Spelen voor de laatste stoel
Ze wordt geroemd als de meest getalenteerde violiste van Nederland. Liza Ferschtman (32) haalt er haar schouders over op. „Zon typering is heel relatief. Talent hebben is leuk. Maar wat telt, is hoe je dat ontwikkelt.
Gisteren stond ze op het podium in het Concertgebouw in Amsterdam met het uiterst lastige vioolconcert van Sibelius. Binnenkort speelt ze in Kuala Lumpur het wonderschone vioolconcert van Beethoven. Liza Ferschtman is niet meer weg te denken van de internationale podia. Haar cd’s ontvangen lovende kritieken. Op de laatste, die in januari verscheen, speelt ze samen met haar vader, de cellist Dmitri Ferschtman.
Ze blijft er gewoon onder, komt op haar fiets aanrijden bij de eetgelegenheid in Amsterdam-Oost, stelt zich in het gesprek kwetsbaar op. „Ik ben nog een beetje een jong broekie. Dan moet je altijd nog respect verdienen.” Ze blijft eraan werken om haar spel beter te krijgen. En er blijven dingen te wensen over, zoals spelen met dirigent Mariss Jansons of Bernard Haitink. „Ik ben een langzame ontwikkelaar. Die dingen zullen wel komen als ze moeten komen. Het hoeft niet overhaast.”
1. Als ik Russische muziek speel, voel ik dat in die cultuur mijn wortels liggen.
„Lastige vraag. Ik voel me meer Nederlands dan Russisch. Ik speel wel Russische muziek, bijvoorbeeld van Prokofjev of Tsjaikovski. Maar niet ómdat het Russisch is. Een jaar voordat ik werd geboren, zijn mijn ouders uit Moskou naar Nederland gekomen. Ik ben twee keer in Rusland geweest: als meisje van 8 met mijn ouders, en toen ik 17 was, alleen. De eerste keer woonde er nog naaste familie daar. Ik herinner me het buitenhuis van de familie van mijn vader. Heel simpel, midden in de prachtige natuur. Ontzettend mooi. De tweede keer zat ik in een hotel in Moskou. Ik hoopte mijn vaderland te ontdekken. Maar ik voelde niets. Heel teleurstellend. Ik heb niet alleen Russische wortels, maar ook Joodse. Met het Joodse geloof doe ik niet veel, maar het bewustzijn dat we Joods zijn leeft wel sterk in onze familie. Met Pesach of Nieuwjaar komen we bij elkaar om dat op een traditionele manier te vieren. Wat betreft Rusland: het zou heel bijzonder zijn daar nog eens op te treden. Er is een hoogstaande cultuur en een muziekminnend publiek.”
2. Samen spelen met mijn vader is het leukste wat er is.
Lachend: „Een gewetensvraag. Leuk zou ik het niet willen noemen, wel een van de meest bijzondere dingen die er zijn. Het is best ingewikkeld om met je familie te musiceren. Natuurlijk, je voelt elkaar heel goed aan. Maar dat gebeurt vooral op het podium. De weg ernaartoe bevat soms heel veel hobbels. Je bent veel eerlijker, directer, harder naar elkaar dan je ooit met vreemden zou durven. Je moet als gelijken opereren, terwijl je vader en dochter bent. Dat trekt een wissel op je relatie. Vroeger heb ik veel met mijn vader en moeder gespeeld. Op zeker moment wilde ik toch mijn vleugels uitslaan en niet in de familie blijven hangen. Dus het samenspelen is minder geworden. Dat we nu toch met deze cd komen, is een heel bewuste keus. Na een concert waarbij het in de voorbereiding heel moeilijk was, terwijl het op het podium heel bijzonder ging, dacht ik: Nu moet je je puberale recalcitrantie laten varen en een cd maken nu het nog kan. Mijn vader is namelijk 67; voor een cellist is het heel zwaar om fit te blijven. Deze cd is een soort document. Het zal ook bij deze ene blijven.”
3. In het jaarlijkse Delft Chamber Music Festival kan ik mijn kamermuzikale ei helemaal kwijt.
„Zeker. Dat gevoel krijg ik steeds meer. Toen ik in 2007 Isabelle van Keulen als artistiek directeur van het festival opvolgde, voelde ik vooral het gewicht op mijn schouders: het was een succesvol festival, en dat moest ik nu gaan waarmaken. Het is best zwaar, het organiseren van een negendaags festival naast het musiceren. Aan de andere kant geeft het een snoepwinkelgevoel: ik kan m’n muzikale vrienden of mensen die ik bewonder uitnodigen in Delft. Dan ontstaan er nieuwe contacten en vriendschappen. Zo bewonderde ik als meisje de Italiaanse pianist Enrico Pace. Door hem naar Delft te halen, is er een muzikale vriendschap ontstaan en spelen we nu samen concerten.”
4. Het allerliefst sta ik als solist op het podium.
„Het zijn twee heel verschillende dingen: in een kamermuziekensemble spelen of als solist bij een orkest op het podium staan. Ik doe het allebei. Het is wel eens zwaar om te switchen, maar de afwisseling is fijn. Het mooiste is als je als solist en orkest speelt alsof je kamermuziek maakt. Maar dat gebeurt niet zo vaak. Je hebt meestal maar anderhalve repetitie en dan moet het al gebeuren. Het maakt een ongelooflijk verschil of het een goede of minder goede dirigent is. Sowieso is het bij het spelen met een orkest in een grote zaal moeilijk om zo te communiceren dat je de laatste stoel meekrijgt. Ik speel vaak met een kamerorkest zonder dirigent, zoals het Amsterdam Sinfonietta. Dat is misschien het allerleukste wat er is: toch met een grote groep van zo’n dertig man, maar zonder dirigent. Dat geeft een stuk vrijheid en spontaniteit.”
5. In de pers noemt men mij de meest getalenteerde violiste van Nederland. Daar word ik zenuwachtig van.
„Nee. Het is leuk als ze dat zeggen, maar het maakt me niet zenuwachtig. Het is ook relatief. Talent hebben is leuk, maar wat telt, is hoe je het ontwikkelt. Je probeert, met vallen en opstaan, het beste van jezelf te ontwikkelen. Als ze zouden zeggen: Ze speelt altijd zuiver, dan weet ik: het is niet waar, dat kan ik niet waarmaken. Het is mijn taak mijn talent te ontplooien. Stilstaan kan in dit vak niet. Ook fysiek ben je minstens vier uur per dag bezig om je vingers op orde te houden. Heel ambachtelijk. Of ik wel eens overweeg uit dit leven van presteren en jagen te stappen? Ik zou liegen als ik nee zei. Het is de vraag of ik dit volhoud als ik eraan toe zou zijn om kinderen te krijgen. Dan moet ik er misschien een poosje tussenuit. Maar dat is nu nog niet aan de orde.”
6. Nu ik 32 ben, heb ik de twijfels die me altijd parten speelden, overwonnen.
„Ik ben vaak eerlijk geweest in interviews, ook over mijn twijfels. Daardoor heb ik het stempel gekregen van de twijfelende violiste. Ik heb gemerkt dat andere musici er ook last van hebben, maar er niet over praten. Het hoort een beetje bij mijn karakter om me altijd af te vragen of ik het goed gedaan heb en of ik op de goede weg zit. Zolang het maar niet destructief is, is het niet erg. Ik leer ermee omgaan. Ik vergeef mezelf bijvoorbeeld meer als ik weet dat ik er alles aan gedaan heb en dat het muzikaal klopte. Het streven moet niet zijn dat je zo perfect mogelijk speelt, maar dat je muzikaal zo goed mogelijk je verhaal vertelt. Als dat lukt, geeft het niet dat je wat nootjes mist.”
7. De tijd dat ik in de schaduw van top-violiste Janine Jansen stond is voorbij.
„Ik ben daar niet zo mee bezig. Vroeger werd me dat steeds onder de neus gewreven: zij doet dit, zij doet dat. Daar had ik last van. Niet van wat ze deed. Zij kon dingen die ik niet kon, en misschien nog wel. Ze heeft een veel grotere carrière dan ik. Ze is ook een waanzinnig talent. Vroeger zagen we elkaar regelmatig. Tegenwoordig is er niet of nauwelijks contact. We zijn allebei volwassen geworden. Ik trek m’n eigen plan. Natuurlijk, toen ze een paar jaar geleden Sibelius deed met Mariss Jansons, dacht ik: oh, dat is wel heel leuk! Verder zitten we in twee totaal verschillende werelden.”
8. Ik heb een missie om iedereen met klassieke muziek in aanraking te brengen.
„Klopt. Het is niet mijn bedoeling om Jan de slager bij zijn haren naar een concert te slepen. Maar je wilt dat mensen die muziek kennen. De jeugd krijgt klassieke muziek toch minder automatisch mee dan vroeger. Neem Mozarts strijkkwintetten. Het is toch onwaarschijnlijk jammer dat er mensen zijn in onze geciviliseerde westerse wereld die deze stukken nooit gaan horen?”
9. Ik speel niets liever dan Beethoven.
„Die muziek is absoluut het ultieme, boven menselijke schoonheid verheven. Beethoven is gewoon de meest perfecte componist. Neem zijn vioolconcert: ultieme zachtheid, zoiets moois. Het enige wat je moet doen is de lijnen heel mooi doortrekken. Met persoonlijke inbreng, maar tegelijk met voldoende afstand. Beethoven is niet waanzinnig lastig te spelen. Maar juist daarom zo moeilijk. Heel puur. Elke noot moet op de juiste plek komen.”
10. Als ik niet musiceer, ben ik aan het...
„Ik heb eigenlijk geen hobby’s. Normaal gesproken speel ik iedere dag. Soms, na een groot concert, neem ik één of twee dagen vrij. Vakanties plan ik in, maar dat zijn vaak werkvakanties. Toevallig ben ik vorig jaar sinds jaren drie weken op vakantie geweest, zonder viool. Heerlijk. Toen ik terugkwam, had ik binnen een week een concert. Dan is je eelt weg; heel pijnlijk. Mijn vriend, de Duitse bariton André Morsch, woont momenteel in Stuttgart. We hebben zowel daar als hier in Amsterdam een huis. In Stuttgart heb ik geen sociaal leven. Dus als ik daar ben, heb ik eindelijk tijd om dingen te doen die normale mensen ook doen: wandelen, sporten, picknicken, koken. En daarna weer studeren.”
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Volgende aflevering 1 september.
Levensloop Liza Ferschtman
Liza Ferschtman wordt in 1979 in Hilversum geboren. Haar ouders, de cellist Dmitri Ferschtman en pianiste Mila Baslawskaja, emigreren in 1978 vanuit Moskou naar Nederland.
Liza krijgt vanaf haar 5e vioolles. Aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag studeert ze bij Qui van Woerdekom en vervolgens in Amsterdam bij Herman Krebbers. Ze sluit haar studie af aan het Curtis Institute of Music in Philadelphia (VS) en de Guildhall School of Music and Drama in Londen. In 2006 krijgt ze de prestigieuze Nederlandse Muziekprijs, de belangrijkste staatsprijs voor jonge musici.
Sinds 2007 is Liza artistiek directeur van het jaarlijkse Delft Chamber Music Festival. In 2004 verschijnt haar eerste cd, die in blad Luister een 10 krijgt. Er volgt een aantal opnamen, met onder andere werken van Bach en Beethoven. Januari dit jaar maakt ze een cd met haar vader met werken van Kodály, Ravel en Schulhoff.
Liza treedt in binnen- en buitenland op met vermaarde orkesten en werkt samen met dirigenten als Jaap van Zweden en Frans Brüggen. Ze bespeelt een Stradivarius uit 1702.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 2012
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 2012
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's