Kuitert zal synode blijven adviseren
Nog geen uitspraak over opvattingen
Prof. dr. H. M. Kuitert mag adviseur van de generale synode der GereformeerdeKerken blijven. Dat besloot deze vergadering donderdagavond, tijdens haarderde zittingsdag van deze periode in "De Blije Werelt" te Lunteren. Dit was het enige besluit dat de synode — na een gehele dag praten — kon nemen. Over de bezwaarschriften inzake de opvattingen van dr. Kuitert was men nog niet uitgediscussieerd. Zaterdag hoopt de synode zich daarover uit te spreken.
Slechts een tweetal synodeleden verklaarden zich tegen het zitting nemen van prof. Kuitert als adviseur. Eén synodelid stemde blanco.
De Geref. kerken van Uithuizen, Uithuizermeeden, Baflo en het predikantenechtpaar Lindeboom hadden bezwaren ingebracht.
Zowel de Theologische Hogeschool als de theologische faculteit van de Vrije Universiteit stellen voor elke synode enkele hoogleraren aan als pre-adviseur.
Zij moeten evenals de synodeleden instemming betuigen met de belijdenis.
Hieraan had door opstaan - ook prof. Kuitert voldaan.
Inzet van de discussie over de bezwaren tegen de opvattingen van prof. Kuitert was zijn recente publicatie „Zonder geloot vaart niemand wel".
Er waren bezwaarschriften van de kerk van Nieuwdorp, van N. Siljée uit Middelburg en van M. Blankenburgh uit Nieuwdorp.
Ook de bezwaarschriften tegen het pre-adviseurschap van prof. Kuitert uit Uithuizen en, Hooghalen vonden in dat boek hun argumentatie.
CITATEN
Het is - zodajt de lezer ook weet waarom het gaat - van belang met citaten te illustreren waardoor prof. Kuitert in een zo moeilijke positie komt. Daar komen ze dan. „Ook het christelijk geloof is een geloof dat mensen er op na houden, dat wil zeggen: het bestaat uit projecties, woorden, gebruiken, die hier beneden en niet in de hemel bedacht zijn".
Verder: „De correcte formulering is niet: het christelijk geloof berust op openbaring - hoezeer christenen daarvan ook overtuigd zullen zijn - maar christenen zeggen dat hun geloof op openbaring berust".
Verder: „We gaan onze christelijkheid niet langer afmeten aan onze overeenstemming met opa of oma of welke voorvader ook, kortom: het instituut kerk gaan we ontdooien, in de hoop dat het daardoor weer wat leuker wordt om erbij te horen".
Vervolgens: „Betekent dit alles dat het christendom geen eigen specifieke normen en waarden heeft ingebracht? Ik denk dat we moeten zeggen; dat de situatie inderdaad zo ligt".
Tenslotte: „Niets hoeft, alles mag, alles is vrijwillig en even goede vrienden.... De mensen gaan er naar de kerk, maar wie niet gaat vinden ze daar geen haar minder, ze dopen er kinderen, maar niet dopen maakt je niet tot een buitenstaander, ze zijn er vast in de leer, maar iemand die het niet meer zo ziet zitten mag ook meedoen, mag precies in die mate meedoen als zijn hart hem ingeeft en van groepsdwang, bangmakerij vanuit de groep zal nooit, nooit meer gesproken worden".
VRAGEN
Ter tafel lag een uitgebreid rapport van de commissie voor zaken die de belijdenis aangaan, 23 pagina's groot. Hierover is nog geen beslissing genomen. De commissie stelde namelijk voor schriftelijk aan prof. Kuitert de volgende verklaringen te vragen.
- Of hij inderdaad de Inhoud van de Schrift en het christelijk geloof slechts in zoverre voor waar wenst te houden als ze naar algemeen menselijk gevoelen een bevrijdende, menselijk welvaren bevorderende uitwerking kan hebben;
- Of hij inderdaad geen aanleiding meer ziet tot het maken van een wezenlijk onderscheid tussen Gods algemene openbaring aan alle mensen en zijn bijzondere openbaring in de Heilige Schrift;
- of hij nog belijdt, dat het christelijk geloof geen menselijk bedenksel Is, maar het door Gods Geest bewerkte antwoord van mensen op het Evangelie Gods in de Christus de Schriften;
- of hij het christelijk geloof inderdaad beschouwt als één van de vele wegen waarlangs de mens tot God en zijn heil kan komen;
- Hoe een legitimering vaneen buitenkerkelijk christendom in overeenstemming te brengen is met de Bijbelse en confessionele visie op de kerk als het Lichaam van Christus, de gemeenschap der heiligen, waaraan de verkondiging van het Evangelie en de bediening der sacramenten is toevertrouwd.
Behalve het commissie-rapport' kwamen er donderdagochtend nog twee brieven op tafel, één van de hoogleraren van de VU - C. Augus-Mulder, R. Schippers, J. Veenhof en Lammens, G. E. Meuleman, D. C. tijn, J. van den Berg, J. Fiirét, G. N. verzocht de generale synode vóór een uitspraak en oordeel te geven inzake de synode Utrecht.
De laatste brief J. Verkuyl en één van de particuliere bezwaarschriften met betrekking tot prof. Kuitert, eerst nadere duidelijkheid te zoeken ten aanzien van de aard van het Schriftgezag en de aard van de binding aan het belijden van de kerk in het algemeen.
Ook de brief van de hoogleraren bracht dat naar voren, terwijl men daarin tevens de droefheid erover uitsprak dat de commissie van voorbehandeling geen persoonlijk gesprek met dr. Kuitert had gehad.
Natuurlijk speelden deze argumenten ook in de bespreking hun rol.
Verder werd - in diens aanwezigheid - uitvoerig gesproken over de bedoeling van prof. Kuitert met zijn boek. Hij trachtte, zo werd betoogd, zijn boek te schrijven vanuit een andere invalshoek.
Hij ging van de tropologische, vanuit een sociologische mens uit, en niet van het unieke van het christelijk geloof. Velen kregen voor de voeten dat zij dat niet wilden zien. Kuitert wil pastoraal bezig zijn, zo klonk het, en kruipt daarom in het jasje van hen die het niet meer zien.
Deze bedoeling van Kuitert blijkt uit zijn boekje duidelijk.
Wij citeren: „Kerk en christendom willen plaatsen binnen de horizon waar ze thuishoren: die van de godsdienst als typisch menselijke aangelegenheid, in de verwachting, dat een aantal mensen, die het moeilijk hebben met het christelijk geloof door een dergelijke belichting weer gaan zien wat het wel of niet voorstelt; wat is er wei of niet van kunt verwachten en wat er wel of niet van te maken valt".
Kuitert identificeerde zichzelf dus met degenen die het christendom in de rij van andere godsdiensten willen plaatsen. Ter synode vertelde hij evenwel dat hij desondanks zelf overtuigd is van het unieke van het christelijk geloof.
Prof. Kuitert vond het - evenals anderen - onprettig dat niet eerst met hem gesproken was over de vragen die hij nu wellicht voorgelegd zou krijgen. Hij gaf toe zioh in de vras;en niet geheel terug te vinden.
TUCHT
In de hele discussie werd het woord „tucht" meermalen gehoord. Drs. J. Végh, uit Aalsmeer, voorzitter van de commissie belijdenis, leidde de discussie in met de opmerking dat de vragen allerminst bedoeld waren om een leertuchtprocedure in te zetten.
Zij waren - en hij sprak daarin namens de gehele commissie, waarin onder anderen ds. E. J. Oomkes uit Uithuizen zitting had, een zeer actief persoon in de vereniging van verontruste Gereformeerden „Schrift en getuigenis" - bedoeld om een kerkelijk gesprek op gang te brengen.
Hij verklaarde tevens waarom men niet met prof. Kuitert gesproken had. Het verslag van zo'n gesprek zou immers niet meer dan een weergave zijn. Deze weergave zou dan door de synode beoordeeld worden. Beter vond de commissie belijdenis het om over het geschrift zelf van prof. Kuitert te laten oordelen, „Zonder geloof vaart niemand wel".
Anderen beschouwden echter de vragen - en dan nog wel liefst schriftelijk - terdege als inzet van een leertuchtprocedure. Wij lichten nu maar een aantal van de sprekers uit de discussie, die de gehele dag, van 's morgens tot 's avonds duurde.
Vervolgens laten wij prof. Kuitert nog even aan het wbord in zijn antwoord. Opvallend was overigens dat de toespraken alle „emotieloos" gehouden werden. Er heerste een sfeer, waarin men de indruk kreeg dat men elkaar ten koste van alles wilde vasthouden.
Praeses ds. Mak had trouwens van te voren al opgemerlct dat niet hij de beste gelovige is die het meest geëmotioneerd is.
Ds. J. G. Marseille uit Amsterdam opende de rij van sprekers met een warm pleidooi voor het geven, van meer vrijheid aan prof. Kuitert. Hij meende dat met aanvaarding van het gemeenscrappelijk „Alzo lief heeft God de weireld gehad..." wel afwijkende opvattingen over de belijdenisgeschriften mogelijk moesten zijn. Zo leverde hij er zelf kritiek op dat „alle dingen uit Gods vaderlijke hand ons toekomen".
"Dat kun je niet meer zeggen na Auschwitz". Zo had hij ook kritiek op de voorstelling van „het heilig huwelijk uit zondag 41 van de Cat. Het kbn wel eens zijn dat de enkeling meer gelijk heeft dan de massa, aldus ds. Marseille. Hij verwees daarvoor naar Luther, Geelkerken en Hendrik De Cock.
Het stellen van vragen aan Kuitert is geen aanzet tot een dialoog met hem, zo stelde ds. J. L. van Apeldoorn uit Bilthoven. Voor we verder gaan met een beoordeling van de opvattingen van prof. Kuitert moeten we ons eerst uitspreken over de aard van het Schiriftgezag. Ouderling W. P. Sytsma meende dat de cbmmissie eerst met prof. Kuitert had moeten spreken. Wat in 1944 onder aanroeping van Gods naam gebeurd is, zo zei hij, hebben we moeten terugnemen. En in 1926 (Geelkerken) waren we niet wijzer.
TEGENVOORSTELLEN
Drs. H. Appers uit Heerhugowaard meende dat de vragen gesteld zullen worden vanuit een vooruit ingenomen positie. En kan het opstaan bij de verklaring van instemming met de belijdenis ook niet betekenen dat iemand worstelt om de belijdenis te verwoorden?
Vragen stellen betekent het inzetten van een tuchtprocedure, zo meende ds. Appers. Naar welke normen worden straks de antwoorden gemeten?
Hij diende een tegenvoorstel in dat alle groepen in de kerken opriep tot een broederlijk, serieus en open gesprek.
Via een commissie zou dan op beschrijvende wijze de intentie van de nieuwe theologie in kaart moeten worden gebracht. Ook ds. Van Apeldoorn diende een tegenvoorstel in, namelijk om deputaten Kerk en theologie eerst te laten studeren op de aard van het Schriftgezag.
Zo golfde het gesprek heen en weer tussen opvattingen die Kuitert geheel de vrijheid wilden geven en tussen de mening dat de vragen die hem gesteld zouden worden wel degelijk en terecht - inzet van een tuchtprocedure waren. Opvallend waren de duidelijke woorden van ds. W .A. Boer uit Meerkerk.
Al heb ik aan zijn voeten gezeten - aldus het jongste synodelid - ik ben het niet met prof. Kuitert eens. Waar gaat het eigenlijk om?
De vragen accentueren toch dat de kerk confessie-gebonden is. Als wij het voorstel van de commissie afwijzien, dan gaan we de grens, de kring van de Geref. Kerken ruim maken.
Ik heb 1926 en 1944 niet meegemaakt, ben dus niet bang voor scheuringen. De vragen vormen wel een begin van tuchtoefening. Maar wij zijn - zoals andere sprekers opmerkten - niet met Kuitert getrouwd. Wij zijn broeders en zusters en hebben toe te zien op elkaar.
Wij moeten oprechtheid betrachten daarin.
Ds. D. H. Borgers uit Den Ham wilde de vragen graag schriftelijk - in tegenstelling tot dr.B. Rietveld - gesteld zien. Zijn we niet al lang bezig modaliteitenkerk te worden, zo vroeg hij. Hij zei bij het examineren op de classis van jonge studenten (dogmatiek) in gewetensnood te komen. Daarom moet ook de band met de Vrije Universiteit losser gemaakt worden.
DWAALLICHT
Prof. dr. J. Plomp kon zich niet voorstellen dat de Heilige Geest het hele voorgeslacht een dwaallichtje voorgehouden had. Daarom dienen de bezwaarschriften gewoon behandeld te worden en mag de zaak niet afgeschoven worden om mogelijke gevolgen.
Drs. J. C. de Moor, de rapporteur van de commissie belijdenis benadrukte dat de vragen vanuit ootmoedige zelfkritiek gesteld worden. Anderzijds heeft de commissie in de bespreking van de vraag naar waarheid en verificatie vanuit de wereld waarop prof. Kuitert inspringt een andere kant van de medaille boven willen leggen. Dat is dan de „ergernis van het kruis", de „wedergeboorte" en „de Geest".
Prof. dr. H. M. Kuitert verdedigde zijn zienswijze en zijn manier van werken in een toespraak tot de synode. Hij betoogde dat zijn geloofsverantwoording geen nieuwlichterij is. Ik wil, zo zei hij, alleen een nieuw raam uitzetten waarbinnen de geloofsverantwoording in de toekomst zal plaats hebben.
De wereld vraagt naar waarheid. Terwille daarvan zal men zich in een nieuw raam moeten verantwoorden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1975
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1975
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's