werkt. Ze legt uit dat er een uitgebreid draaiboek in werking treedt zodra een „aanrijding met een persoon”, zoals een suïcide wordt aangeduid, heeft plaatsgehad.
De hoofdconducteur (hc) is de eerste die actie onderneemt nadat de machinist het incident heeft gemeld bij de dienstleiding. „De hc moet als chef van de trein de reizigers informeren. Ook heeft hij de gruwelijke taak het lichaam, dat soms een paar honderd meter verder ligt, af te dekken. Het went nooit, ook al maak je het voor de tiende keer mee. Soms gaat het alleen nog om delen van het lichaam. Een enkele keer leeft een persoon nog.”
De machinist en de (hoofd)-conducteur worden door de wachtdienst van een nabijgelegen standplaats zo snel mogelijk van de plek van het ongeval weggehaald. „Het helpt als je op zo’n moment tussen alle mensen iemand van de NS ziet die vraagt hoe het met je gaat”, zegt Fase. Op 25 stations, verspreid over het land, is continu reservepersoneel aanwezig. Daardoor is het mogelijk machinist en conducteur direct te vervangen.
Verwerkingsscan
Diverse functionarissen van onder meer de politie en spoorbeheerder ProRail verrichten de noodzakelijke werkzaamheden rond het spoor, zoals het evacueren van de reizigers en het verplaatsen, reinigen en technisch onderzoeken van de trein. De NS-medewerkers die het ongeval meemaakten gaan intussen terug naar hun standplaats. Daar staat de leidinggevende klaar voor een eerste opvanggesprek.
Op de eerstvolgende werkdag heeft de leidinggevende of een medewerker van Vangrail opnieuw contact met de machinist of conducteur, persoonlijk of telefonisch. Veel medewerkers gaan –met begeleiding– volgens Fase direct weer aan het werk, al is er ruimte om thuis te blijven om te herstellen van de schok. „Sinds drie jaar bieden we standaard een verwerkingsscan aan, die het Instituut voor Psychotrauma IVP speciaal voor de NS heeft ontworpen. Doel is erachter te komen of het verwerkingsproces is gestart.”
De manier waarop een medewerker op een heftige gebeurtenis reageert, hangt volgens Fase samen met diverse factoren. „Dat heeft niet alleen te maken met het incident, maar bijvoorbeeld ook met de situatie thuis. Hoe je ’s ochtends naar je werk bent gegaan, bepaalt mede je weerbaarheid. Over het algemeen merk ik dat er veel rek in het personeel zit.”
Als er behoefte bestaat aan professionele hulp of begeleiding kan de medewerker bij het IVP terecht. „Een psycholoog van die instelling beschikt over specifieke deskundigheid. Sommige NS-medewerkers hebben bijvoorbeeld baat bij EMDR, een methode om een trauma te verwerken.”
De mogelijkheid van professionele hulp blijft, ook als het incident langer geleden is. „Van verwerken wordt gezegd dat je een gebeurtenis in een laatje stopt. Soms gebeurt er jaren later iets waardoor dat laatje opengaat. Dan is er alsnog de mogelijkheid daarover te praten. Zelf dacht ik indertijd dat ik de suïcide van een meisje van 16 had verwerkt, maar toen mijn dochter die leeftijd kreeg, kwam die gebeurtenis ineens terug en heb ik hulp gezocht.”
Nabestaanden
Ook tegenover nabestaanden van een persoon die door suïcide op het spoor om het leven komt, voelen de NS verantwoordelijkheid. Dat is onder meer het werkterrein van Cobi Nijhuis, stafmedewerker nazorg. „We sturen een blijk van meeleven –meestal een bloemstuk, tenzij de familie daar geen prijs op stelt– en een kaart met gegevens van onze afdeling, zodat nabestaanden ons kunnen benaderen. Het eerste contact loopt altijd via de uitvaartverzorger, anders kan het te confronterend zijn.”
Wekelijks spreekt Nijhuis, die ook rouwbegeleider is, familieleden die achterbleven nadat een naaste op het spoor om het leven kwam. „Mensen stellen ons meeleven op prijs. Vaak krijgen we de reactie: De bloemen zouden eigenlijk naar de machinist moeten gaan. Familie voelt doorgaans schaamte en/of schuld richting de treinbestuurder die het heeft zien gebeuren.”
In gesprekken met nabestaanden merkt Nijhuis dat aan een zelfgekozen dood veelal een periode vol psychische moeiten voorafging. Bij de familie die achterblijft leven vaak veel vragen over de wijze waarop de persoon precies is omgekomen. „Ze hebben allerlei scenario’s in hun hoofd. Als ze weten hoe het werkelijk is gegaan, helpt dat bij de verwerking.”
Persoonlijk contact hierover met de machinist is niet mogelijk. „Als de familie voor de machinist een gezicht krijgt, maakt het de verwerking voor hem zwaarder.” Wanneer nabestaanden toch iets van zich willen laten horen, bieden de NS de mogelijkheid een brief aan de betrokken medewerker te sturen. „We vragen daarin zo weinig mogelijk persoonlijke gegevens te vermelden en niet de hele voorgeschiedenis te beschrijven. Dat is belastend voor de machinist of conducteur.”
De brief wordt gestuurd naar de afdeling Nazorg, waarna de teammanager aan de machinist vraagt of hij deze wil lezen. „Als hij nee zegt, bewaren wij de brief, zodat hij er later alsnog om kan vragen als hij dat zou willen.”
Monument
De laatste jaren krijgt Nijhuis steeds vaker te maken met de vraag van familie om een bloemstuk of een kruis te leggen op de plaats van een ongeval of zelfdoding. Die mogelijkheid bieden de NS niet, allereerst omdat dit tot „levensgevaarlijke situaties” rond het spoor kan leiden, maar ook om passerende machinisten niet steeds opnieuw te confronteren met ingrijpende gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt.
Sinds 2004 kunnen nabestaanden terecht bij het Landelijk Monument Spoorwegongevallen, nabij Utrecht CS. Het is een initiatief van NS, ProRail en nabestaanden en slachtoffers van een treinongeval in Harmelen in 1962. „NS en ProRail bieden hiermee ook voor nabestaanden na een zelfdoding een plek om hun overleden dierbare ter herdenken.”
Nijhuis begeleidt jaarlijks tientallen families naar het kunstwerk „voor alle mensen die op het spoor het leven lieten.” Vaak heeft er eerst een ontmoeting in het kantoor plaats, waarbij ze hun een luisterend oor biedt. Voor verdere hulp verwijst ze door naar de huisarts of het Landelijk Steunpunt Rouw.
De ontmoeting met familieleden raakt Nijhuis telkens weer. „Elke suïcide is triest. Er zit altijd een verhaal achter. Het plotselinge, het ongeloof, de schrik, het gewelddadige, dat zijn aspecten die in gesprekken vaak terugkomen. Na een aanrijding met een trein kunnen nabestaanden vaak geen afscheid nemen van het lichaam, wat het rouwproces belemmert. Een suïcide blijft hun hun leven lang bij.”
Dit is het eerste deel van een tweeluik over suïcide. Volgende week donderdag in Puntkomma aandacht voor suïcidepreventie.
Machinist: Ik heb iets geraakt
„Het was begin april. Het was vroeg en nog donker. Ik rijd met 140 km per uur door de bocht en zie in een flits iets staan. Dan neemt het een duik en gaat het allemaal zo verschrikkelijk snel. Wat ik nu vertel, lijkt alsof het allemaal op mijn vizier staat, maar het zijn allemaal flitsen en fracties van seconden voordat het gezicht op mijn voorraam terecht komt. De rest gaat onder mijn trein door. Ik zet de snelremming in en geef nog een noodsein hoog en laag. Ik meld het de treindienstleider terwijl ik eigenlijk een noodoproep had moeten doen.
Ik meld dat ik iets geraakt heb. Ik kon niet vertellen dat ik een persoon had geraakt, terwijl ik dat wel heb gezien. (...) Ik kon het niet vertellen op de één of andere manier. Ik heb iets geraakt: het is zo raar dat ik dat moet zeggen. Ik heb het wel mijn hoofdconducteur laten weten. Hij kwam meteen naar voren. (...)
Ik heb buiten een portemonnee gevonden, die open lag, met gegevens. Hij was tussen de veertig en vijftig jaar en er was een foto van zijn vrouw en kinderen. (...)
We hebben alle reizigers persoonlijk ingelicht over wat er aan de hand was. Er was zelfs een man in de eerste klas die aan mij vroeg hoe het met mij ging. Ik zei ”dat vind ik heel tof”. Dan breekt er iets in je, als iemand dat aan jou vraagt: Dat is heel zwaar. Hij zei ook nog ”u”, terwijl hij ouder was dan ik. Ook hebben we meegeholpen de reizigers te evacueren. (...)
Ik had geen betere opvang kunnen krijgen. Geweldig. De wachtdienst stond er meteen voor mij. Er was er ook één voor de conducteur met zijn leerling. Ik heb zelfs in de cabine mijn brood opgegeten. Ik was vrij ontspannen op dat moment. Het is zo gek, je hersens staan even stil dat je niet kan zeggen dat je een persoon hebt geraakt. (...)
Waar ik me op verkeken heb, is niet zozeer dat ik dacht ”ik ga stoer weer de trein op”. Maar ik kwam mezelf een aantal keren tegen in die zin dat ik zo verschrikkelijk moe was halverwege mijn dienst. De externe begeleiding zei: „Dan ben je onbewust al met het verwerkingsproces bezig en wordt het tijd dat je even stopt. Hetzij met kortere diensten of dat je even een time-out neemt van 1 of 2 dagen.” (...)
Ik heb af en toe wel een moment dat ik denk ”ik ben het kwijt”, maar dan kom je het toch ergens weer tegen. Bijvoorbeeld bij diezelfde bocht dat er iemand hard aan komt rijden met zijn bromfiets, dat is voor mij een flitsmoment en een schrikmoment. Dat verwatert wel op een gegeven moment. Nu is die plek geen punt meer voor me.”
Ervaring van een machinist, uit: ”Achterkant van een treinreis”.
NS Vangrail
Het aantal zelfdodingen in Nederland neemt de laatste jaren toe. Vorig jaar maakten 1753 personen een eind aan hun leven, 106 meer dan in 2011. In 2008 lag het aantal nog op 1353. Dat betekent een stijging van 30 procent in vijf jaar, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Ongeveer een op de zeven zelfdodingen heeft plaats op het spoor. De afdeling Vangrail binnen de NS biedt collegiale ondersteuning aan treinpersoneel dat met suïcide te maken kreeg. De afdeling werd in 1991 opgericht nadat in Harlingen een conducteur werd doodgeschoten, en richt zich op diverse traumatische gebeurtenissen waarmee NS-medewerkers te maken kunnen krijgen, zoals agressie, ongevallen en suïcide.
Nabestaanden van mensen die op het spoor een eind aan hun leven maakten kunnen terecht bij de afdeling Nazorg van de NS. Deze heeft ook contact met achterblijvende familieleden na dodelijke treinongevallen en met reizigers die op een station of in de trein een incident meemaken, zoals aan valpartij, liftopsluiting, onwelwording, diefstal of agressie.
In toenemende mate richt het spoorbedrijf zich op preventie. Sinds dit jaar biedt het intern een training aan over het herkennen van en omgaan met suïcidaliteit. Het is de bedoeling dat al het personeel deze training voor eind volgend jaar heeft gevolgd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's