Uitzien naar de heerlijkheid
Emeritus predikant ds. J. van Wier uit Kampen 65 jaar in het ambt
KAMPEN - "Na de dood is het leven mij bereid en neemt Christus mij op in Zijn heerlijkheid." Ds. J. van Wier (90): "Ik zie er niet tegen op om te sterven."
Ds. Van Wier uit Kampen, die op 5 januari 65 jaar predikant was, geniet een goede gezondheid. Hij herstelde vier jaar geleden van darmkanker. De dag voor het interview reed hij zelf met de auto naar Putten. Wel wordt het geheugen minder.
Preken doet ds. Van Wier niet meer. Daarmee stopte hij toen hij 75 jaar werd. Hij leest veel en is nu bezig met een boek over het leven van de bekende ds. J. T. Doornenbal, die hij 65 jaar geleden in Kesteren opvolgde.
Jan van Wier werd op 8 mei 1921 in Amstelveen geboren, waar hij ook zijn vrouw leerde kennen. Hij studeerde theologie in Utrecht en werd in 1947 hervormd predikant te Kesteren. Daarna stond hij te Putten (1950), Nieuwerkerk aan den IJssel (1966), Kampen (1971) en Rijssen (1980).
Ds. Van Wier ging in 1987 met emeritaat. Hij was bijna dertig jaar bestuurslid van de Nederlandse Hervormde Mannenbond, waarvan vele jaren als tweede voorzitter.
Als kleuter wilde Jan van Wier al predikant worden. "Ik heb geen krachtdadige bekering gekend maar leerde de Heere vanaf mijn jeugd geleidelijk meer kennen. Mijn keus voor het predikantschap is nooit veranderd en ik heb er ook nooit spijt van gehad. Het was voor mij een grote vreugde om het Evangelie te mogen verkondigen."
Zijn leven verliep vrij stabiel, zonder grote bergen en dalen, met uitzondering van de oorlogstijd. Student Van Wier weigerde, evenals de meeste andere studenten, in 1943 een loyaliteitsverklaring te tekenen. De verklaring hield in dat men beloofde zich te onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk gerichte handeling.
Van Wier werd weggevoerd naar Berlijn, een stad die veel te lijden had van de geallieerde bombardementen. Toen het luchtalarm weer eens afging, wilde hij een schuilkelder binnengaan, maar werd geweerd omdat hij een buitenlander was. Van Wier dook een portiek in en wachtte af. Er viel een bom op de schuilkelder. "Het was een wonder dat ík bleef leven."
Daarna kwam Van Wier in Polen terecht, waar hij in een fabriek moest werken. Soms moest de tengere student zwaar werk doen. Amsterdamse arbeiders zeiden dan tegen hem: "Jan, houd jij maar vast, dan zullen wij wel tillen."
Op een keer zei een meerdere tegen hem: "Vrome Hollander, bid je dat je vrijkomt? Zo lang ik hier de baas ben, gebeurt dat niet." Ds. Van Wier: "Diezelfde man liet me twee maanden later gaan, in opdracht van Rauter, de hoogste Duitse politiechef in Nederland."
Haat tegen de Duitsers heeft hij niet, ook niet gehad. "Zij hebben ook veel geleden. Velen van hen moesten tegen hun wil in het leger en veel Duitse moeders treurden over het verlies van hun kinderen."
In 1950 nam hij een beroep aan naar de gemeente van Putten. Bij de beslissing speelden zijn oorlogservaringen mee. In de oorlog was een groot gedeelte van de mannelijke bevolking van Putten weggevoerd en niet meer teruggekomen.
Ds. Van Wier en zijn collega's, onder wie ds. L. Kievit, bezochten de Puttense weduwen en probeerden troost te brengen. Ds. Van Wier karakteriseert die weduwen als verslagen en trouw. "Ik hielp hen door te luisteren, maar ik ben zelf ook geestelijk gegroeid door het geloof van de Puttenaren. Bij mijn afscheid van Putten zei een oorlogsweduwe: "Vervloekt die er kwaad van denkt. U bent vele vrouwen tot een man en vele kinderen tot een vader geweest.""
Ds. Van Wier stond, met anderen, aan de wieg van de reizen van Puttenaren vanaf 1950 naar Ladelund, het Duitse concentratiekamp waar veel Puttenaren zijn omgekomen. "Het viel me op dat de bevolking van Ladelund ons hartelijk ontving. Ik denk dat ze schuldbesef hadden. De vrouwen van Putten, die geen vreemde taal verstonden, vroegen zich af hoe ze met de Duitsers in contact zouden kunnen komen. Ik raadde hen aan gewoon dialect te praten. Het ging prima."
Ds. Van Wier, die ook in andere gemeenten met veel vreugde gestaan heeft, kan bijna niet geloven dat hij inmiddels 65 jaar predikant is. "Wat overblijft, is dankbaarheid dat ik dit werk heb mogen doen."
Hij ziet niet op tegen de dood: "Ik ben niet bang om te sterven, al bid ik wel elke dag of ik nog een poosje mag blijven. Mij is een plaats bereid in de hemel door het verzoenend sterven van Christus. God neemt mij op in Zijn heerlijkheid om Hem altijd groot te maken."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 16 januari 2012
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 16 januari 2012
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's