De Labadie ‘een tweeden Calvijn’?
Over de spiritualiteit van Jean de Labadie en de labadisten (1)
Jean de Labadie. Een bekende naam; er werd zelfs een spotliedje op hem gemaakt: Er kwam een boer uit Zwitserland…. Deze als boer verklede dominee was niemand minder dan Jean de Labadie (1610-1674). Hoe kwam deze welbespraakte predikant in Nederland? Dat is een heel verhaal. In dit eerste artikel willen we deze boeiende geschiedenis in grote lijnen beschrijven.
Johan Godschalk van Schurman, een broer van de bekende en hoogbegaafde Anna Maria van Schurman, kwam tijdens een studiereis in kontakt met ds. Jean De Labadie (1610-1674). Deze was destijds predikant in Genève en werd door velen beschouwd als ‘een tweeden Calvijn’. Deze charismatische voorganger legde in zijn preken en pastorale praktijk sterke nadruk op de levensheiliging van alle terreinen van het leven.
Johan Godschalk, die bij ds. De Labadie in Geneve logeerde, kwam als spoedig diep onder de indruk van deze vurige boeteprediker en ijverige zielenherder. Naar zijn inschatting was hij dé man om de vervallen kerk in Nederland uit haar diep verval op te richten. Mede door invloed van de familie Van Schurman werd deze predikant beroepen door de Waalse gemeente in Middelburg. Het was voor De Labadie een moeilijke beslissing, maar uiteindelijk nam hij de roeping van de Franssprekende gemeente uit Middelburg aan.
Al direkt na zijn aankomst in Nederland, juni 1666, legde De Labadie sterke nadruk op de levensheiliging.
Hij wees met klem en kracht op de noodzaak van getrouw pastoraat. Aanvankelijk werd Jean de Labadie door de mannen van de Nadere Reformatie met open armen ontvangen.
Zou deze man het geschenk uit Gods hand zijn om de vervallen kerk der Reformatie uit haar diep verval op te richten? Zijn preken, die soms 3 tot 4 uren duurden, maakten diepe indruk op velen. Wanneer De Labadie preekte, stroomden de kerken vol. Ernstig en vurig riep hij op tot nadere reformatie. Met gloed en bezieling riep hij op tot levensheiliging en tot een breken met álle zonden.
Indringende prediking
Ook Anna Maria van Schurman werd diep geraakt door de indringende prediking van De Labadie. Ze zag zijn komst naar de Nederlanden als een kostbaar geschenk uit Gods hand. Ze reisde hem vaak na om zijn indringende preken te horen en kwam steeds dieper onder de indruk van deze vurige prediker. Langzaam maar zeker rijpte bij haar de innerlijke overtuiging dat het reformeren van de landelijke kerk eigenlijk een onmogelijke zaak was.
Met name na haar tijdelijk verblijf in haar geboorteplaats Keulen (1653-1654), ze moest daar een erfeniskwestie rondom een oud familiebezit oplossen, bekoelde de liefde voor haar geliefde stad Utrecht aanzienlijk. In Utrecht, de stad die ze voorheen op lyrische wijze bejubelde, vond ze tussen de duizenden naamchristenen slechts ongeveer tien christenen, die de ware martelaarsgeest vertoonden.1
Zij verhuisde in 1660, met haar broer en twee oude tantes, naar Lexmond waar ze gedurende twee jaren in de diepste afzondering leefde. Dit leven beviel haar veel beter dan voorheen in Utrecht waar ze door vele geleerden werd bewierookt. In Lexmond leefden ze als een kleine christengemeente.
Huisgemeente
Ze schrijft hierover in haar Eucleria: “Maar onz’ leven scheen mij aller zoetst te zijn, wanneer na verscheiden beroerten die in de Kerke tot Uitrecht ontstaan waren, waar door ook twee van de beste Predikanten (nl. ds. Abraham van der Velde en ds. Johannes Teellinck, W.P. E.) uit die Stat geworpen wierden, wij een gerust leven op het land begonden te voeren. Alwaar wij, zo ik recht onthouden heb, twe jaren lang van alle wereltsche gezelschappen bijkans ten eenmaal ontslagen, met mijn twe moitjes en mijn Broeder, die de godvruchtigheid en ons zeer minde, met twee vrome dienstmaagden, als een zeker Christen Kerkjen quamen uit te maken”. 2
Juist de laatste passage geeft aan, dat het verlangen naar een teruggetrokken leven in een huisgemeente in de periode Lexmond versterkt werd en uiteindelijk resulteerde in een definitieve breuk met de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden.
Toen ds. De Labadie bij de Waalse synode een aanklacht indiende tegen het boek ”De Scripturarum interprete” (“Over de uitlegging der Schriften”) van ds. Wolzogen, omdat hij hierin de invloed van de Cartesiaanse filosofie bespeurde, werd de aanklacht van De Labadie verworpen.
Toch moet gezegd worden, dat het juist De Labadie was die de afwijkende Schriftvisie van Wolzogen scherp analyseerde. Wolzogen typeerde zich als een Verlichtingstheoloog en De Labadie zag dat haarscherp in! We zouden verwachten dat Voetius dat zou ingezien hebben, maar deze zweeg echter in alle talen…
Was hij minder allergisch voor een theologisch concept waarin aan de ratio een belangrijke plaats werd toegekend, omdat hij zelf binnen zijn theologie een importante plaats aan de ratio toekende? In ieder geval kreeg De Labadie geen bijval uit het Voetiaanse kamp. Later gaf ds. Van Lodenstein toe, dat dit verzuim een ernstige misser is geweest.3
Dure roeping
De Labadie werd echter door de Waalse synode in het ongelijk gesteld met het gevolg dat hij met zijn Middelburgse kerkenraad in april 1669 uit hun ambten werden gezet. Toen ds. De Labadie buiten de kerk kwam te staan en zich van de kerk distantieerde, zag Anna Maria van Schurman het als haar dure roeping om hem hierin te volgen. In de herfst van 1669 sluit zij zich aan bij de huisgemeente van ds. De Labadie in Amsterdam.
Haar leermeester Gisbertius Voetius uit Utrecht heeft bij dit besluit zijn grote vragen en zorgen. Het stelt hem zeer teleur dat Anna Maria van Schurman, zijn enige vrouwelijke studente, zich openlijk aansluit bij de huisgemeente van ds. De Labadie.
Voetius laat zelfs zijn theologische studenten disputeren over de vraag of het verantwoord is om met de landelijke kerk te breken. Het is duidelijk dat dit dispuut gehouden werd n.a.v . de overgang van Anna Maria van Schurman naar de labadistengemeente.
Zo liet Voetius op 30 oktober en 13 november 1669 tegen De Labadie en dat nieuwe “Amsterdamse klooster” de volgende stellingen verdedigen: “Niemand mag de kerk verlaten of zich van het avondmaal onthouden, alleen omdat er ongelovigen in de kerk zitten. Niemand mag zich bij zo’n semi-kloosterlijke groep voegen, die weinig anders doet dan mediteren en bijeenkomsten houden. Iedereen moet zulke privésamenkomsten vermijden om de schijn des kwaads te mijden”.4
Diepe vrede
Intussen ervoer Anna Maria van Schurman een diepe vrede op haar genomen beslissing om zich te voegen bij de volgelingen van De Labadie. Al vanaf haar kinderjaren werd ze diep geraakt door het martelaarschap. Ze wilde haar leven geven voor de zaak van Christus en Zijn Koninkrijk.
Zo schreef ze in haar Eucleria: Zo heugt het mij dat het ontrent mijn elfste jaar voorgevallen is, als ik eerst in het lezen van de geschiedenissen van de Bloetgetuigen geraakte, dat mij op het beschouwen van het voorbeelt van zo veel gelovige dienstknegten Christi en Getuigen zijner waarheit, mijn gemoed van zulken brandende begeerte tot het Bloetgetuigenis is overvallen, dat ik wel hertelijk gewenst heb zelfs mijn zoete leven met zulken heerlijken dood te verwisselen” 5.
Haar aansluiting bij de huisgemeente van De Labadie, beschouwde ze als de uiterste consequentie van het navolgen van Christus. Ze had in haar beleving, evenals Maria van Bethanie, het goede deel uitgekozen, dat niet van haar zou worden weggenomen. Daarom gaf ze haar bekende levensbeschrijving ook de titel mee: “Eukleria, of uitkiezing van het beste deel” (Amsterdam, 1684). Ze publiceerde haar boek in het Latijn.
Dat was voor haar als hoogbegaafde vrouw geen enkel probleem, omdat zij een “talenwonder” was; ze beheerste vele westerse en ook verschillende oosterse talen (o.a. ook de Perzische en de Ethiopische taal).
Strikt genomen is de Eucleria geen autobiografie zoals wij die nu kennen; het is eerder een mengsel van een apologie, levensverhaal, reisverhaal, bekeringsverhaal en vooral een theologische verhandeling6. Juist vanwege het laatste aspect is de Eucleria een goudmijn voor kennis van het labadisme.
Wat De Labadie voorstond, trok haar en vele anderen aan: “Navolging van de eerste pinkstergemeente in Handelingen 2. Het koninkrijk van God nu. Een kerk, die uit enkel gelovigen bestaat, afgescheiden van de wereldse geest; een kerk die een leven van zelfverloochening en daadwerkelijke liefde tot elkaar laat zien. Het nieuwe Jeruzalem”.7 Juist het leven van de eerste christengemeente zag ze verwerkelijkt in de huisgemeente van De Labadie.
Wederomgeboren christenen
Tot deze gemeente behoorden alleen wederomgeboren christenen, die hun leven aan God en de naaste wilden wijden. Haar visie op de gereformeerde kerk in Nederland was dan ook zeer negatief: hoe kan men een hele kudde varkens een kudde schapen noemen, “hoewel hij ziet, dat er hier en daar eenige weinige Schaapjes onderlopen?” 8
Daarom was er voor haar maar één oplossing: Scheid u van de kerk af en voeg u bij de gemeente van de ware christenen. Het is duidelijk dat de labadistengemeente als een soort kloostergemeenschap fungeerde. Toen de volgelingen van De Labadie in 1675, na vele omzwervingen, uiteindelijk in Wieuwerd (Friesland) neerstreken, kwam de huisgemeente tot grote bloei.
Zo was er een drukpers waarop de boeken van de voorgangers De Labadie en Yvon (de opvolger van De Labadie) gedrukt werden. Er werd op Walthastate ook landbouw en veeteelt bedreven. Daarnaast werd er de bekende labadistenwol gefabriceerd. Hieruit blijkt dat de labadistengemeente in economisch opzicht “selfsupporting” was.
Ook gingen regelmatig leden van de gemeente erop uit om anderen voor de “ware kerk” te winnen. Met name uit het Rijnland sloten zich verschillende personen bij de huisgemeente aan. Later werden er zelfs enkele expedities ondernomen naar Suriname met het oog op een volksplanting!
Ds. Petrus Dittelbach, die enige tijd tot de labadistengemeente behoord heeft, vertelt hierover in zijn boek “Verval en val der labadisten” (Amsterdam, 1692). Dit is een zeldzaam geschrift dat ons inwijdt in de levenswijze van de huisgemeente. Dittelbach bestrijdt in zijn boek met name de visie van de labadisten op het huwelijk.
Burgerlijk huwelijk overbodig
Men achtte het burgerlijk huwelijk eigenlijk overbodig; wanneer een man en een vrouw geestelijk één waren, was de verbintenis voor de gemeente in hun visie afdoende. Wanneer een gehuwd persoon zich bij de labadistengemeente aansloot, terwijl de huwelijkspartner dat niet wilde, werd het huwelijk als ontbonden beschouwd en stond het deze persoon vrij om een tweede huwelijk aan te gaan.
Alhoewel Dittelbach zich regelmatig (zeer) negatief uitlaat over de labadisten, dit als reaktie op zijn tijdelijk verblijf in Wieuwerd, is zijn boek toch een unieke bron van informatie over het reilen en zeilen binnen de huisgemeente. Verder is het vermeldenswaard dat deze predikant ook de vertaler is van de Eucleria van Anna Maria van Schurman!
Haar radicale keuze voor de huisgemeente van De Labadie heeft velen teleurgesteld. Maar deze keuze heeft ook predikanten , zoals Wilhelmus a Brakel en Van Lodenstein, in verwarring en verlegenheid gebracht. Enerzijds voelden zij zich nauw aangetrokken tot het streven naar een zuivere kerk, anderzijds worstelden zij met de vraag of zij met de gereformeerde kerk mochten breken.
Toch kwamen mannen als Koelman en A Brakel tot de conclusie dat God hen riep om in de vervallen kerk hun plaats getrouw in te nemen. Maar het feit, dat het streven van De Labadie hen zo raakte, geeft toch aan, dat zijn radicale optreden hen tot op zekere hoogte erg aansprak. Waren het alleen de (negatieve) visie op de kerk en het verlangen naar radicale levensheiliging wat de mannen van de Nadere Reformatie zo aansprak in De Labadie? Of waren er meer punten van overeenstemming?
Dat brengt ons tot de spannende vraag over de verhouding tussen Nadere Reformatie en het labadisme of, iets breder geformuleerd, de verhouding tussen pietisme en mystiek. We stellen de spannende vraag: stond De Labadie in zijn streven naar een zuivere kerk in de lijn van de Nadere Reformatie of leidde zijn streven tot een ándere reformatie?
1) Pieta van Beek, De eerste studente: Anna Maria van Schurman, Utrecht 2004, p. 200.
2) Anna Maria van Schurman, Eucleria, of uitkiezing van het beste deel, Amsterdam 1684, p. 222-223.
3) Zie over de controverse tussen De Labadie en Wolzogen verder: C. Graafland in: De Nadere Reformatie en het Gereformeerd Pietisme, ’s-Gravenhage 1989, p. 288-292.
4) Van Beek, a.w., p. 216.
5) Anna Maria van Schurman, a.w., p. 18..
6) Van Beek, a.w., p. 226 - 227.
7) Van Beek, a.w., p. 203.
8) Anna Maria van Schurman, a.w., p. 157.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013
Protestants Nederland | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013
Protestants Nederland | 36 Pagina's