Angst kenmerkte ook CGK in oorlogstijd
Drs. Capellen onderzoekt houding tegenover nationaalsocialisme
NUNSPEET – Bij de idee dat de Christelijke Gereformeerde Kerk in de oorlogsjaren krachtig heeft geprotesteerd tegen de bezettende macht zijn, aldus drs. Winand Capellen, „op zn minst vraagtekens te zetten.
Welke houding heeft de Christelijke Gereformeerde Kerk (enkelvoud; pas in 1947 kreeg het kerkverband zijn huidige naam, Christelijke Gereformeerde Kerken: CGK) tussen 1931 en 1945 ingenomen tegenover het nationaalsocialisme? Die vraag is tot nu toe nauwelijks echt onderzocht, ontdekte Capellen, sinds enkele weken kandidaat binnen de CGK. „Auteurs als drs. T. W. van Bennekom, dr. G. van Roon, ds. J. H. Velema en prof. W. van ’t Spijker hebben er wel wat aandacht aan besteed, maar toch heel summier. Er bleek sprake van een leemte.”
Capellen besloot er zijn eindscriptie voor de Theologische Universiteit Apeldoorn aan te wijden. De antwoorden zijn hem niet in elk opzicht meegevallen, bekent hij in zijn woning in Nunspeet. „En de verleiding is dan natuurlijk groot om daar waardeoordelen aan te verbinden: „Dat had ik heel anders gedaan.” Maar ik realiseer me dat ik met de bril van nu naar die tijd kijk.”
Voor zijn scriptie bestudeerde hij alle nummers van het CGK-orgaan De Wekker tussen 1931 (het jaar waarin de NSB werd opgericht) en 1945 en van het jongelingenblad Luctor et Emergo, las hij preekuitgaven en brochures, acta van generale synoden, alsook de correspondentie van deputaten hoge overheid met onder andere het Convent der Kerken, later Interkerkelijk Overleg.
Met welke verwachting begon u aan uw onderzoek?
„Het beeld dat ik van de CGK in oorlogstijd had, was eigenlijk best positief. Het kerkverband was lid geweest én –anders dan de Gereformeerde Gemeenten– gebleven van het Convent der Kerken. Dus dat zat wel goed, dacht ik: het convent had meerdere keren geprotesteerd tegen maatregelen van de Duitsers.
En inderdaad, al heel vroeg bleek er in christelijke gereformeerde kring aandacht voor het nationaalsocialisme. In 1932 schrijft ds. H. Janssen in Luctor et Emergo vier artikelen over Adolf Hitler, waarbij hij ook ingaat op het nationaalsocialisme.”
Zijn auteurs tussen 1931 en 1933 nog „voorzichtig afwijzend”, erkennen zij hier en daar zelfs de „goede punten”; vanaf 1933 wordt de toon „veel scherper”, constateert Capellen. „Een mooi citaat vond ik bij ds. W. Kremer: „Als een christen nationaalsocialist is, dan is hij óf geen christen, óf een christen die dwaalt.” Het werd het motto van zijn scriptie.
In 1934 benoemt de generale synode van Zwolle een commissie die het nationaalsocialisme aan een principieel onderzoek moet onderwerpen. Wel wat laat, vindt ds. Janssen: de commissie zal pas in 1937 rapporteren, en dan zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer alweer achter de rug. Maar toch, in dat jaar verklaart de synode de beginselen van de NSB onverenigbaar met het lidmaatschap van de kerk.
In de jaren veertig ontstaat er een „totaal andere situatie”, zegt Capellen. Een van zijn conclusies in dit verband luidt dat er „op z’n minst vraagtekens te zetten” zijn „bij de idee dat de CGK krachtig heeft geprotesteerd tegen de bezettende macht. Wel heeft het kerkgenootschap geparticipeerd in het Convent der Kerken, maar uit de notulen van het deputaatschap correspondentie met de hoge overheid kunnen we opmaken dat voorzichtigheid de eis lijkt te zijn geweest.”
„De houding lijkt er één van angst en voorzichtigheid te zijn”, schrijft u op zeker moment.
„In 1940 wil het convent, op initiatief van de Nederlandse Hervormde Kerk, een protest laten horen tegen de maatregelen die de bezetter neemt tegen de Joden en de plicht om de zogeheten ariërverklaring te ondertekenen. Ds. Janssen, die namens de CGK in het convent zit, is het daar niet mee eens, laat hij zijn mededeputaten weten. Zijn argument: „De maatregelen tegen de Joden worden hierdoor toch niet weggenomen, maar wel loopt men kans de moeilijkheden te vergrooten.” En: de gereformeerde predikant H. H. Kuyper is het met hem eens, zegt hij. Besloten wordt dat ds. Janssen tegen het voorstel stemt. Uiteindelijk gaat het telegram wel de deur uit, ook namens de CGK dus, maar deputaten laten dat niet in de gemeenten bekendmaken.”
Zo zijn er veel meer voorbeelden te geven, aldus Capellen. „Noch de generale synode van 1941, noch die van 1944 heeft zich expliciet uitgesproken tegen de bezetter of de Jodenvervolging. De algemene houding was er een van onderwerping aan het gezag, berusten in Gods oordelen over Nederland. Althans, dat beeld rijst uit de artikelen en preken van leidinggevende predikanten uit die periode – ds. G. Wisse, ds. H. Visser Mzn., ds. L. H. van der Meiden, ds. J. J. van der Schuit, ds. J. W. Geels.”
Overigens, beklemtoont hij, hoeft deze nadruk op het bukken onder de slaande hand van God niets met sympathie voor het nazisme te maken te hebben gehad. Een heel belangrijke rol speelde de theologische visie op de overheid en Gods voorzienigheid. „Het wil ook niet zeggen dat er in de CGK helemaal geen sprake was van verzet tegen de bezetter. In mijn scriptie noem ik onder anderen ds. J. Kampman uit Opperdoes, ds. K. G. van Smeden, ds. H. W. Eerland. Maar, helaas, zij hebben vrijwel niets op papier nagelaten.”
--------------------------------------------------------------------------------------
Ds. G. Wisse: Onder de oordelen buigen
Evenals in andere kerkverbanden klonk ook in de Christelijke Gereformeerde Kerk in oorlogstijd vanaf menig kansel de oproep tot gehoorzaamheid aan de bezettende macht, blijkt uit Capellens scriptie, getiteld ”Onderwijzingen des hemels”. Zo ook op die van Middelburg, waar ds. G. Wisse stond.
Wie leert inzien dat het de Heere is die de Duitsers gestuurd heeft, zal niet tegen hen in opstand komen, aldus de bekende predikant, maar zal onder de oordelen buigen en het aan Hem overlaten wanneer Hij het tijdstip rijp acht om Nederland te verlossen. „Dan leggen wij onze zaken, ook van land en volk en van heel de wereld in Gods hand. Zulk een volk heeft geen behoefte aan sabotagemiddelen, aan revolutionaire bewegingen, aan zelfgekozen, geforceerde wegen; de Heere heeft het bestuur in handen en Die moet hun zaak, gelijk die een zaak van God is, behartigen en tot een godverheerlijkend einde brengen.”
De houding die de profeet Jeremia aannam tegenover Israël (oproepen tot bekering) en tegenover Babel (gehoorzaamheid betrachten) is ds. Wisse ten voorbeeld, schrijft Capellen. „Toch heeft Wisse, volgens eigen zeggen, veel kunnen betekenen voor hen die werden opgeroepen voor de verplichte arbeidsdienst door bij de Duitsers voor hun vrijstelling te pleiten. Opvallend is dat hij wel het verwijt heeft gekregen te heulen met de vijand. Hoewel hier geen bewijzen voor zijn –hij steunde de Joden, zo schrijft hij zelf, met geld en levensmiddelen– kan de predikant uit Middelburg een voor hem bekende NSB’er typeren als iemand die geen sadist of Jodenvervolger maar een „doodgewone” NSB’er is.”
Uw scriptie ligt er. Er zit een dissertatie in.
„Dat hebben al meer mensen tegen me gezegd, ja. Ik zie het nog niet zo snel gebeuren. Voorlopig richt ik mij op het predikantschap – waartoe ik mij allereerst geroepen weet.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 februari 2012
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 februari 2012
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's