John Piper: Ik was een racist
MINNEAPOLIS - In zijn jeugdjaren in de staat South Carolina was het volkomen normaal dat blanken en zwarten naar verschillende zwembaden gingen of in afzonderlijke ruimten wachtten op de dokter, de tandarts of de bus. "Ik was een racist", bekent de Amerikaanse predikant John Piper in zijn jongste boek. En hij belijdt schuld.
John Piper (65), predikant van de Bethlehem Baptist Church in Minneapolis, schreef meer dan veertig boeken, maar geen daarvan is zo persoonlijk als "Bloodlines. Race, cross and the christian" (Crossway, 2011). Hij schrijft over zijn worsteling met discriminatie en rassenscheiding, thema's die een zwaar stempel drukten op de Amerikaanse geschiedenis, en over de ontdekking dat alleen het bloed van de gekruisigde Christus eenheid en verzoening brengt.
John Stephen Piper, geboren op 11 januari 1946 te Chattanooga (Tennessee), groeide het grootste deel van zijn kinderjaren op in Greenville, South Carolina. Het was de staat waar ooit de Amerikaanse Burgeroorlog begon en waar pas in 1998 het verbod op een huwelijk tussen een blanke en "een neger, een halfbloed of een persoon met een achtste of meer negerbloed" officieel uit de wetboeken werd geschrapt.
Daar, in South Carolina, lagen de wortels van zijn racisme. De rassenscheiding was overal zichtbaar: op scholen, in zwembaden, in restaurants en ook in de kerken. De gemeente waar Piper naartoe ging, stemde in 1962 tegen het toelaten van zwarten tot de kerkdienst. Dat was on-Bijbels, schrijft Piper nu. "Het was niet respectvol, het was niet eerlijk, het was niet liefdevol, en daarom was het niet christelijk."
Piper ging in die jaren uit van de superioriteit van het blanke ras. Zwarten kende hij niet of wilde hij niet kennen. Behalve dan Lucy, die ieder zaterdag zijn moeder kwam helpen het huis schoon te maken. Natuurlijk, ze waren aardig voor haar, hielden zelfs van haar, en deden "wat we ook voor onze honden zouden doen. Maar dat zegt weinig over eer en respect en gelijkheid voor God."
Tijdens zijn studie filosofie, literatuur en theologie aan Wheaton College en Fuller Seminary, eind jaren zestig, gingen zijn ogen open voor de zonde van racisme. Een student vroeg oud-zendeling Warren Webster wat je moet doen als je dochter op het zendingsveld verliefd wordt op een Pakistani en met hem wil trouwen. "Beter een christelijke Pakistani dan een goddeloze blanke Amerikaan", antwoordde Webster. Vanaf dat moment wist Piper dat hij nog veel huiswerk te doen had.
Piper is inmiddels zo'n dertig jaar predikant van Bethlehem Baptist Church in Minneapolis, een 109 jaar oude stadskerk, midden in een multiculturele wijk. Hij schreef zijn boek niet als een persoonlijke boetedoening - "want ik geloof dat het bloed van Christus voldoende is om al mijn zonde te bedekken." Wel wil Piper opbouwen wat hij ooit heeft afgebroken. "Het past ons dat we ronduit belijden dat wij, christenen, onze Bijbel vaak hebben gebruikt om onze zondige houding en gedragingen te rechtvaardigen."
Volgens de Amerikaanse predikant kan juist de reformatorische leer van de uitverkiezing en de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof de verschillen tussen rassen overbruggen. "Onze enige hoop is het Evangelie: het goede nieuws van de gekruisigde Christus, Die de toorn van God wegnam en vergeving van zonden en kracht voor levensheiliging schenkt."
Het Evangelie bevrijdt van schuld, trots, hopeloosheid en gevoelens van superioriteit én minderwaardigheid. Wederzijds begrip en verzoening tussen verschillende rassen zijn alleen mogelijk door het kruis van Jezus, aldus Piper. "Wie deel krijgt aan Christus, krijgt een nieuwe identiteit en maakt deel uit van Gods huisgezin."
Omdat God zondaren verkiest, is er geen plaats voor trots op het eigen ras. "Het redden van zondaren uit alle volken, talen en naties verheerlijkt de genade van God. Het bloed van Christus is sterker dan de verschillen tussen rassen."
Een christelijk huwelijk tussen mensen uit verschillende culturen weerspiegelt de raciale verzoening door het bloed van Christus, aldus de predikant. De Bijbel verbiedt alleen een huwelijk tussen een gelovige en een ongelovige, niet tussen mensen van verschillende rassen. Piper verwijst daarvoor naar Mozes, die met een "Cuschietische" trouwde: een zwarte vrouw uit het gebied ten zuiden van Egypte (Numeri 12). God is niet toornig op Mozes, maar juist op Mirjam en Aäron, die zo'n huwelijk afwezen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2011
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2011
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's