Ooit christelijk-gereformeerd
Op de kerknieuwspagina’s van zowel RD als ND had het vorige week een prominente plaats: de verschijning van het nieuwe Jaarboek van de Christelijke Gereformeerde Kerken. De koppen waren in beide kranten nagenoeg gelijk: CGK zien leden tal fors dalen. Begrijpelijk dat juist dat er uitgelicht wordt: ten opzichte van 2008 is dat cijfer een stuk hoger. De kerken verloren 289 leden. En dat ondanks een behoorlijk ‘geboorteoverschot’ ten opzichte van het aantal overledenen. Zo’n cijfer zet aan het denken. En een paar van die gedachten wil ik met u delen.
Natuurlijk, ik weet best: we moeten ons niet blindstaren op zo’n cijfer. Verschillende van deze mensen hebben aansluiting elders gezocht en zijn dus wel kerkelijk betrokken. Door verkering, huwelijk of verhuizing zijn ze geconfronteerd met de vraag bij welke gemeente ze zich aansluiten. En kennelijk is de keuze dan niet op de CGK gevallen. Dat is verdrietig genoeg, maar over hen hoeven we niet de grootste zorg te hebben.
Wie zijn er weg?
Maar er zijn ook anderen. Niet zo lang geleden verscheen er een boek: Ooit evangelisch waarin diverse teleurgestelde christenen vertelden over hun ervaringen binnen evangelische gemeenten. Ervaringen die hen ertoe gebracht hadden de evangelische beweging de rug toe te keren. Iemand zei vlak na het verschijnen tegen me: ‘Bedenk wel, er zou ook een boek Ooit christelijk- gereformeerd te schrijven zijn’. Ik vrees dat zij gelijk heeft. En ik vraag me af: welke verhalen zouden er schuilgaan achter deze cijfers? Weten we dat eigenlijk? En willen we het ook weten – óók als de dingen die we dan horen ons misschien pijnlijk raken?
Er is nog een getal waar ik bij stil wil staan: 677 doopleden sloten zich niet bij een andere kerk aan. Dat is een getal waar we met zijn allen wel buikpijn van mogen hebben. 677 voornamelijk jonge mensen die door hun ouders naar het doopvont gedragen zijn – en die zich uit laten schrijven uit de kerk. Wat een verdriet voor de ouders die weten: één van die 677 is ons kind. Maar wat een ramp ook voor onze kerken! We hebben deze 677 jongeren dus niet weten duidelijk te maken hoe goed het leven met God is. Hoe goed het is dat de Drie-enige zijn beloften aan ons leven verbindt en onze God wil zijn. Het is de Heilige Geest die mensen tot geloof brengt – maar hebben wij Hem werkelijk alle gereedschap ter beschikking gesteld dat we hebben?
Acties om niet-actieve doopleden voor een keuze te stellen zijn begrijpelijk en natuurlijk geenszins verkeerd. Het is van groot belang dat onze wegdwalende jongeren merken dat ze gemist worden. Dus hopelijk gaat onze motivatie dan wel wat dieper dan de overweging dat we voor de kerkelijke omslag toch ook voor hen aangeslagen worden. Of zijn die € 56,25 ons echt waard dat iemand een beroerde smaak overhoudt aan onze kerken?
We dienen te beseffen dat pastoraat en tucht binnen de gereformeerde theologie op het nauwst verweven zijn. En dat tucht pertinent niet iets creatiefs is, het brengt niet iets nieuws tevoorschijn. Het is zelfs niet eens een reactie op een actie van een ander. Nee – tucht mag niet anders zijn dan zichtbaar maken van wat diegene die onder de tucht gesteld wordt zèlf aan het doen is. Tucht houdt een spiegel voor. En degene die de spiegel in handen heeft, staat niet boven de ander, is niet blij met zijn taak. Maar hij maakt met grote bewogenheid aan de ander duidelijk dat hij of zij metterdaad bezig is zichzelf buiten het Koninkrijk van Christus te plaatsen. Dat kùn je iemand dus niet onbewogen laten zien. En deze spiegel kun je alleen voorhouden aan het eínde van een lang traject van zoeken, in gesprek gaan, contact leggen. Hun die wij de spiegel voorhouden, zien toch hopelijk op ons gezicht het verdriet, het zoeken, het lokken tot Christus en zijn dienst?
Besef goed: hier schrijft niet iemand die erboven staat, die het allemaal goed doet. Integendeel. De vragen die ik hier stel, stel ik mezelf. En dan ben ik er niet gemakkelijk mee klaar.
De preek
Op de dag dat ons nieuwe Jaarboek verscheen hield de IZB (de inwendige zendingsbond binnen de PKN) een studiedag over de preek. Het thema was: ‘Onder de preek gebeurt het?!’ Zowel in het ND als in het RD verscheen voorafgaande aan de conferentie een stuk van ds. W. Dekker waarin hij het thema toelichtte. Hij analyseert scherp: ‘Het diepste probleem is, dat zowel bij de predikers als bij de hoorders het besef verbleekt is, dat onder de prediking doden worden opgewekt. Wanneer de predikers dit niet meer beseffen, verdwijnen gloed en aandrang uit hun preken, het wordt vooral onderhoudend en gemoedelijk, bemoedigend en vertrouwd: het was wel weer mooi vanmorgen. Maar het was helemaal niet mooi, want er is niets gebeurd!’. En al nadenkende vroeg ik me af of de cijfers van ons nieuwe Jaarboek en de zaken van de studiedag ook met elkaar te maken hebben.
Wie de lezingen van de dag leest (en ik raad het u aan; op www.izb.nl kunt u ze vinden) proeft het besef van urgentie bij de sprekers. En het meeste van wat gezegd wordt kan zonder meer worden toegepast op de CGK. Ook van onze preken valt misschien wel te zeggen: ze waren ooit christelijk- gereformeerd. En wat was dat dan? Dat antwoord is niet moeilijk: schriftuurlijk, confessioneel en bevindelijk. Dat kan klinken als een set ouderwetse termen. Je kunt er zelfs een sjibbolet van maken. Nog erger: we zouden het met een misplaatste trots als onze ‘specialité de la Maison’ kunnen presenteren. Maar feit is dat deze preken gezegend werden. Onze kerken groeiden omdat hoorders beseften: in die preken wordt het Woord opengelegd op zo’n manier dat het niet een exegetische verhandeling is, maar dat het dwars door de eeuwen heen over ons gaat. Wij worden hier voor Gods aangezicht gesteld. Er werd niet krampachtig naar allerlei pakkende voorbeelden gezocht, maar de tijd werd volledig besteed aan het onderzoeken en uitdiepen van de tekst. En vanuit die tekst werd Christus verkondigd en werd de hoorder in de goede zin opgejaagd tot de prediker hem goed onder schot kreeg. We moeten in alle eerlijkheid de vraag onder ogen durven zien: als mensen zich vandaag afwenden, heeft dat dan ook ermee te maken dat er onder onze preken geen doden worden opgewekt? Dat de preek – linksom of rechtsom, het kan allebei!! – een voorspelbaar gebeuren is geworden waarvan iedereen van tevoren al weet wat er komen gaat? Is de preek werkelijk nog een Woord van de andere kant, of is het verworden tot een verdere toerusting en verdieping van ‘ons geloof’? Gaan we zondag aan zondag op opfriscursus? Of komen we in de werkplaats van de Geest waar Hij ons doet afsterven aan ons oude leven en doet opstaan in een nieuw leven? Naar de kerk gaan is ruig werk.
Nu moeten we het verleden niet verheerlijken (Prediker 7: 10). Bovendien: dat deze preken zo gezegend werden lag niet zozeer aan deze broeders. De Geest nam hun woorden in dienst. En de Geest is vandaag Dezelfde als toen. Maar is – ik zeg het eerbiedig en stel mezelf ook de vraag – het gereedschap dat we Hem vandaag de dag in handen geven van dezelfde kwaliteit?
Die vraag stel je gemakkelijk even: papier is geduldig en niemand spreekt me direct tegen. En eerlijk is eerlijk: hij wordt me wel eens tè gemakkelijk gesteld. Predikanten zijn vandaag de dag druk met allerlei zaken en moeten hun aandacht verdelen over enorm veel terreinen: in het pastoraat spelen vandaag de dag zaken die vroeger niet openbaar kwamen. Maar soms denk ik: zouden wij als predikanten onszelf van tijd tot tijd de vraag niet moeten stellen: ‘Martha, Martha …’?
De predikantenconferentie is dit jaar (25 en 26 mei) gewijd aan het thema: de preek. En hoewel ik het op het randje vind, doe ik het toch: ik maak er onbeschaamd reclame voor en roep bij deze mijn collega’s op er bij te zijn. En ik dring er bij u als lezers op aan uw predikant te vragen of hij gaat. Het thema is urgent genoeg – de cijfers voor het Jaarboek 2011 worden nu ‘gemaakt’… We hebben predikanten nodig die als geoefende boogschutters het hart van hun hoorders weten te vinden om hen bij de laatste, de grote vragen van het leven te brengen op zo’n manier dat ieder beseft: hier kan ik niet omheen – dat kunnen ze niet van zichzelf, dat is werk van de Geest. Maar het gezamenlijk erover nadenken, elkaar opscherpen is zonder twijfel één van de middelen die de Heilige Geest wil gebruiken. En niet te vergeten het gebed van de gemeente die toeleeft naar de zondag. Opdat het Woord zo opengaat dat het licht van Pasen schijnt over onze doodsheid en mensen worden opgewekt tot leven. Opdat het Woord niet zomaar één van de vele stemmen is die onze aandacht opeisen, maar een Woord van de overkant, vanuit de hemel, dat ons dingen zegt die wij zelf nóóit bedacht zouden hebben. Die ons – ook al hebben we het eerder gehoord – steeds weer uit onze baan brengen, ondersteboven zetten en verwonderd en verblijd doen staan. Daar zal iets van uitgaan. Daar zullen mensen op afkomen. Daar mag Gods zegen verwacht worden.
C.C. den Hertog
Ds. C.C. den Hertog is predikant te Surhuisterveen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 2010
De Wekker | 20 Pagina's