De dominee van het verhaal
Bijna twintig jaar lang wist hij de Amsterdamse Westerkerk vol te preken. Zijn verhalen en columns vonden een breed publiek. En met zijn eigentijdse hervertelling van de Bijbel bereikte hij honderdduizenden lezers. Nu ds. Nico ter Linden tachtig is, is hij er nog steeds van overtuigd: het verhaal moet blijven gaan.
Hij is een groot verteller. Zijn woorden werken bijna bezwerend, als hij zijn theologische overtuiging in krachtige paradoxen neerzet. „De Bijbelse verhalen wortelen in de historie, maar daarom zijn het nog geen historische verhalen.” „Het is wel waar, maar niet echt gebeurd.” „Het is niet leeg achter het wolkendek waarop wij projecteren.”
Zijn visie op de Bijbel is een andere dan die van menig groot theoloog uit het verleden. Hij wil veel Bijbelse geschiedenissen
–ook die uit de evangeliën– niet letterlijk nemen, maar vooral als verhalen beschouwen. Daarmee gaapt er een diepe kloof tussen zijn theologie en die van orthodoxe gelovigen in de kerk. Maar hij neemt onverwacht conservatieve standpunten in als het gaat over Bijbelvertalingen, de invulling van de eredienst of het kwaad in het eigen hart.
Ter Linden komt uit een echte domineesfamilie. Zijn grootvader Ter Linden en grootvader Ledeboer waren allebei predikant in Amsterdam. Zijn vader werkte als jurist bij het bureau voor predikantstraktementen van de Nederlandse Hervormde Kerk, en later als secretaris van de bouw- en restauratiecommissie van die kerk. En zijn broer Carel werd bekend als voorganger bij koninklijke bruiloften en begrafenissen.
Toch was hij in zijn jonge jaren niet echt met het predikantschap bezig. „Ik voetbalde graag, ik speelde toneel, cricket, ik hield me bezig met de schoolkrant, met cabaret. Met veel moeite heb ik, na negen jaar, mijn eindexamen gymnasium gehaald – dankzij de rector die in mij bleef geloven. Pas in mijn diensttijd kwamen de eerste en laatste vragen. Daar stond ik toen alleen voor, in die kazerne. Vandaar dat ik terechtkwam bij de legerpredikant, de ‘kletsmajoor’ –
iemand die kon luisteren, die mij de gelegenheid gaf de chaos in mijn hoofd te ordenen.”
Wilde u daarom dominee worden?
„Merkwaardig genoeg was het juist een andere legerpredikant, iemand die er helemaal niets van bakte, die mij op het idee bracht. Ik dacht: Je zal toch zo’n mooi vak hebben, mensen voor Gods aangezicht te helpen hun leven te ordenen, en er dan zo mee omgaan. Dat kan ik beter. Bovendien: ik houd van vertellen. En als ik theologie ga studeren, mag ik uit dienst. Dat maakte me ook onzeker: Wilde ik wel dominee worden omdat ik dominee wilde worden? Zoals je je ook bij een meisje kunt afvragen: Hou ik nou echt van haar of vind ik het fijn dat ze zo’n rijke vader heeft? Maar ik heb er nooit een ogenblik spijt van gehad.”
Van welk verhaal hield u als kind het meest?
„Als jongetje in oorlogstijd wilde ik voor het slapengaan altijd horen over Jezus Die over het water liep. Ik droomde toen veel over water, en dat had natuurlijk te maken met de oorlog en de angst die daarbij hoorde. Met de V2’s die richting Londen gierden, een vreselijk geluid – ik bad altijd dat ze onderweg maar op een Duits schip zouden vallen.
Water, dat staat in de Bijbel voor chaos, dood, vanaf het water van Genesis 1 (waar God er paal en perk aan stelt) tot het water van Openbaring 22 (waar de zee niet meer zal zijn). Als Jezus over het water loopt, dan betekent dat dat Hij de dood onder de knie heeft. Dat verhaal is een prachtige vorm van angstbezwering, en kennelijk voelde ik dat als kind al aan.
Maar mijn vader vond het een moeilijk verhaal. Ik denk dat hij er zelf niks mee kon, dat de diepgang ervan hem ontging. Hij dacht waarschijnlijk bij dat water alleen aan H2O, waar geen mens zomaar overheen kan lopen. Maar hij vond het enig om later van mij te leren hoe je óók naar zo’n verhaal kunt kijken. Hij was jurist, hij kon de dingen heel beknopt zeggen. „Vroeger geloofde ik alles”, zei hij, „en nu geloof ik nog steeds alles, maar dan alles anders.””
U bent gemeentepredikant geworden, en gevangenispastor. Maar dat ging allemaal niet vanzelf.
„Ik merkte als beginnende dominee dat ik m’n vak niet kende. Daarom heb ik in die beginjaren mijn best gedaan om zo veel mogelijk bij te leren op het gebied van pastoraat en psychologie. Eerst in Nijmegen, later ook in Amerika.”
Toen leerde u dat een mens de duisternis ook in zichzelf moet ontdekken?
„Samen met andere gevangenispastores volgde ik bij professor Willem Berger een training in justitiepastoraat. Een van ons nam een preek mee om te laten becommentariëren. Het ging over barmhartig zijn voor gevangenen. Iedereen was het ermee eens. Alleen pater Dobbelaer zei: „Als ik het goed begrijp moeten wij barmhartig zijn? Ik weet niet of ik dat wel wil.”
Hij kreeg de hele groep over zich heen. Totdat Berger ingreep: „Hebben de heren gehoord over die twee kerels die een pompbediende doodschoten? Willen de heren weten wat ik dacht toen ik dat las? Ik dacht: ze moesten ze aan de hoogste boom ophangen. Herkent u dat?” En ja, ik herkende dat. „Kunt u zich voorstellen”, zei Berger, „dat uw gehoor dat óók denkt? Waarom preekt u daar dan niet over? Nu gaat uw preek nergens over. Het Evangelie is een licht dat schijnt in de duisternis. Als je doet alsof de duisternis niet bestaat, waar gaat het dan nog over?”
Ik zat op het puntje van mijn stoel. Ik wist dat ik iets héél belangrijks hoorde. Ik vroeg aan Berger: „Waarom kon ik dat nu niet zien, en pater Dobbelaer wel?” „Omdat pater Dobbelaer geleerd heeft in zijn eigen ziel te kijken”, zei Berger. „En dat kunt u ook leren.” Daar had hij gelijk in. Je kunt het leren, in je eigen ziel kijken, en wat je dáár niet tegenkomt...”
U hebt gepreekt voor gevangenen, voor ‘gewone’ kerkmensen, voor de koninklijke familie. Wat is het moeilijkst?
„Ik denk niet dat ik ooit verschil heb gevoeld tussen gewone kerkgangers en leden van het Koninklijk Huis. Maar voor de gevangenen maakte ik vaak wel een aparte versie van mijn preek. Ik nam dezelfde tekst als voor de ‘gewone’ kerkdienst, maar ik moest de preek toegankelijker maken. Die mensen kwamen meestal niet naar mij toe omdat ze zo heilbegerig waren, voor hen was zo’n dienst alleen een mogelijkheid om van hun cel af te komen. Ik moest meer m’n best doen om de aandacht te krijgen – daar heb ik later veel profijt van gehad. En ik onderbrak bijvoorbeeld de Schriftlezing om tussendoor uitleg te geven. Maar ik heb me nooit bezondigd aan het aanpassen van de Bijbeltekst zelf.”
Is het daarom dat u niet van sommige nieuwe Bijbelvertalingen houdt?
„Ooit werd ik opgebeld vanuit de gevangenis: Piet komt morgen vrij, en hij weet niet waar hij naartoe moet. Dus ik op zondagochtend naar de gevangenis, en daar stond Piet op de stoep, met een margarinedoos met een touw erom. Hij ging mee naar
de kerk, waar de preek ging over Ruth
die aren leest. Na afloop had ik een advocaat, een theoloog en Piet op de koffie.
Het gesprek ging over de vraag die Naomi aan Ruth stelt: „Wie zijt gij, mijn dochter?” Moderne vertalingen maken daar iets van als: „En, hoe ging het?” Maar dat is veel te plat. Wie is ze nu, na deze nacht? Heeft ze haar losser ontmoet of niet? Is er toekomst of niet? Daar gaat het om. Toen zei Piet: „Die vertaling deugt niet. De vraag is toch of ze een ander mens is geworden?””
Hoe belangrijk zijn verstaanbaarheid en toegankelijkheid in dit verband?
„Eerbied, eerbied, eerbied hebben we nodig. Vooral in de eredienst. Natuurlijk moet het niet onbegrijpelijk worden, maar een kerkdienst moet niet beginnen met ”Goedemorgen, gemeente”. Er gaat veel verloren als je al te gewoon en toegankelijk wilt zijn. Zeker wat de Bijbel betreft.
Lukas 2 laat klassiek driemaal de woorden ”En het geschiedde” klinken. Dat is niet hetzelfde als ”En het gebeurde”. Lukas wil zeggen dat zijn verhaal van Godswege geschiedt: eerst is er die heilloze geschiedenis van Augustus en Quirinius, dan de heilzame geschiedenis van Jozef en Maria, waar vervolgens de herders van getuigen. Die prachtige drieslag mag je niet wegvertalen. Mensen begrijpen dat echt wel. En anders moet je het uitleggen.”
Dat ”geschieden”, wat betekent dat precies als u het verhaal tegelijkertijd niet al te letterlijk wilt nemen?
„De Bijbelse verhalen wortelen in de historie, maar daarom zijn het nog geen historische verhalen. Geboren uit een maagd, dat moet je toch niet letterlijk lezen? Het gaat hier over een bekend thema in de klassieke literatuur. Lukas kiest in zijn geboorteverhaal voor dat thema omdat hij Jezus als een Godsgeschenk ziet, ons genadiglijk zomaar in de schoot geworpen. Zelf vind ik het bevrijdend, om op die manier te kunnen lezen.”
Hoeveel kracht hebben de Bijbelwoorden nog als het alleen maar verhalen zijn?
„Ik zal niemand zijn manier van lezen afpakken. Maar ik denk dat het willen redden van de letterlijke betekenis de overdracht van het geloof eerder belemmert dan dient. Ik vind het zonde om van onze gelovigen een sacrificium intellectus –een offer van het intellect– te verlangen, in plaats van hen in godsvrucht ontvankelijk te maken voor en te laten genieten van het dichterlijk geloofsgetuigenis van de evangelisten.”
Toch is het de orthodoxie die de kerk verder draagt, de generaties door.
„Dat is een ingewikkelde kwestie. Ik ken een Joodse vrouw die moeite heeft met haar orthodoxe geloof, maar toch niet liberaal wil worden omdat haar kinderen anders nog verder opschuiven. Aan de andere kant heb ik ook mensen gezien die helemaal in de knoop raakten met hun orthodoxe geloof en die dolblij waren dat ze bij mij weer konden meedoen in de kerk.
Hoe dan ook, ik wil blijven vertrouwen dat de Bijbelse verhalen hun verhaal wel blijven vertellen. Ze kunnen dat in elk geval niet goed vertellen als je historiserend leest.”
Dat zou betekenen: als wij ophouden met vertellen, is God er niet meer.
„Sommige mensen vragen mij: „Gelooft u dat God bestaat?” Dan denk ik altijd aan het antwoord van Gerard Reve: „Bestaan? Dat heeft God helemaal niet nodig.” Wat mijzelf betreft, ik kan alleen over God praten als over Adonai, de God van Israël. Ik ken niets mooiers, verheveners en goddelijkers dan wat er in die verhalen uit de Bijbel staat. Dat is de waarheid die wij moeten zoeken, volgen en dienen. Het ijkpunt voor al ons handelen.”
Waarom zijn de Bijbelse verhalen voor u het morele ijkpunt, en niet die van bijvoorbeeld de Koran of het atheïsme?
„Ik houd het op de God van Psalm 82, Die het in de vergadering van de goden superieur opneemt voor de humaniteit. Die God is niet zonder daden leverbaar. Soms heeft de kerk de waarheid van het Evangelie prachtig voorgeleefd, en soms ook krachtig verhinderd. Je kunt niet altijd afgaan op hoe de kerk het doet. En toch ook wel, als je kijkt naar de hele christelijke traditie. Bach, Revius, Achterberg, noem maar op. Mensen die steeds opnieuw woorden vinden, die proberen nieuwe beelden te zoeken voor de oude boodschap. Dat blijft het belangrijkste: dat het verhaal verdergaat.”
Wat vindt u nú de mooiste, de meest veelzeggende tekst?
„Psalm 23. De Heer is mijn Herder. Dat is zo’n prachtige gedachte: de Herder Die het verloren schaap zoekt en vindt en telt.”
Levensloop ds. Nico ter Linden
Ds. Nico ter Linden (1936) werkte als predikant in Stompetoren, Alkmaar (gevangenispastor), Lith en Oyen en van 1977 tot 1995 in de Westerkerk te Amsterdam. Als auteur kreeg hij vooral bekendheid door de zesdelige serie ”Het verhaal gaat” (een eigentijdse hervertelling van de Bijbel), waarvan meer dan een half miljoen exemplaren werden verkocht. Daarnaast schreef hij columns voor het dagblad Trouw en publiceerde hij verhalenbundels en boeken over predikantschap en pastoraat. Dit voorjaar verscheen zijn autobiografische essay ”En dan nog dit. Wandelen met God”. Hij is getrouwd, heeft drie kinderen en negen kleinkinderen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 2016
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 2016
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's