Leven rond en uit de verzoening
Hij spurt naar de gang van zijn huis om uit te kunnen leggen wat voor hem centraal staat in het leven. Prof. dr. G. C. den Hertog pakt er een Bijbeltje en wijst op de tekst die voorin is geschreven: „Dit in onze tijd veel bekritiseerde, nochtans eeuwig waarachtige Woord van God zij je vaste en enige steun en troost in leven en sterven.
Het ogenschijnlijk gewone zakbijbeltje –NBG-vertaling 1951– kreeg hij bij zijn geloofsbelijdenis van een goede vriendin van zijn ouders. Het vormt een kleinood voor prof. Den Hertog. „Er zit een verhaal aan vast van vergeving en verzoening. Thema’s die mij persoonlijk raken, maar die ook een grote rol spelen in mijn werk als theoloog en ethicus.”
De schenker van het Bijbeltje en schrijfster van de wens voorin, Nelia Epker, was vroedvrouw in de Schilderswijk in Den Haag. Ze had contact met de vader van de latere hoogleraar, die van 1959 tot 1964 predikant was in de hofstad. Epker belandde tijdens de Tweede Wereldoorlog in een concentratiekamp door een bijzonder initiatief: een van de door haar gebakerde kinderen kreeg op haar verzoek de namen Irene Beatrix Juliana Wilhelmina. De vroedvrouw maakte de geboorte wereldkundig via krantenadvertenties, waarna de Duitsers haar gevangenzetten.
Na de oorlog getuigde ze in 1948 tegen de beulen uit kamp Ravensbrück, vertelt prof. Den Hertog. „De rechter vroeg haar waarom ze geen wraakgevoelens had tegenover de kampbewakers. Haar antwoord: „Het enige verschil tussen hen en mij is dat God mij ervoor heeft bewaard om te doen wat zij gedaan hebben. En de genade waar ik van leef, is er ook voor kampbeulen.”
Prof. Gerard den Hertog herdacht zondag in Kornhorn, de gemeente in het westen van de provincie Groningen waar hij in 1974 predikant werd, zijn 40-jarig ambtsjubileum. Inmiddels woont hij met zijn vrouw in een fraai jarendertighuis in Apeldoorn. „Die bouwstijl, met overhangende dakgoten, verbindt me met m’n verleden. Mijn vader was ook predikant. Ik heb door de regelmatige verhuizingen als hij een beroep had aangenomen, op twee kleuterscholen, vier lagere scholen en twee middelbare scholen gezeten. Maar de bouwstijl uit de jaren 30 die ik ken vanuit de diverse huizen waar we gewoond hebben, geeft mij het gevoel dat ik thuiskom.”
Welke personen uit uw jeugd hebben u gevormd?
„In de eerste plaats mijn ouders, die hun kinderen opvoedden in een sfeer van liefde. Daarnaast diverse leerkrachten. Ik heb ook twee markante grootvaders gehad. De een was ds. R. Kok, die in 1950 buiten de Gereformeerde Gemeenten kwam te staan. De ander was G. den Hertog uit Mijdrecht, die aan de wieg stond van de gereformeerde gemeente in die plaats. Ik herinner me nog hoe we met hem aan tafel zaten. We aten heerlijk draadjesvlees, maar opa at niet: hij had slokdarmkanker. Ik voelde als kind iets van de sfeer van afscheid aan. Toch zei hij in het dankgebed: „Vriendelijke Heere, het heeft ons aan niets ontbroken.” Niet lang daarna overleed hij. Ik gebruik dit voorbeeld weleens om tegenover mensen te benadrukken: vergeet in de geloofsopvoeding niet het effect van wat je uitdraagt, ook op jonge kinderen.
Van de andere opa, ds. R. Kok, weet ik onder andere nog van zijn intrededienst in Ede, die ik als negenjarige bijwoonde, hoe hij met een vorsende blik vanaf de preekstoel zei: „Gemeente van Ede, ik hoop het u heel moeilijk te maken.” Pas beluisterde ik de opname van die dienst en wist meteen weer dat ik me bij die woorden wezenloos schrok. Maar hij liet er na een stilte op volgen: „...om zonder de Heere Jezus Christus te leven en te sterven.” Terugluisterend vond ik het grote klasse. Hij was heel origineel in zijn benadering.”
Eerder dit jaar was u copromotor van dr. M. Golverdingen, die een proefschrift schreef over de Gereformeerde Gemeenten ten tijde van de schorsing van uw opa. Hoe is het om op die manier betrokken te zijn bij het onderzoek naar een kwestie die uw familiegeschiedenis stempelde?
„Vooropgesteld: ik kwam pas als copromotor in beeld nadat verscheidene anderen afhaakten. Ik heb me in mijn reactie richting het werk van dr. Golverdingen altijd volstrekt zakelijk opgesteld. Op de tekening van de situatie heb ik geen invloed uitgeoefend, ik heb ook geen materiaal aangeleverd. We hadden samen afgesproken dat als een van ons de indruk had dat de familiegeschiedenis de studie zou beïnvloeden, ik zou stoppen als begeleider. Maar volgens mij heb ik alleen een keer vraagtekens gezet bij de naam ”G. den Hertog” in zijn notenapparaat. Het was de vraag of hij de goede op het oog had, want er zijn in mijn familie nogal wat mensen met die voorletter.”
In hoeverre stempelden de kerkelijke verwikkelingen uw jeugd?
„Ik ben nog gedoopt in de gereformeerde gemeente van Mijdrecht. Tijdens mijn kinderjaren werden mijn ouders christelijk gereformeerd. Ze toonden hartelijke betrokkenheid bij het kerkelijk leven. Er werd overigens thuis ook altijd met warmte en respect gesproken over de Gereformeerde Gemeenten. Ik kan me niet herinneren dat mijn ouders zich afzetten tegen die kerken, wel dat er sprake was van verdriet over wat gebeurd is.”
Geeft het u voldoening dat door dr. Golverdingen de ”kwestie-Kok” is uitgezocht?
„De winst is denk ik dat dr. Golverdingen veel materiaal boven tafel heeft weten te krijgen en dat hij dat goed heeft geordend. Hij schrijft naar niemand toe en poogt alle betrokkenen tot hun recht te laten komen. Tegelijk legt hij bepaalde handelwijzen langs de belijdenissen en de kerkorde en schuwt hij het niet om op onderdelen te zeggen: Dat was fout.”
Vindt u dat ds. Kok rehabilitatie verdient?
„Dat heeft hij niet meer nodig. Mijn grootvader is een ander oordeel gepasseerd, waarvan ik geloof dat dat voor hem eeuwig goed heeft uitgepakt. Veel belangrijker vind ik dat kerken eerlijk omgaan met het eigen verleden. In het geval van de Gereformeerde Gemeenten denk ik dat de dissertatie van dr. Golverdingen daaraan kan bijdragen.”
U komt uit een predikantenfamilie. Lag het voor de hand dat u ook dat ambt zou vervullen?
„Van jongs af leefde bij mij de gedachte dat ik predikant moest worden. Toch ging ik op de middelbare school een andere kant uit kijken, en richtte me meer op de b-vakken dan op de talen. Na mijn eindexamen schreef ik me in op de universiteit, als student geneeskunde. Alle deuren die wegleidden van het predikantschap gingen als het ware voor me open. Net voor het begin van de studie geneeskunde liet de Heere me echter zien: je hóéft niet zo nodig predikant te worden. Ik kan in Mijn dienst alleen mensen gebruiken die Mij vrijwillig dienen.”
Prof. Den Hertog tuurt even naar buiten, met de arm als steun onder zijn hoofd. „Ik was bij wijze van spreken in onderhandeling met God. Dacht dat ik Hem ook als arts wel kon dienen, bijvoorbeeld door een tijdje in een zendingsgebied te gaan werken. Maar dat was niet de kant die ik uit moest.”
Die persoonlijke omgang met God, is die noodzakelijk?
„Ik ben er zeer van overtuigd dat je als het ware God niet in je rugzak hebt als je geboren wordt. Het is noodzakelijk om tot het geloof te komen. Wat dat betreft heb ik veel geleerd in mijn eerste gemeente, Kornhorn. Ik herinner me een oude vrouw die rond haar overlijden getroost werd door de trouw van de Heere. Ze zei me: „Er is bij mijn doop al gebeden of ik zonder vrees voor de rechterstoel van Christus mag verschijnen. Ik denk aan al die mensen die dat toen voor mij gebeden hebben. De Heere heeft Zijn beloften in mijn leven waargemaakt, en zo kan ik sterven.” Op zulke momenten leer je als jonge predikant zaken die je op de universiteit niet kunt leren, maar die iets tonen van de continuïteit in Gods werk.
In mijn promotiestudie over Luthers’ leer rond de vrije wil in het werk van de Duitse theoloog Iwand ging het er ook om dat we het diepste en meest wezenlijke van ons leven niet in eigen hand hebben. We kunnen heel veel zelf beslissen, maar één ding kunnen we niet: vanuit onszelf God liefhebben met een ongedeeld hart.”
U bent 65 jaar. Lonkt het emeritaat?
„Om eerlijk te zijn: nog niet echt. Ik geniet tot op heden een goede gezondheid en heb met de universiteit afgesproken dat ik nog tweeënhalf jaar doorga.”
Vorige week werd bekend dat u samen met Theo Boer een standaardwerk op het gebied van de christelijke ethiek hoopt te gaan schrijven. Wat vinden we daarin terug aan typische Den Hertog-onderwerpen?
„We hebben afgesproken dat het een boek van ons beiden wordt. Als het goed is, kan de lezer straks niet zien wie er aan het woord is.”
Zelfde vraag, maar dan anders geformuleerd: wat mag er volgens u niet ontbreken in het boek?
„Iets over wat we in de Bijbel aanduiden als wijsheid. Ethiek is een lastig vakgebied. Christelijke ethici als Douma en Velema kwamen de achterliggende decennia tegenover allerlei tendensen in de samenleving op voor de geboden van God. Inmiddels zien we de keerzijden van de neoliberale samenleving. In het lege midden wordt het kil. Wat me erg bezighoudt, is dat de idee dat we ons eigen leven kunnen en mogen vormgeven naar onze ideeën en ambities ook in de christelijke gemeente doordringt. Het gevolg is dat Gods geboden in de reuk staan van ”dat mag ik niet van mijn geloof”. Het is van groot belang dat we de goedheid en wijsheid van Gods gebod ontdekken. Dat je vrede en vreugde hebt als je Gods wet bemint. De woorden lust en liefde roepen in onze samenleving van alles op, maar niet wat de catechismus zegt: met lust en liefde naar de wil van God in alle goede werken leven. Het gaat vandaag in de ethiek niet maar om bepaalde terreinen van het leven waar we op de bres moeten staan, maar om heel het leven.”
U sprak zich als predikant in de jaren 80 onder meer uit tegen kernwapens. Het leverde u een links imago op.
„Men vergat misschien dat ik dat niet deed vanuit een optimistisch denken, maar vanuit de overtuiging dat we niet bereid mogen zijn hele bevolkingen te doden. Als links inhoudt dat je je inzet voor vrede en gerechtigheid in deze wereld, ben ik dat nog altijd en draag ik dat imago met ere.”
Hoe gaat u om met nieuwe hermeneutische inzichten?
„Met de anglicaanse theoloog Oliver O’Donovan zeg ik: Hermeneutiek mag alleen een plek hebben in de theologie als je vastberaden bent om gehoorzaam te zijn aan Christus. Dat betekent voor hem niet dat we er zijn door te stoppen met nadenken over de Bijbelse geboden. De Heilige Geest moet ons verlichten in de kennis van Gods wil. We mogen de hermeneutische vragen niet uit de weg gaan, als het maar duidelijk is dat we ons niet onder de gehoorzame navolging van Christus proberen uit te draaien.”
Alles staat of valt met de verzoening?
„Ja, ja, dat is alles. Dan kom ik weer terug bij Nelia Epker, zij stelde: „Tegenover God staan we allemaal aan de verkeerde kant van de streep. We hebben de verzoening en vergeving in Christus nodig om te kunnen leven en te kunnen sterven.”
Levensloop Gerard den Hertog
Prof. dr. G. C. (Gerard) den Hertog werd geboren te Mijdrecht op 25 augustus 1949, als oudste zoon in een predikantengezin. Na zijn studie in Utrecht, Apeldoorn en Kampen was hij predikant in Kornhorn (1974) en Leiden (1980). Hij promoveerde in 1989 op de Duitse theoloog Hans Joachim Iwand. In 2001 werd hij benoemd tot hoogleraar ethiek, apologetiek en evangelistiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn; sinds 2007 doceert hij dogmatiek en ethiek. Zowel zijn eigen familie als de familie van zijn echtgenote, H. den Hertog-van ’t Spijker, kent verschillende predikanten. Ook drie zoons van het echtpaar zijn predikant.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 2014
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 2014
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's