Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zo nu en dan een fugaatje

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zo nu en dan een fugaatje

Sander van Marion, Jan Mulder en Frans van Tilburg over improviseren als een door de nood gedreven kunst

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heel veel organisten in ons land hebben iets met improviseren. Veel meer dan bij voorbeeld hun Amerikaanse collega's. Volgens Sander van Marion heeft improviseren met talent te maken. Bij Frans van Tilburg is het ontstaan als „door de nood gedreven". Voor Jan Mulder, neef van de bekende Klaas Jan, de jongste van het gezelschap, is improviseren spannend en boeiend. „Het is iets van jezelf en het heeft iets uitdagends", zegt hij. Een gesprek met het trio over improvisatie.

Van de oudste twee organisten zijn al heel wat improvisaties op zwarte en zilveren schijven verschenen. Frans van Tilburg is organist van de gereformeerde kerk te Sliedrecht, Sander van Marion van de gereformeerde kerk te Scheveningen. Jan Mulder bespeelt een recent door Sicco Steendam gebouwd orgel in de gereformeerde kerk (vrijgem.) te Rotterdam-Alexander. Ook van hem verscheen onlangs een cd met improvisaties, die vervolgens ook nog eens in tastbaar notenbeeld werden vastgelegd.

„Improviseren 'is niet alleen maar te leren", zegt Sander van Marion. „En zeker niet uit een boek. Je moet erdoor bevlogen worden".

Plus-plus-plus
Frans van Tilburg heeft het van jongs af aan altijd „geprobeerd", zoals hij enigszins bescheiden opmerkt „Het was dopr de nood gedreven", voegt hij er aan toe. „De voorspelen bij de collectezang moeten soms plus-plus-pluslang zijn. Ik was elf jaar tgen ik kerkdiensten ging spelen. Ja, en dan blijkt bij een collectezang dat je met Worp niet uitkomt Je moet dan wat anders en gaat zelf aan de slag. Ik durf dat nu geen improviseren te noenien, want die pretentie had ik toen helemaal niet Later gaat dat zich ontwikkelen. Zeker toen ik les ging nemen bij Jan Bonetes. Van hem heb ik ontzettend veel opgestoken". Volgens Jan Mulder is improviseren typisch iets voor organisten, „je komt dat bij pianisten niet tegen, behalve in het genre van de jazz-muziek. Vraag je aan een conservatoriumstudent die piano studeert om "Vader Jacob" te begeleiden, dan komt hij er niet uit Zelf heb ik altijd geëxperimenteerd". Hij noemt het opmerkelijk dat er zo veel amateurorganisten zijn die nauwelijks literatuur spelen en toch voortreffelijk kunnen improviseren. „Waarschijnlijk kunnen zij niet de discipline opbrengen om te studeren", zegt hij.

Land en cultuur
„Het is opvallend dat wat wij hier improviseren noemen, zo cultuur- of landgebonden is", aldus Sander van Marion. „Ik vraag me wel eens af of ik me ook m^t improviseren zou hebben beziggehouden als ik in Amerika geboren vras". Van Marion komt vaak in Engeland of in Amerika en Canada. „Het is ronduit verbazingwekkend dat collega's die als organist wereldvermaard zijn, geen noot improviseren", zegt hij. Als voorspel bij een lied spelen ze simpelweg de eerste regel. Dat gaat van tikke-takke- tikke-tik, en... zingen. Netjes Vierstemmig uit de bundel en zes coupletten lang". Ongetwijfeld zal zo iemand de theorie hebben geleerd, menen de gesprekspartners, maar de praktijk is niet verder ontwikkeld. Van Marion: „Ik heb hen gevraagd waarom ze niet iniproviseren. „Niemand doet het hier", zeggen ze dan. Onzin natuuriijk. Want als ik daar een concert besluit met improvisatie over een lied, dan is iedereen enthousiast Dat wij wel improviseren omdat we van die mooie psalmmelodieën hebben, is natuuriijk niet de oorzaak. Want waarom geeft die collega in New York dan geen improvisatie weg over het lied "De kerk van alle tijden", dat ze daar ook kennen?"

Imitatie
De manier waarop het drietal improviseert, is bij ieder van de drie anders. Op de vraag hoe dat zo komt heeft Jan Mulder een heel simpel antwoord. „Zoals je speelt, zo ben je ook", zegt hij. „Het is jouw verhaal, behalve wanneer je imiteert want dan vertel je het verhaal van een ander". Volgens Frans van Tilburg imiteren alle organisten wel een beetje. „Eigenlijk zijn we allemaal begonnen met imiteren", zegt Sander van Marion. „Wie imiteerde bijvoorbeeld niet Feike Asma? De een heeft het daarbij gelaten, terwijl de ander dat nu verafechuwt". Hoe omschrijft het drietal hun eigen improvisatiestijl? „Dat is heel moeilijk onder woorden te brengen", zegt Jan Mulder. ,Alles wat je meemaakt, je ervaringen met muziek, met koren, met samenzang en de ervaringen die je opdoet als dirigent dat alles bij elkaar maakt een bepaalde stijl. En die is moeilijk te omschrijven". Toch waagt hij een poging. „Voor mij is het een combinatie van romantiek, klassiek en barok. In die volgorde. Zo nu en dan eens een fugaatje of wat Mendelssohnachtige dingen of thema's á la Mozart".

Ingebakken
Frans van Tilburg sluit zich daarbij aan. Alleen houdt hij het korter. Hij noemt de stijl waarin hij improviseert romantiek en klassiek. Niet dat barok hem niet zou liggen, maar hij vindt die stijl heel erg moeilijk. Zowel Van Tilburg als Van Marion lijkt met zijn improvisatiestijl nog altijd heel dicht bij die van Feike Asma te zitten. De eerste stemt daar hartgrondig mee in. „Die krijg ik er bij mij nooit meer uitgebrand", zegt Van Tilburg. Hij zou dat ook niet meer willen, maakt hij heel beslist duidelijk. „Dat zit er zo ingebakken, dat ik daar nooit meer los van kom". Jan Mulder noemt dat allerminst een schande. „Ik heb ook heel veel Asma en Jan Zwart gespeeld en doe dat nog", zegt hij. „Maar ik ben daar niet zo fanatiek in als anderen. En improviseren doe ik absoluut niet in die stijl".

Vrolijke kant
Dat Sander van Marion tegen de Asma-stijl aanleunt ontkent hij in alle toonaarden. „Improviseren probeer ik altijd van de vrolijke kant te zien. Inhoudelijk beweeg ik mij in een stijl die een mengelmoes is van romantiek, barok en klassiek. Je zou het rococo kunnen noemen, maar in ieder geval ver bij de stijl van Asma vandaan. De mijne is wat je noemt een legièro-stijl; heel lichtvoetig. Maar ik vind het al heel wat als mensen kunnen zeggen: „Hé, dat is Van Tilburg en dat is Van Marion en dat is Mulder en dat is de andere Mulder". Want bij hoeveel organisten vraag je je soms af wie dat zou zijn?" Van Marion geeft een heel klein beetje toe dat hij het spannend vindt om bijvoorbeeld in een moderne stijl te improviseren. Van Tilburg bekent eeriijk dat hem dat totaal niet ligt „Toch vind ik het bijzonder interessant wanneer ik het anderen hoor doen. Maar het moet wel in een stijl blijven die te volgen is". Ook uit de mond van Jan Mulder klinkt het heel beslist „Ik zou me er absoluut niet aan overgeven. Ik heb er gewoon geen zin in om alle gewone dingen te ontwijken, zoals dat schijnbaar bij modem improviseren moet".

Ontwikkeling
Volgens Mulder zit er ook niemand op moderne improvisaties te wachten. Betekent dat dat hij zijn stijl aanpast aan de smaak van het publiek? „In zekere zin wel", geeft hij toe. „Op een concert in Veenendaal of voor een Gereformeerde- Gemeentepubliek speel je een ander programma en improviseer je anders dan in de Laurenskerk in Rotterdam. Ik hou dus rekening met de mensen voor wie ik speel". Van Marion protesteert tegen, wat we noemden, „de smaak van het publiek". „Het heeft niet zo zeer met smaak te maken. De smaak van een bepaald soort publiek heeft zich niet ontwikkeld. Zij zijn dus in ontwikkeling achtergebleven. Ze komen nooit verder dan déze kerk en dit koor. In het meest ongunstige geval is men nooit verder gekomen dan psalmen en/of gezangen". Van Tilburg is het daarmee eens. Toch belet dat Sander van Marion niet om ook eens zijn nek uit te steken. „Want op een plaats waar men alleen maar psalmen wilde horen, speelde Ik ook Bach en Buxtehude. En eigenlijk vond men na afloop dat het mooiste van het hele concert Zo zie je maar. We moeten ons best blijven doen dat publiek een beetje op te krikken". Volgens Mulder is het geen kunst om je helemaal te richten naar vrat het publiek wil. „Ik weet precies hoe ik een cd zou kunnen maken die perfect verkoopt Neem vooral simpele melodietjes. Speel het koraal, een tussenspelletje, het koraal uitkomend, toccataatje en nog eens het koraal. Succes verzekerd. Ik gebruik liever klassieke vormen, maar die zijn minder commercieel".

Moeten jullie dan niet eens wat gaan doen aan dat achtergebleven publiek?
Mulder: „Je moet eerst zorgen dat je publiek hebt De mensen moeten er wel zitten. Je moet ze voor je winnen en hun vertrouwen geven. Pas dan kun je wat meer gaan doen".
Van Tilburg: „Je moet beginnen met melk en zachte spijs". Voor Mulder betekent dat niet dat je het vooral simpel moet houden. „Met mijn improvisatie- cd heb ik vooral geprobeerd om iets begrijpelijks t§ maken, dat ook voor beroepsmensen interessant is. Kenners moeten kunnen zeggen dat het goed in elkaar zit en muzikale leken moeten het ook mooi vinden. Dat is het moeilijkste wat er is. Daarom heb ik tien jaar gewacht met het maken van een cd. Een kassucces op de markt brengen is geen kunst Daar maken anderen graag gebruik van en menigeen doet het weer na. Maar ik heb daar geen behoefte aan".

Inspiratie
Over de vraag waar je bij het improviseren inspiratie opdoet is Frans van Tilburg heel kort „Dat kan een goede preek zijn". Voor Jan Mulder is inspiratie ook afhankelijk van hoe je gesteld bent de ruimte waarin je speelt en niet te vergeten het instrument Frans van Tilburg noemt ook de ervaring die meespeelt Maar het orgel en de ruimte waarin het staat zijn voor alle drie erg belangrijk.
Van Tilburg. „Desondanks is het soms een vraag. De ene keer gaat het gewoon lekker en een andere keer loopt het voor geen meter". Ervaring betekent echter voor geen van drieën een soort automatische piloot Van Marion: ,5oms moet je bij een vreselijk orgel zoeken naar slechts enkele dingen die bruikbaar zijn". Voor hem is inspiratie die gevoelige snaar in je. „Je kunt het ook liefde voor het orgel noemen".
Mulder: „Maar dat kun je niet beïnvloeden. Ik componeer veel. Soms gaat dat vanzelf Het is er allemaal. En daii heb je uren of dagen dat je absoluut niet weet welke kant het op moet".

Mendelssohn
Waar komt bij het improviseren het muzikale materiaal vandaan?
Voor Van Marion is vaak het lied het thema. „Dé vormen waarin je de melodie verwerkt haal je uit de literatuur", zegt Van Tilburg. Muiden „Kijk je naar Mendelssohn, dan zie je dat hij heel goed naar Bach geluisterd heeft maar hij heeft niets van hem gestolen. Zo gaat het bij improviseren ook". Van Marion en Van Tilburg luisteren graag naar anderen. Mulder doet dat bewust niet Hij luistert niet naar de radio en heeft geen cd's van collega's in huis. Hij wil niet door anderen beïnvloed worden. Mulder luistert liever naar originele composities dan naar aftreksels ervan, zoals hij dat noemt „Hij beperkt zich tot de klare bronnen van de muziek", vertaalt Sander van Marion.

Wordt bij het improviseren vaak gebruik gemaakt van een creatief concept?
Van Marion maakt soms een schets waarin hij een aantal bouwstenen stopt „De uitwerking ervan is iedere keer weer anders", zegt hij. Van Tilburg: „Ik weet altijd wat ik wil gaan doen, maar soms kom ik totaail ergens anders uit". Voor Mulder is er ook een heel praktisch punt „Je moet gewoon wéten wat je gaat doen. Ik maak vooraf altijd afepraken met mijn registranten. Uiteraard is dat op hoofdlijnen, terwijl de details door een combinatie van inspiratie en creativiteit worden ingevuld".

In gesprek
Van Marion voelt zich bij het improviseren altijd in gesprek met het orgel. Mulder beaamt dat maar voegt daaraan toe dat je ook zelf weer het antwoord geeft „Het is altijd weer spannend om op onverwachte dingen te reageren".

Iemand heeft ooit eens gezegd dat een improvisator zijn inspiratiebronnen buiten het gebied van de pure orgelmuziek moet zoeken. Is dat zo?
Van Tilburg is van mening dat dat het geval kan zijn. Maar hij keert zich tegen iets wat moet Mulder wil niet graag opnieuw het wiel uitvinden. „Er is zoveel in de literatuur meegegeven, dat je dat niet opzij kunt zetten. Tenzij je bewust kiest voor modern improviseren", zegt hij.

Trekken de heren de trucendoos wel eens open bij het improviseren?
Van Tilburg heeft niet zoiets als de 'klokken van Piet van Egmond'. Van Marion geeft toe een klein trucendoosje te hebben. „Je hebt altijd dingen waarop je kunt terugvallen", zegt hij. Voor de anderen mag dat niet de naam hebben van een trucendoos. Mulder noemt zoiets „een kwestie van ambacht De een heeft een kast met drie lades en een ander heeft er wel duizend. Heeriijk toch wanneer je uit verschillende dingen kunt kiezen en over veel technieken beschikt", zegt hij". Van automatisme of aangeleerde kunstjes wil geen van drieën iets weten. Ze zeggen zich daaraan niet schuldig te maken. Het klinkt een beetje bestraffend uit de mond van Van Marion: „We hebben het alleen maar over aangeleerde kunst En met collega Van Tilburg kun je daar dan nog aan toevoegen: door de nood gedreven".

Componeren
Improviseert Frans van Tilburg nu anders dan vroeger?
„Wat de basis betreft", zegt hij, „is er niets veranderd. Je gaat er gemakkelijker mee om". Van Marion analyseert het van de vrolijke kant „Het is net als in het huwelijk. Ik zoen nog net zo, maar het is wat meer verdiept". Mulder zoekt nog elke dag naar andere dingen. „Eigenlijk ben ik nooit tevreden", zegt hij. Boeiend vindt hij de manier waarop Louis van Dijk improviseert „Met name de akkoorden die hij gebruikt. ,,Zo probeer ik ook mooie akkoorden onder een melodie te zetten. Dat is iets wat me boeit".

Is een improvisatie niets anders dan een nog niet genoteerde compositie en een compositie niet meer dan een opgeschreven improvisatie?
Volgens Jan Mulder moet je bij een compositie heel hard nadenken hoe je het moet doen. „Die tijd heb je niet bij een improvisatie. Improviseren is in feite snel componeren. Maar een compositie zit meestal veel beter in elkaar dan een improvisatie".

Je maakt een cd met improvisaties, schrijft die vervolgens uit en je hebt een paar bundels met composities.
Mulder voelt zich aangesproken. „De drie muziekbundels die van mijn improvisatie-cd verschenen, zijn niet als composities bedoeld. De bundels bevatten dan ook improvisaties. Het zijn genoteerde improvisaties, waarin nauwelijks wijzigingen zijn aangebracht". Van Tilburg heeft ooit ook zoiets gedaan, maar heeft daar driftig in gewijzigd. Van Marion doet dat ook. „Dingen die niet kloppen, moeten kloppend worden gemaakt. Zo simpel is dat".

Zorgen
Het drietal heeft ook zorgen. Volgens Jan Mulder loopt de belangstelling voor het orgel terug. „Het gaat niet de goede kant op", is zijn vaste overtuiging. Allen zijn het erover eens dat er veel te veel concerten worden gegeven. „En door de verkeerde mensen", zegt Sander van Marion. „Er is maar één redding: we moeten de handen ineenslaan. We moeten de zaak opkrikken en het oerwoud van concerten beter coördineren". Mulder is er echter van overtuigd dat het niet iedereen naar de zin gemaakt kan worden en dat de beunhazen niet tegen zijn te houden. „Die stoppen ontzettend veel geld in reclame en kopen daardoor het publiek. En dat heeft helemaal niets met de muzikale kwaliteit van die organisten te maken".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 november 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Zo nu en dan een fugaatje

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 november 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's